3.3.Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van feit 1, feit 2 primair en feit 3 primair
Ten aanzien van feit 1 is de rechtbank van oordeel dat de inhoud van de tapgesprekken in de nacht van 9 op 10 februari 2015 en het vervolgens aantreffen van de kentekenplaat met kenteken [nummer 1] bij de garage van [naam] , passen bij de onder primair ten laste gelegde verdenking dat de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] de auto met kenteken [nummer 1] die nacht heeft gestolen. In de tapgesprekken komen echter onvoldoende specifieke kenmerken van de auto waarover wordt gesproken naar voren, waardoor deze gesprekken niet met voldoende zekerheid gekoppeld kunnen worden aan de in de tenlastelegging genoemde auto.
Ten aanzien van feit 2 primair en feit 3 primair geldt dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte de auto’s heeft gestolen.
Met de officier en de raadsman acht de rechtbank het onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 primair ten laste gelegde niet bewezen, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 2, subsidiair en feit 3, subsidiair
Is verdachte de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1]
Verdachte heeft verklaard (p. 152) dat hij nooit een telefoon heeft gehad en dat hij van een heel ander netwerk gebruik maakt, een netwerk dat de politie niet kan opsporen.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier blijkt dat verdachte de gebruiker was van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
In het onderzoek 13Dwemer stelt de politie vast dat verdachte de gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] op grond van het volgende: de gebruiker wordt [naam 2] genoemd, de gebruiker heeft meerdere malen contact met [naam moeder] , de moeder van verdachte, [naam moeder] noemt de gebruiker ‘ [naam 2] ’ en ‘zoon’ en de tijdstippen van bellen komen overeen met de tijdstippen waarop bij observaties is gezien dat verdachte aan het bellen is.
Op 9 januari 2015 voert [naam] een telefonisch gesprek met het nummer [telefoonnummer 1] . In dat gesprek zegt de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] , geïdentificeerd als verdachte [verdachte] : “
dit is mijn nieuwe nummer, sla het op”. Na vergelijking van de stem van [verdachte] , de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] , met die van de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] concludeert de verbalisant dat de gebruiker van beide nummers dezelfde persoon is.
Voor zover de raadsman heeft betoogd dat de stemherkenning onbetrouwbaar is, verwerpt de rechtbank dit verweer. In dit geval is sprake van een vergelijking van de stemmen van de gebruikers van de telefoonnummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1] , waarbij de politie aangeeft dat de stemmen van deze gebruikers dezelfde persoon betreffen. De koppeling van de stemmen (dezelfde persoon) aan verdachte is niet gebeurd op basis van stemherkenning, maar op basis van de hierboven weergegeven bevindingen.
Verder overweegt de rechtbank dat het gebruik van meerdere telefoonnummers –met name in het criminele circuit– niet ongebruikelijk is. Het verweer dat het onwaarschijnlijk is dat verdachte het nummer [telefoonnummer 1] in gebruik heeft, omdat het nummer [telefoonnummer 2] ook na 9 januari 2015 nog gebruikt is, wordt daarom eveneens verworpen.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair
De rechtbank stelt vast dat op 20 januari 2015 aangifte is gedaan van diefstal van een witte Volkswagen Golf met Italiaans kenteken [nummer 2] in de periode van 19 januari 2015 te 17:00 uur en 20 januari 2015 te 7:20 uur. In de nacht van 19 op 20 januari 2015 en op 20 januari 2015 overdag hebben verdachte en [naam] meermalen telefonisch contact, waarbij zij spreken over een auto met Italiaans kenteken (tapgesprek 6599 om 3:11 uur) en een witte 5-deurs (tapgesprek 6644 om 12:54 uur). Deze telefoongesprekken vinden plaats gedurende de nacht waarin de diefstal van de auto heeft plaatsgevonden en net na die diefstal. Later die dag worden zowel de auto met Italiaans kenteken [nummer 2] als [naam] gezien op een terrein waar [naam] een garagebox heeft.
De diefstal vond plaats in de parkeergarage aan de [adres] , Amsterdam, en verdachte stond indertijd ingeschreven in diezelfde straat op het nummer [huisnummer] . Bij een controle op 2 februari 2015 wordt verdachte staande gehouden. Bij de fouillering van verdachte wordt een blanco sleutel (loper) aangetroffen. Bij nader onderzoek naar deze blanco sleutel is vastgesteld dat deze tot de Volkswagengroep behoort en kan worden geknipt en gesneden tot een bruikbare sleutel voor voertuigen van het merk Volkswagen.
