ECLI:NL:RBAMS:2019:7090

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2019
Publicatiedatum
26 september 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2667
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen betalingsspecificaties in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 september 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van een bezwaar van eiseres tegen twee betalingsspecificaties. Eiseres, die een uitkering ontvangt op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en een toeslag op grond van de Toeslagenwet, had bezwaar gemaakt tegen betalingsspecificaties van 1 juni 2018 en 5 juni 2018. Het bestreden besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen procesbelang had bij de uitspraak op bezwaar tegen de betalingsspecificatie van 1 juni 2018, omdat deze was vervallen door een eerder herroepend besluit van 28 juni 2018. De rechtbank concludeerde dat de betalingsspecificatie van 5 juni 2018 geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was, waardoor ook hier het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard kon worden. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit voldeed aan de zorgvuldigheidsnormen en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres had geen recht op vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/2667

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 september 2019 in de zaak tussen

[eiseres] te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. I. Rhodes),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),verweerder.

Procesverloop

Met het besluit van 8 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen twee betalingsspecificaties van 1 juni 2018 en 5 juni 2018 niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2019. Partijen waren, met bericht, niet aanwezig.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1.1.
Eiseres ontvangt een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en een toeslag op grond van de Toeslagenwet.
1.2.
Op 1 juni 2018 heeft verweerder een betalingsspecificatie aan eiseres gezonden over een herberekening van de WIA-uitkering en toeslag over de periode van 24 oktober 2014 tot en met 31 december 2014.
Op 5 juni 2018 heeft verweerder een betalingsspecificatie aan eiseres gezonden over een herberekening van de WIA-uitkering en toeslag over de periode 1 mei 2017 tot en met
31 mei 2018.
1.3.
Eiseres heeft op 10 januari 2019 bezwaar gemaakt tegen beide betalingsspecificaties.
1.4.
Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Volgens verweerder heeft eiseres geen belang meer bij het ingestelde bezwaar tegen de betalingsspecificatie van 1 juni 2018 en is de betalingsspecificatie van 5 juni 2018 geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het standpunt van eiseres
2. Eiseres heeft geen bezwaren tegen de juridische redenering van verweerder, maar tegen de feitelijke grondslag van het bestreden besluit. Volgens eiseres voldoet het bestreden besluit daarom niet aan de zorgvuldigheidsnormen.
De beoordeling door de rechtbank
3.1.
Het is alleen mogelijk om bezwaar te maken tegen een besluit in de zin van
artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Belangrijke elementen van een besluit zijn dat het een schriftelijke beslissing is, die afkomstig is van een bestuursorgaan en een publiekrechtelijke rechtshandeling bevat. Er is sprake van een rechtshandeling als er een rechtsgevolg is. Dat wil zeggen dat de specificatie gericht moet zijn op een wijziging in de rechten, aanspraken of plichten van de geadresseerde.
3.2.
Een betalingsspecificatie kan een besluit zijn in de zin van de Awb, maar dit is lang niet altijd het geval. Gelet op vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] (de Raad) ligt aan elke betaling van een uitkering een besluit tot die betaling ten grondslag. Wanneer een ander daartoe strekkend geschrift van het bestuursorgaan ontbreekt, kan dit besluit pas zichtbaar worden in een betalingsspecificatie. Als dat het geval is, dan staat daartegen in beginsel het rechtsmiddel van bezwaar open. De rechtmatigheid van een eerder genomen besluit waarbij over de grondslag van een periodiek te betalen uitkering is beslist, kan echter niet bij elke betaling opnieuw (integraal) aan de orde worden gesteld. Voor zover over een element van de uitkeringsvaststelling al eerder een besluit is genomen en daarin bij een periodieke betaling geen wijziging optreedt, is in het algemeen slechts sprake van een herhaling van de eerder genomen beslissing en dus niet van een (nieuw) rechtsgevolg.
Betalingsspecificatie van 1 juni 2018
3.3.
In dit geval ontbreekt een (chronologisch) aan de betalingsspecificatie voorafgaand besluit. Het rechtsgevolg was daarom pas zichtbaar voor eiseres bij de betalingsspecificatie van 1 juni 2018. Dit betekent dat de betalingsspecificatie van 1 juni 2018 als besluit in de zin van de Awb moet worden aangemerkt.
De rechtbank is echter met verweerder van oordeel dat eiseres geen belang meer heeft bij een beoordeling daarvan vanwege het volgende.
Bij de besluiten van 28 juni 2018 heeft verweerder bepaald dat eiseres over de periode van
1 oktober 2014 tot en met 31 december 2014 bruto € 1.491,81 moet terugbetalen en is eiseres een boete opgelegd van € 745,91 voor het schenden van de informatieplicht. Daartegen heeft eiseres ook bezwaar gemaakt. Bij besluit van 29 oktober 2018 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en is de herberekening van de WIA-uitkering en de toeslag ongedaan gemaakt. Het primaire besluit van 28 juni 2018 is daarbij herroepen. Dat betekent dat de betalingsspecificatie van 1 juni 2018 (die inhoudelijk rust op het herroepen besluit van
28 juni 2018) daardoor ook is vervallen. Met het bezwaar tegen die betalingsspecificatie kan eiseres dus geen wijziging van enig rechtsgevolg meer behalen. Eiseres had dan ook geen procesbelang meer bij een uitspraak op haar bezwaar gericht tegen de betalingsspecificatie van 1 juni 2018. Verweerder heeft haar bezwaar tegen deze betalingsspecificatie dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Betalingsspecificatie van 5 juni 2018
3.4.
In dit geval is er wel een (chronologisch) aan de betalingsspecificatie voorafgaand besluit, namelijk het besluit van 1 juni 2018. In dat besluit is de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten-uitkering van eiseres vanaf 26 april 2018 omgezet in een Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten-uitkering. Dit betekent dat de betalingsspecificatie van 5 juni 2018 niet als besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb kan worden aangemerkt. Nu op grond van de Awb alleen tegen een besluit bezwaar kan worden gemaakt, heeft verweerder ook het bezwaar van eiseres tegen deze betalingsspecificatie terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Zorgvuldigheid bestreden besluit
4. De rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit voldoet aan de zorgvuldigheidsnormen.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond. Voor een vergoeding van het griffierecht of een veroordeling van verweerder in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid vanmr. L. Stoelinga, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op27 september 2019.

griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 8 juli 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:2313).