9.4.De beroepsgrond slaagt niet.
Kan eiseres een geslaagd beroep doen op het vertrouwensbeginsel?
10. Tussen partijen is verder in geschil of eiseres een geslaagd beroep kan doen op het vertrouwensbeginsel.
11. Voordat eiseres is begonnen met de verspreiding en verhuur van deelfietsen in Amsterdam, heeft een vertegenwoordiger van eiseres op 13 februari 2017 een gesprek gehad met mevrouw [naam 2] . [naam 2] is beleidsadviseur bij de afdeling Verkeer en Openbare Ruimte van verweerder. Na dit gesprek heeft de vertegenwoordiger van eiseres een samenvattende e‑mail naar [naam 2] gestuurd. Daarin stond onder meer: “
Vanuit beleid en wetgeving zag u geen bezwaren, dit vinden wij erg belangrijk. Hoewel het concept gebruik maakt van de openbare ruimten ten behoeve van commerciële doeleinden, bestaat er momenteel geen APV voor de wijze waarop wij FlickBike willen opzetten: het delen van fietsen voor brede doelgroepen, zonder vaste verhuur/parkeerstations.”Hierop heeft [naam 2] op 15 februari 2017 geantwoord:
“Dankjewel voor deze samenvatting. Ik denk dat die ons gesprek goed weergeeft. (…)”
12. In mei 2017 heeft een vertegenwoordiger van eiseres de stadsdelen benaderd om in gesprek te gaan over de wijze waarop eiseres haar deelfietsen wilde verhuren. De vertegenwoordiger van eiseres heeft vervolgens op 24 mei 2017 een e-mail gekregen van [naam 2] , waarin staat:
“(…) Dank voor je mails aan stadsdelen Zuid en Centrum. Zoals je ziet kom je met een bocht weer bij mij terecht. (…)
Op dit moment wachten we eerst de uitkomsten van de marktconsultatie af en bepalen we ons nieuwe beleid. Op basis daarvan bepalen we hoe we omgaan met nieuwe initiatieven/bedrijven op het gebied van gebruik van de openbare ruimte voor commerciële doeleinden in het algemeen en deelfietsen in het bijzonder.
Ik raad je dus aan om de uitkomst van de marktconsultatie af te wachten. (…)”
13. In juli 2017 is eiseres begonnen met de verhuur van deelfietsen in Amsterdam.
14. Eiseres voert aan dat verweerders ten onrechte voorbij zijn gegaan aan het vertrouwen dat [naam 2] met haar e-mail van februari 2017 bij eiseres heeft gewekt. Naar aanleiding van die e-mail is eiseres gestart met het doen van investeringen door de fietsen te bestellen en te starten met de ontwikkeling van de app. Ter zitting heeft eiseres melding gemaakt van en bedrag van € 850.000,-. Eiseres stelt zich onder verwijzing naar de uitspraak Overbetuwse paardenbak op het standpunt dat zij zich op het door [naam 2] gewekte vertrouwen mocht baseren, omdat zij mocht veronderstellen dat [naam 2] de opvatting van het tot handhaving bevoegde orgaan vertolkte.Verweerders hadden daarom moeten afzien van het opleggen van de last onder bestuursdwang.
15. Verweerders stellen zich in de bestreden besluiten op het standpunt dat eiseres geen geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel kan doen. In het verweerschrift hebben verweerders het vertrouwensbeginsel opnieuw beoordeeld met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 29 mei 2019.Uit het e‑mailcontact van februari 2017 volgt weliswaar dat sprake is van een concrete en ondubbelzinnige toezegging, maar vanaf 24 mei 2017 was geen sprake meer van een rechtens te honoreren toezegging, omdat [naam 2] toen een voorbehoud heeft gemaakt door eiseres aan te raden de marktconsultatie af te wachten.
16. De Afdeling heeft met de uitspraak van 29 mei 2019 het vertrouwensbeginsel op een andere wijze ingevuld dan voorheen. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel moeten drie stappen worden doorlopen. De eerste is de juridische kwalificatie van de uitlating of gedraging waarop de betrokkene zich beroept. Doorgaans zal de uitlating of gedraging door een ambtenaar worden gedaan of worden verricht, maar dit kan ook gebeuren door anderen, bijvoorbeeld een wethouder of derden die door het bestuursorgaan worden ingeschakeld. Bij de tweede stap moet de vraag worden beantwoord of die toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Indien beide vragen bevestigend worden beantwoord, en er dus een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel kan worden gedaan, volgt de derde stap. In het kader van die derde stap zal de vraag moeten worden beantwoord wat de betekenis van het gewekte vertrouwen is bij de uitoefening van de betreffende bevoegdheid.
17. Toegepast op deze zaak stelt de rechtbank met partijen in eerste instantie vast dat uit het e-mailcontact van februari 2017 een toezegging volgt. Uit de weergave van het gesprek in het e-mailcontact kon de uitlating van [naam 2] bij eiseres redelijkerwijs de indruk wekken van een welbewuste standpuntbepaling vanuit beleid en wetgeving, namelijk dat er geen wettelijke belemmeringen waren voor de exploitatie van deelfietsen. De rechtbank is echter van oordeel dat aan de uitlating van [naam 2] niet een zodanig gewicht mocht worden toegekend dat eiseres op basis daarvan mocht veronderstellen dat zij een vrijbrief had om grootschalig te investeren. Uit de e-mail wisseling blijkt namelijk niet dat [naam 2] op de hoogte was of kon zijn van grootschalige investeringen van eiseres op korte termijn, hooguit dat eiseres met plannen rondliep en bezig was zich te oriënteren op het opzetten van een onderneming, gericht op het delen van fietsen voor brede doelgroepen, zonder vaste verhuur- en parkeerstations. Eiseres had moeten begrijpen dat zij voor de uiteindelijke investeringsbeslissing niet alleen kon volstaan met een toezegging van beleid en wetgeving als eerst genomen horde. Zij diende over een concrete toezegging te beschikken van de bevoegde instantie, nadat deze heeft kennis genomen van alle daartoe vereiste bijzonderheden van het concrete geval, in dit geval de geplande grootschalige investeringen van eiseres op korte termijn. Van een zodanige toezegging is geen sprake.
Voor zover overigens aan de toezegging van [naam 2] enig gewicht kan worden toegekend dat er niet gehandhaafd zou worden is de betekenis daarvan teniet gegaan met de e-mail van [naam 2] gedateerd op 24 mei 2017. Die mail is verstuurd nadat eiseres wederom het bestuur, in dit geval stadsdelen, had gevraagd of er belemmeringen waren. In die e-mail van 24 mei 2019 heeft [naam 2] meegedeeld dat de situatie inmiddels is gewijzigd, er een marktconsultatie werd gehouden, er nieuw beleid zou komen over deelfietsen en dat zij eiseres daarom aanraadde om de uitkomsten van de marktconsultatie af te wachten. Deze uitlating van [naam 2] kon bij eiseres redelijkerwijs niet langer de indruk wekken dat de in februari 2017 gedane toezegging dat er geen wettelijke belemmeringen waren voor de exploitatie van deelfietsen, nog stand hield. Toen eiseres in juli 2017 begon met de plaatsing en verhuur van deelfietsen, was dus geen sprake meer van een toezegging op grond waarvan eiseres erop mocht vertrouwen dat verweerder niet zou overgaan tot handhaving.
18. Eiseres kan dus geen geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel doen. De beroepsgrond slaagt niet.
19. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
20. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.