Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Procedureverloop
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Bewijs
- Verdachte gaat een zakenrelatie aan, die investeert in zijn onderneming, maar na korte tijd worden de betalingen opgeschort en worden de vorderingen niet meer door hem betaald ( [persoon] G-03) dit terwijl er voldoende geld was geweest om deze schuldeisers te betalen als hij geen geld naar [naam bedrijf bv 1] had overgemaakt;
- Verdachte gaat een huurcontract aan maar lijkt nooit de intentie te hebben om hier ook daadwerkelijk voor te betalen, hij maakt eenmaal een bedrag over, maar daarna niets meer (G-07 en D-036) dit terwijl er wel geld was geweest om deze schuldeisers te betalen als hij geen geld naar [naam bedrijf bv 1] had overgemaakt;
- Uit getuigenverklaringen volgt dat verdachte kort voor het faillissement waardevolle goederen laat ophalen en vervoert naar een andere locatie;
- Uit de getuigenverklaring van getuige [naam 2] (G-05) volgt dat verdachte de rekening van [naam bedrijf bv 2] zoveel mogelijk op 0 hield. Iedere bijschrijving werd direct overgeboekt naar [naam bedrijf bv 1] ;
- Uit de bankafschriften volgt dat er in ieder geval € 50.297,40 is overgemaakt naar de privérekening van verdachte. Dit bedrag is groter dan het tenlastegelegde deel, dat ziet enkel op de onttrekking vanuit [naam bedrijf bv 2] , maar is van belang voor de conclusie dat sprake is van de opzet van verdachte op het wegsluizen van geld en daarmee op de bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers;
- Verdachte had in de periode van 2000-2014 meerdere B.V.’s op naam, die na korte tijd werden ontbonden of failliet werden verklaard.
5.Strafbaarheid van de feiten
6.Strafbaarheid van verdachte
7.Motivering van de straf
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.
4 (vier) maanden.