De inhoud van de tapgesprekken spitst zich toe op een auto: in het gesprek op 20 januari 2015 van 03:11 uur (6599) zegt [naam 2] : “
we halen nu een diesel”, “
maar hij is voorzien van een Italiaans kenteken”. [naam] vraagt: “
voorzien van een GTI”, waarop [naam 2] zegt: “
gewoon standaard” en “
als je nu met vervoer komt gaan we hem halen (…), ik heb autolicht nodig, ik kan niet met brommer gaan, ik heb helemaal geen licht”. Vervolgens, om 03:42 uur (6602), vraagt [naam 2] aan [naam] : “
kan ik die torrie niet in die uhh ding zetten”, [naam] : “
nee man, nog niet”, [naam 2] : “
ik moet alleen nog plakkers en terug, je weet toch, want die dinges van je weet toch, Italië”, [naam] : “
zet hem daar maar verderop”, [naam 2] : “
waar”, [naam] : “
als je bij die coffeeshop afslaat daar bij die lange weg”, [naam 2] : “
bij die lange weg zijn huizen, bewoners”, [naam] : “
zet hem anders vlakbij, niet voor mijn deur, zet hem aan de rechterkant”, [naam 2] : “
is goed”. Later die dag, om 12:54 uur (6644): [naam 2] : “
ik heb net iemand gesproken, toevallig”, [naam] : “
hoe veel wil je er voor hebben”, (…) [naam] : “
wat is de kleur”, [naam 2] : “
een witte”.
Later, op 16 februari 2015, zijn op het terrein aan de [adres 2] (te Amsterdam) verschillende kentekenplaten aangetroffen, waaronder 2x [nummer 2] , het (Italiaanse) kenteken van de witte Golf van eigenaar [slachtoffer 2] . Verdachte heeft desgevraagd verklaard niets van een weggenomen witte Italiaanse Golf af te weten en ook een persoon genaamd [naam] kent hij niet. Volgens de Hoge Raad kan de omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden op zichzelf, mede gelet op het bepaalde in art. 29, eerste lid, Sv, niet tot het bewijs bijdragen. Echter, de rechter mag het zwijgen van verdachte, indien deze voor een omstandigheid, die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, in de overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal betrekken.
Alle voornoemde feiten en omstandigheden, onderling en in samenhang bezien, en bij gebrek aan een verklaring van verdachte, maakt de rechtbank op dat verdachte en medeverdachte telefoongesprekken voerden over de witte Volkswagen Golf met kenteken [nummer 2] en dat verdachte beschikkingsmacht over de auto heeft gehad. De rechtbank acht hiermee bewezen dat verdachte de betreffende auto voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze van diefstal afkomstig was.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit feit dat verdachte tijdens afgeluisterde telefoongesprekken op 17 februari 2015 spreekt over een lichtblauwe Volkswagen Golf, type 6, met 90.000 km op de teller die hij al ongeveer drie dagen heeft. Drie dagen eerder, tussen 14 en 15 februari 2015, is een lichtblauwe Volkswagen Golf, type 6, met kenteken [nummer 3] en met 91.000-92.0000 km op de teller van [slachtoffer 3] gestolen.
In de periode kort op die diefstal voert verdachte diverse telefoongesprekken. De Golf is overigens weggenomen uit de parkeergarage [adres 3] te Amsterdam, volgens de politie in de directe woonomgeving van verdachte (inschrijfadres toen: [adres 4] , Amsterdam). Op 16 februari 2015 belt verdachte om 00:01 uur (2945) met een NN-man, waarbij verdachte antwoordt op de vraag van NN of het een dikke of normale auto is: “
gewoon standaard, blauw, (…) 90.000 km”. Op 17 februari 2015 om 11:51 uur (2987, uitgewerkte versie, 30 oktober 2018) spreekt verdachte over een Volkswagen, Golf, “
ik heb een zesje hiero”, “
ik heb deze auto (…) 3 dagen”. Verdachte voert dit gedeelte van dit gesprek met een Turkse man. Op 17 februari 2015 om 14:15 uur (3014) belt [naam 2] met [naam 3] : [naam 2] : “
hij heeft wel 90.000 km gereden(…)
hij is lichtblauw”. In het eerder gevoerde gesprek (2987) zegt ‘de Turk’ dat hij een beetje vol zit en zegt verdachte “
dat ie in de weg zit. Begrijp je”. Uiteindelijk is de auto op 19 februari 2015 gevonden op de Reizigersweg te Amsterdam. Bevraagd over deze auto Volkswagen Golf kenteken [nummer 3] antwoordt verdachte dat hij er niets over te vertellen heeft. Als in het bovenstaande onder feit 2 subsidiair aangegeven staat het een verdachte vrij om te zwijgen en kan dit zwijgen niet tot het bewijs bijdragen. Echter, wanneer er sprake is van uit feiten en omstandigheden voortvloeiende redengevendheid voor het bewijs, en de verdachte daarvoor geen redelijke, ontzenuwende verklaring geeft, mag de rechter hier wel rekening mee houden.
Uit alle voornoemde feiten en omstandigheden, onderling en in samenhang bezien, en bij gebrek aan een verklaring van verdachte, concludeert de rechtbank dat de gesprekken van verdachte zien op de gestolen Volkswagen Golf en dat hij in de periode tussen de diefstal en het terugvinden van de auto beschikkingsmacht over de auto heeft gehad. Daarmee acht de rechtbank bewezen dat verdachte ook deze auto heeft geheeld, terwijl hij wist dat deze van diefstal afkomstig was.