Op 19 september 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser uit Amsterdam en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De zaak betreft een aanvraag voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor de kosten van fysiotherapie, die eerder door verweerder was afgewezen. Eiser had op 24 april 2017 een aanvraag ingediend, maar het primaire besluit van 26 september 2017 wees deze aanvraag af, omdat de zorgverzekering volgens verweerder in de noodzakelijke kosten voorzag. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 17 augustus 2018. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 27 juni 2019 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat verweerder ten onrechte het advies van Argonaut, een medisch adviseur, niet had gevolgd. Dit advies stelde dat de meerkosten van fysiotherapie medisch noodzakelijk waren en dat er sprake was van een zeer dringende reden om bijzondere bijstand te verlenen. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had onderbouwd waarom het advies van Argonaut niet gevolgd kon worden en dat er geen contra-expertise was overgelegd. De rechtbank concludeerde dat verweerder ten onrechte geen bijzondere bijstand had toegekend en verklaarde het beroep gegrond.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na het indienen van de onderbouwing van het gewijzigde schadeverzoek door eiser een nieuw besluit te nemen. Tevens is bepaald dat verweerder het betaalde griffierecht en de proceskosten aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de beslissing op 19 september 2019 bekendgemaakt.