Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het vonnis in incident van 1 augustus 2018 inzake de bevoegdheid van deze rechtbank, en de daarin vermelde processtukken,
- het tussenvonnis van 23 januari 2019, waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
- het proces-verbaal van comparitie van 26 juni 2019, en de daarin vermelde processtukken,
- de reacties van 10 en 12 juli 2019 naar aanleiding van het proces-verbaal.
2.De feiten
asset freeze.
alternative fund servicesgenoemd.
custody accountsrespectievelijk
cash accounts) ten behoeve van de cliënten van [eiseres sub 2] . In artikel 28 van de Custody Agreement is een opzegmogelijkheid voor beide partijen opgenomen onder toepassing van een termijn van 60 dagen.
21. Amendment to Clause 28Clause 28 shall be replaced by:
28.2 Upon the expiry of the Notice Period the Bank shall account to the Client in accordance with the terms of this Agreement. (…)”
cash accountsde Amerikaanse dollar was, terwijl voor de verwerking van transacties soms andere valuta nodig waren. Onder de FX4-Agreement konden Amerikaanse dollars worden omgezet in andere valuta en vice versa. Op de FX4-Agreement is Duits recht van toepassing. Op grond van artikel 17 onder d van de FX4-Agreement heeft Deutsche Bank het recht om bij beëindiging van de Custody Agreement de FX4-Agreement onmiddellijk te beëindigen of om de uitvoering van haar verplichtingen onder de FX4-Agreement per direct op te schorten.
In the absence of a contract and in the current circumstances in which [eiseres sub 1] has not transferred assets away, Deutsche Bank (...) will only undertake the following activities, which are the minimum required under German law in these circumstances.
3.Het geschil
alsmede Deutsche Bank veroordeelt tot vergoeding van deze schade, nader op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente,
alsmede Deutsche Bank veroordeelt tot vergoeding van deze schade, nader op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente,
[eiseressen] in haar vorderingen althans afwijzing van de vorderingen, met veroordeling – uitvoerbaar bij voorraad – van [eiseressen] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.De beoordeling
Toepasselijk recht
alternative fund servicesheeft verkocht.
Kontrahierungszwanggehouden tot (onverkorte) voortzetting van de overeenkomsten. Zij voert hiertoe samengevat het volgende aan. Er is sprake van essentiële diensten voor haar, waarvoor een speciaal concept en platform wordt gebruikt. Er bestaan geen objectieve redenen om voortzetting van de dienstverlening te weigeren, want Deutsche Bank is in staat om de diensten te leveren, [eiseres sub 1] heeft altijd aan haar verplichtingen voldaan, er zijn geen wettelijke of toezichtrechtelijke beperkingen die in de weg staan aan voortzetting van de dienstverlening, de toepassing van de Sanctie Verordening eist niet dat de overeenkomsten worden beëindigd en de voortzetting van de overeenkomsten leidt niet tot onredelijke belasting voor Deutsche Bank. De relevante omstandigheden zijn tussen het aangaan van de overeenkomsten en het beëindigen ervan ook niet gewijzigd. Daarbij is ten slotte van belang dat [eiseressen] ondanks veel inspanningen geen andere custodian heeft gevonden.
onboardingproces. Daar is het geschil over de zeggenschap over de fondsen nog bijgekomen. Deutsche Bank voert verder aan dat bewaarnemingsdiensten en valutadiensten geen essentiële voorzieningen zijn en er wel degelijk redelijke alternatieven beschikbaar zijn, en dat de afweging van de belangen in het voordeel van de bank dient uit te vallen.
unmittelbare Kontrahierungszwang(bijvoorbeeld de verplichting om onder bepaalde voorwaarden aan een consument een betaalrekening aan te bieden op grond van artikel 31 Zahlungskontengesetz). Dit is in deze zaak niet aan de orde. De contracteerplicht kan ook voortvloeien uit een ongeschreven norm of indirect uit een wetsbepaling worden afgeleid (
mittelbare Kontrahierungszwang). Daarbij kan worden gedacht aan de situatie dat de contractsvrijheid wordt beperkt door het prevalerende verzorgingsstaatbeginsel (
Sozialstaatsprinzip) zoals opgenomen in artikel 20 lid 1 van de Duitse Grondwet. Aangezien het aannemen van een indirecte contracteerplicht een inbreuk oplevert op het beginsel van
Privatautonomie, dient hiermee terughoudend te worden omgegaan. Daarbij dienen alle relevante omstandigheden van het betreffende geval in ogenschouw te worden genomen.
angewiesenheit auf die Leistung), er bestaan geen redelijke mogelijkheden om de dienst elders te verkrijgen (
keine zumutbaren Alternativen) en er bestaan geen objectieve redenen om de weigering om de overeenkomst te sluiten te rechtvaardigen (
kein sachlicher Grund zur Ablehnung durch den ausgesuchten Vertragspartner). Daarbij is voor wat betreft de eerste voorwaarde in die zaak geoordeeld dat sprake is van afhankelijkheid van een bankrekening, omdat zonder bankrekening er geen praktische mogelijkheid bestaat om deel te nemen aan het maatschappelijk leven en dat lopende essentiële voorzieningen in redelijkheid nauwelijks contant kunnen worden afgewikkeld.
