ECLI:NL:RBAMS:2019:7190
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand ex artikel 591a Sv na sepot van strafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 juni 2019 een beschikking gegeven op een verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van verzoekster, geboren in 1948. Het verzoek betreft een vergoeding voor kosten van de raadsman en reiskosten, na een sepot van de strafzaak tegen verzoekster op 22 november 2018. Het verzoekschrift is op 23 januari 2019 ingediend. De officier van justitie heeft zich verzet tegen de toekenning van de vergoeding, stellende dat er op basis van het strafdossier een veroordeling had kunnen volgen voor valsheid in geschrift. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de onschuldpresumptie niet toelaat dat de vergoeding wordt geweigerd op basis van een bewijsbare zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om de gevraagde vergoeding toe te kennen, en heeft de kosten van de raadsman en reiskosten toegewezen. De totale vergoeding bedraagt € 4.319,05, die aan verzoekster zal worden uitgekeerd. De beschikking is openbaar uitgesproken en verzoekster heeft het recht om binnen een maand hoger beroep in te stellen.