ECLI:NL:RBAMS:2019:5544
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake diefstal met ISD-maatregel
Op 28 juni 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1983 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De rechtbank heeft de zaken, die onder de parketnummers 13/684055-19 (A) en 13/010047-19 (B) zijn geregistreerd, gevoegd behandeld. De verdachte is beschuldigd van diefstal in twee afzonderlijke zaken: in zaak A van zes trainingspakken van de Dirk van den Broek op 6 maart 2019 en in zaak B van luiers en babymelkpoeder van de Albert Heijn op 12 januari 2019. Tijdens de zitting op 14 juni 2019 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. F.E.A. Duyvendak, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. C.J. Nierop, gehoord. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiftes als bewijs beschouwd en heeft de diefstallen bewezen verklaard.
De rechtbank heeft vervolgens de strafbaarheid van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van twee jaar gevorderd, terwijl de verdediging een voorwaardelijke ISD-maatregel heeft verzocht. De rechtbank heeft geconstateerd dat de verdachte een complexe problematiek heeft, waaronder een verslaving aan harddrugs, en dat hij geen rechten heeft opgebouwd in Nederland. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar, met de mogelijkheid van tussentijdse beoordeling na zes maanden. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, omdat de ISD-maatregel wordt opgelegd. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 38m, 38n, 38s, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.