marktbeherrschende Stellung) heeft die tot een contracteerverplichting leidt. Ook de goede trouw (
Treu und Glauben) van artikel 242 van het Duitse Burgerlijk Wetboek staat er niet aan in de weg dat in de overeenkomst de mogelijkheid is opgenomen om deze zonder reden of rechtvaardiging op te zeggen. Het gelijkheidsbeginsel van artikel 3 lid 1 van de Duitse Grondwet (althans de indirecte werking daarvan) kan deze klant evenmin baten. Daarbij is relevant geacht dat geen sprake is van een
soziales Machtverhältnisen dat die machtsverhouding ook niet uitsluitend uit de activiteiten van de bank kan worden afgeleid.
Sozialstaatsprinzip– waarnaar [eiseressen] zelf verwijst – meebrengt dat een bank gedwongen is om in weerwil van de contractsvrijheid aan een vermogensbeheerder als [eiseres sub 1] custodian- en valutadiensten te blijven verstrekken, kan niet worden aangenomen. Deutsche Bank heeft terecht naar voren gebracht dat dit beginsel geen grondslag kan bieden voor het aannemen van een contracteerplicht tussen professionele partijen met betrekking tot commerciële dienstverlening die gebruikt wordt voor het uitoefenen van een gekozen bedrijfsmodel. Verder is van belang dat Deutsche Bank, gelet op de vele andere aanbieders op de markt, geen monopolist is of een dominante marktpositie inneemt op het gebied van custodian- en valutadiensten, waardoor een en ander wellicht anders zou kunnen te komen liggen. Evenmin is komen vast te staan dat het voor [eiseressen] onmogelijk is om een nieuwe custodian te vinden. Zij stelt weliswaar dat dit niet mogelijk is, maar Deutsche Bank heeft die stelling gemotiveerd betwist en [eiseressen] heeft haar stelling vervolgens onvoldoende onderbouwd.
Privatautonomie. Hoewel het wel opmerkelijk is dat de overeenkomsten zo kort na het sluiten ervan worden opgezegd, kan de door Deutsche Bank (inmiddels) gegeven beëindigingsgrond niet onaanvaardbaar worden genoemd.
venire contra factum proprium).
income payments, het verwerken van
mandatory corporate actionsen het verwerken van
voluntary corporate actions. Zij is direct na 14 mei 2014 gestopt met het verwerken van DvP- en RvP-transacties en valutatransacties onder de overeenkomsten. Er is nog meegewerkt aan enkele verzoeken om een DvP-transactie te verwerken, als er feitelijk sprake was van de liquidatie van de positie van de betreffende investeerder en de activa niet werden geraakt door de Sanctie Verordening. Hierdoor is geen gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat de dienstverlening onder de Overeenkomsten na de einddatum voor onbepaalde tijd zou worden voortgezet, aldus steeds Deutsche Bank.
Widerspruch zu früherem Verhalten) kan onder omstandigheden ontoelaatbaar zijn en een beletsel vormen voor het kunnen uitoefenen van een bepaald recht. Hiervoor is vereist dat door dit handelen bij de wederpartij een bepaald, objectief gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat haar gedragingen heeft beïnvloed. Deze vertrouwensbescherming verloopt via de norm van artikel 242 van het Duitse Burgerlijk Wetboek. In deze zaak is niet komen vast te staan dat sprake is van ontoelaatbaar tegenstrijdig handelen. Deutsche Bank heeft gemotiveerd gesteld dat haar handelen altijd gericht is gebleven op de afwikkeling van de contractuele relatie, en dat het voor beide partijen duidelijk was dat die contractuele relatie zou eindigen. [eiseressen] heeft dit weliswaar betwist, maar heeft onvoldoende concrete feiten en omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan [eiseressen] kon afleiden dat Deutsche Bank niet vast zou houden aan de beëindiging van de relatie. De verlenging van de opzegtermijn, het nadien verstreken tijdsverloop en de omstandigheid dat er nog wel bepaalde werkzaamheden zijn verricht, is hiervoor onvoldoende. Daarbij is van belang dat Deutsche Bank heeft gewezen op diverse berichten van haar aan [eiseressen] waarin telkens aan die beëindiging wordt gerefereerd. Verder is van belang dat [eiseressen] onvoldoende heeft weersproken dat de DvP-transacties die nog wel zijn uitgevoerd uitsluitend zijn verricht als de betreffende positie zou worden geliquideerd. Ten slotte kon [eiseres sub 1] aan de omstandigheid dat DB Ierland (onder bepaalde voorwaarden) nog diensten is blijven verlenen aan [eiseres sub 2] , niet het vertrouwen afleiden dat ook de dienstverlening van Deutsche Bank uit hoofde van de overeenkomsten zouden worden voortgezet. Het beroep op het verbod van tegenstrijdig handelen slaagt gelet op het voorgaande niet.
1.086,00(2 punten × tarief € 543,00)