ECLI:NL:RBAMS:2019:7220

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
1 oktober 2019
Zaaknummer
RK 19/1676
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift ex artikel 552a Sv betreffende teruggave van in beslag genomen motorscooter

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 augustus 2019 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door de klager, die tevens beslagene is. Het klaagschrift is op 15 maart 2019 ter griffie ontvangen, en het Openbaar Ministerie heeft op 27 maart 2019 schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt. De rechtbank heeft de raadsvrouw van klager, mr. B. Roodveldt, en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord. Klager is, hoewel geldig opgeroepen, niet verschenen.

Het klaagschrift strekt tot teruggave van een in beslag genomen motorscooter, die niet voorzien is van een kenteken. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet op voorhand geoordeeld mag worden dat de motor vatbaar is voor verbeurdverklaring en dat hierover eerst in rechte moet worden beslist. Het Openbaar Ministerie verzet zich tegen teruggave, stellende dat het belang van strafvordering zich daartegen verzet, omdat de motor vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later zal oordelen dat de motorscooter onttrokken moet worden aan het verkeer. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag en heeft het beklag ongegrond verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken op 1 augustus 2019, en tegen deze beslissing staat voor klager beroep in cassatie open bij de Hoge Raad.

Uitspraak

Beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
RK: 19/1676
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:

[naam klager] ,

geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman, mr. T.H. Kapinga, [adres] ,
klager, tevens beslagene.

Procesgang

Het klaagschrift is op 15 maart 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op 27 maart 2019 schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 1 augustus 2019 de (waarnemend en gemachtigd) raadsvrouw van klager, mr. B. Roodveldt, en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.
Klager is, hoewel geldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het in beslag genomen voorwerp, te weten: een motorscooter, merk [merknaam] , niet voorzien van een kenteken.
De raadsvrouw van klager heeft naar aanleiding van het standpunt van het Openbaar Ministerie en ter toelichting op het klaagschrift kort samengevat het volgende aangevoerd. Het klaagschrift is in maart 2019 al ingediend. Inmiddels heeft klager de stukken ontvangen. Hij wilde het beklag voortzetten omdat niet al op voorhand dient te worden geoordeeld dat de motor vatbaar zou zijn voor verbeurdverklaring. Daarover dient eerst in rechte te worden geoordeeld. Gepersisteerd wordt dan ook bij het verzoek om teruggave van de motorscooter aan klager.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft – onder verwijzing naar het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – verklaard zich te verzetten tegen teruggave van het in beslag genomen voorwerp aan klager en heeft daartoe aangevoerd dat het belang van strafvordering zich daartegen verzet, omdat de motor vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer nu deze op geen enkele wijze is geregistreerd noch is verzekerd.

De beoordeling

Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
Op 2 februari 2019 is op de voet van artikel 94 Sv voornoemd voorwerp in beslag genomen.
Klager wordt – kort gezegd – verdacht van het veroorzaken van gevaar op de weg (artikel 5 WVW 1994), het rijden zonder geldig rijbewijs en het rijden op een onverzekerde motorscooter die nooit geregistreerd is (nooit een kenteken heeft gehad).
De rechtbank stelt voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechtbank niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden. Daarvoor is in de beklagprocedure geen plaats, omdat ten tijde van een dergelijke procedure veelal het dossier zoals dat uiteindelijk aan de zittingsrechter in de hoofd- of ontnemingszaak zal worden voorgelegd, nog niet compleet is en omdat voorkomen moet worden dat de beklagrechter vooruitloopt op het in de hoofd- of de ontnemingszaak te geven oordeel. Het beperkte karakter van de beklagprocedure komt tot uitdrukking in enkele van de aan te leggen toetsingsmaatstaven (Hoge Raad 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654).
In geval van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het in beslag genomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer het inbeslaggenomene kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, met betrekking tot het voorwerp de verbeurdverklaring zal uitspreken of onttrekking aan het verkeer zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4°, Sr in verbinding met art 552f Sv.
In het onderhavig geval is sprake van een voorwerp dat volgens het Openbaar Ministerie vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer.
De rechtbank dient in dit geval te beoordelen of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal opleggen.
Op grond van de zich thans in het dossier bevindende stukken en het verhandelde in raadkamer is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het in beslag genomen voorwerp zal onttrekken aan het verkeer. Immers, de motorscooter blijkt binnen Europa niet (nooit) te zijn geregistreerd/te zijn voorzien van een kenteken en kan daarmee ook niet verzekerd worden en was dat ook niet.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag.
Het beklag dient daarom ongegrond te worden verklaard.

De beslissing

De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

De rechtbank verklaart het beklag ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door
mr. C.M. Degenaar, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.H. Ettema, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2019.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen bij de griffie van deze rechtbank,
binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.