Op 16 februari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1979 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De verdachte was gedetineerd en werd beschuldigd van diefstal van een fles port, toebehorende aan Albert Heijn, gepleegd op 31 oktober 2017 te Amsterdam. Tijdens de zitting op 9 februari 2018 heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C. Staal, en de verdediging door zijn raadsman, mr. S. Ben Taraf. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank achtte het feit bewezen op basis van de bekennende verklaring van de verdachte.
De officier van justitie vorderde een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar, maar de verdediging stelde dat deze maatregel een ongewenstverklaring zou zijn, aangezien de verdachte zelf naar Polen wilde terugkeren. De rechtbank overwoog dat de verdachte rechtmatig in Nederland verbleef, maar geen sociaal netwerk of werk had, en dat het recidiverisico hoog was. De rechtbank besloot uiteindelijk om de ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen, met de mogelijkheid van tenuitvoerlegging indien de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig zou maken. De rechtbank hefte de voorlopige hechtenis op en gaf de verdachte de kans om naar Polen terug te keren en zijn problemen daar aan te pakken.
De rechtbank legde de maatregel op voor de maximale termijn van twee jaar, met een proeftijd van twee jaar. Dit vonnis is uitgesproken door mr. P.B. Martens, voorzitter, en mrs. P.L.C.M. Ficq en O.P.M. Fruytier, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. D. Smeets.