ECLI:NL:RBAMS:2019:6230

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2019
Publicatiedatum
22 augustus 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3858
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen uitblijven dwangsombeschikking, geen AVG-verzoek, niet-ontvankelijk

Op 18 juli 2019 heeft eiser bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een dwangsombeschikking als bedoeld in artikel 4:18 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser had op 22 november 2018 een verzoek ingediend bij verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Verweerder heeft op 31 mei 2019 eiser een brief gestuurd met informatie over de gegevensverwerking, maar geen besluit genomen op het verzoek. Eiser heeft verweerder in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een dwangsombeschikking en heeft vervolgens beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep ziet op het niet tijdig nemen van een dwangsombeschikking. Verweerder stelde dat eiser geen verzoek om inzage in zijn gegevens had gedaan, maar enkel informatie over de verwerking van zijn gegevens had gevraagd. De rechtbank concludeert dat verweerder geen besluit hoefde te nemen op het verzoek van eiser, waardoor er ook geen dwangsombeschikking verschuldigd was. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, omdat er geen sprake was van een te laat genomen besluit.

De uitspraak is gedaan door mr. E.J. Otten, rechter, en is in het openbaar bekendgemaakt. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na de bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/3858

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 augustus 2019 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

([gemachtigde eiser])
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam.

Procesverloop

Op 18 juli 2019 heeft eiser bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een dwangsombeschikking als bedoeld in artikel 4:18 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet uitspraak zonder een zitting te houden. [1]

Overwegingen

1. Eiser heeft op 22 november 2018 een verzoek ingediend bij verweerder op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Op 11 april 2019 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld omdat er geen besluit werd genomen op zijn verzoek. Verweerder heeft op 31 mei 2019 eiser een brief gestuurd met informatie over de gegevensverwerking. Vervolgens heeft eiser op 6 juni 2019 verweerder in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een dwangsombeschikking. Op 18 juli 2019 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt eiser een verzoek om informatie over verwerking van zijn gegevens heeft gevraagd en geen verzoek op inzage in zijn gegevens. Op grond van de AVG hoeft dan geen besluit genomen te worden en daarom is ook geen dwangsom verschuldigd, aldus verweerder.
3. De rechtbank stelt vast dat het beroep ziet op het niet tijdig nemen van een dwangsombeschikking als bedoeld in artikel 4:18 van de Awb.
4. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
5. De rechtbank stelt vast dat eiser in zijn verzoek aan verweerder geen inzage in zijn gegevens vroeg, maar alleen informatie wilde hoe zijn gegevens verwerkt worden. Hierop ziet artikel 15 van de AVG niet. Dat betekent dat verweerder geen besluit hoeft te nemen op dit verzoek, zodat verweerder ook niet te laat beslist kan hebben. Verder stelt de rechtbank vast dat de brief van 31 mei 2019, waarin verweerder eiser de informatie geeft hoe zijn gegevens verwerkt worden, geen besluit is. In de brief wordt enkel informatie gegeven, de bewoording van de aanhef en het onderwerp van de brief wijzen ook niet op het nemen van een besluit en verder ontbreekt een rechtsmiddelenclausule. Daaruit volgt dat verweerder geen dwangsombeschikking moest nemen, zodat hij daar ook niet te laat op heeft beslist.
6. Het beroep zal daarom kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor een vergoeding van het griffierecht of veroordeling van verweerder in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Otten, rechter, in aanwezigheid van
E.P.W. Kwakman, griffier, op 23 augustus 2019.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb