ECLI:NL:RBAMS:2019:5418

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2019
Publicatiedatum
24 juli 2019
Zaaknummer
C/13/667630 HA/RK 19/195
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in familiezaken met betrekking tot de toegang van de biologische vader tot de zitting

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 10 juli 2019 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een advocaat, mr. D.J.B. Bosscher, die de voorzieningenrechter, mr. C.M.E. de Koning, wilde wraken. Het verzoek tot wraking was ingediend naar aanleiding van de beslissing van de rechter om de biologische vader van een minderjarige, die betrokken was in een omgangsregeling, toegang te verlenen tot de zitting. De advocaat voelde zich 'overvallen' door de aanwezigheid van de biologische vader, die niet vooraf was aangekondigd, en stelde dat dit in strijd was met de beginselen van 'equality of arms'. De rechter had echter gemotiveerd beslist op basis van hoor en wederhoor en de privacygevoeligheid van de zaak. De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de rechter niet kon worden verstaan als een blijk van vooringenomenheid. Het wrakingsverzoek werd afgewezen, omdat de rechter op basis van de wet en de omstandigheden van de zaak had gehandeld. De rechtbank benadrukte dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond kan zijn voor wraking, en dat de weg naar hoger beroep openstaat voor onvrede over de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 4 juni 2019 gedane en onder zaaknummer
C/13/667630 HA/RK 19/195 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. D.J.B. Bosscher te Halfweg,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. C.M.E. de Koning, voorzieningenrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De Wrakingskamer heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • het van de behandeling ter zitting van 4 juni 2019 opgemaakte proces-verbaal in de zaak met zaaknummer C/13/666616 / KG ZA 19/530 met het daarin opgenomen wrakingsverzoek;
  • de brief van 5 juni 2019 van verzoeker met een toelichting op de gronden van het wrakingsverzoek;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 25 juni 2019 op het verzoek tot wraking.
De rechter berust niet in de wraking.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 3 juli 2019. Verschenen zijn mr. Bosscher en de rechter. Tevens is als belangstellende verschenen mr. D.G. Peters, advocaat van [ ]. Mr. Bosscher heeft zijn verzoek toegelicht, mede aan de hand van een pleitnota. Ook de rechter heeft een toelichting gegeven. De uitspraak is bepaald op 10 juli 2019.

1.De feiten

Verzoeker vordert in een bij de rechter aanhangig kortgeding met zaaknummer C/13/666616 / KG ZA 19/530 tegen [ ], de moeder, een omgangsregeling met de minderjarige [ ], waarvan hij de juridische vader is.
Op 4 juni 2019 heeft in bovengenoemde zaak de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Blijkens het proces-verbaal heeft, na uitroeping van de zaak, de advocaat van [ ] via de bode het verzoek gedaan [ ], de biologische vader van [ ], toe te laten tot de zitting. Nadat de rechter die aanwezigheid had toegestaan, zijn de advocaten (met achterlating van hun cliënten op de gang) toegelaten tot de zittingszaal. Mr. Bosscher maakte bezwaar tegen de beslissing omdat hij vooraf niet op de hoogte was gesteld dat de biologische vader aanwezig zou zijn. Voor het geval de biologische vader wel zou worden gehoord, wenste mr. Bosscher dat de zaak zou worden aangehouden om hem in de gelegenheid te stellen betrokkenen van zijn kant een weerwoord te laten hebben.
De voorzieningenrechter heeft de volgende beslissing gegeven op het preliminaire verzoek: “Een familiezaak wordt met gesloten deuren behandeld in verband met de privacygevoeligheid van een dergelijke zaak. De rechter kan bijzondere toegang verlenen. In dit geval is via DNA-onderzoek vastgesteld dat [ ] de biologische vader is van [ ] en heeft hij ook omgang met haar. Dat maakt dat hij aanwezig mag zijn bij de behandeling vanwege familierechtelijke betrokkenheid bij zijn kind. Hij mag horen wat er gezegd wordt op de zitting die over zijn kind gaat. Het is niet de bedoeling [ ] specifiek te horen.”
Vervolgens heeft mr. Bosscher opnieuw om aanhouding gevraagd zodat ook hij mensen mee kon nemen naar de zitting en heeft mr. Peters gesteld dat wat hem betreft het stellen van vragen aan [ ] niet bij voorbaat behoefde te worden uitgesloten.
De rechter heeft daarop beslist dat [ ] alleen aanwezig mocht zijn maar niet werd betrokken in de behandeling. De rechter heeft gemeld dat zij op dat moment geen vragen had aan [ ] en geen aanleiding zag andere personen dan [ ] toe te laten in de zittingszaal. De rechter heeft beslist dat de zaak niet zou worden aangehouden.
Daarop heeft mr. Bosscher het wrakingsverzoek gedaan wegens vooringenomenheid van de rechter en handelen in strijd met “equality of arms”.

2.Het verzoek en de gronden daarvan

2.1
Uit de brief van mr. Bosscher van 5 juni 2019 en uit het proces-verbaal, volgt dat het verzoek tot wraking - samengevat weergegeven - is gebaseerd op de volgende gronden. Verzoeker voelde zich “overvallen” door de mogelijke aanwezigheid van de biologische vader van de minderjarige bij de zitting. Zijn aanwezigheid was niet van te voren aangekondigd, hetgeen volgens de gedragsregels voor advocaten wel is vereist. Op die manier waken advocaten voor een eerlijk proces waar hoor en wederhoor kan plaatsvinden en sprake is van “equality of arms”. Dat is de reden dat bezwaar is gemaakt tegen de aanwezigheid van de biologische vader ter zitting. Omdat in eerste instantie werd aangegeven dat de biologische vader bij toelating tot de zitting niet zou deelnemen aan het processuele debat, had mr. Bosscher tegen toelating tot de zitting van [ ] aanvankelijk geen bezwaar.
2.2
Toen mr. Peters bezwaar maakte tegen uitsluiting van [ ] van deelname aan het processuele debat en door de rechter in tweede instantie werd medegedeeld dat de biologische vader mogelijk wèl zou kunnen deelnemen aan dat debat, achtte verzoeker zich geschaad in zijn verdedigingsrechten. Daarbij komt dat de biologische vader reeds eerder een schriftelijke verklaring had afgelegd. Ervan uitgaande dat hij, zoals gebruikelijk in kortgeding, niet onder ede zou worden gehoord, zou hij “ongestraft” een (nadere) verklaring kunnen afleggen die in strijd is met de waarheid. Door [ ] op deze manier gelegenheid te geven deel te nemen aan het processuele debat, terwijl hij al een voor verzoeker bezwarende verklaring had afgelegd, heeft de rechter de objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid gewekt.
2.3
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft mr. Bosscher hieraan toegevoegd dat hij wenste te voorkomen dat [ ] het woord zou krijgen tijdens de zitting. Dat zou gebeuren als aan hem vragen mochten worden gesteld. De rechter heeft die mogelijkheid niet uitgesloten en zij heeft ook niet op voorhand laten weten dat in dat geval verzoeker de gelegenheid zou krijgen anderen te laten horen. Omdat de rechter een eerder aanhoudingsverzoek al had afgewezen, kreeg verzoeker het gevoel dat de rechter niet onpartijdig was. De rechter heeft [ ] de status van procesdeelnemer willen geven. Dat kan echter op grond van de wet in een dagvaardingsprocedure alleen na voeging of tussenkomst. De rechter heeft verzuimd de goede procesorde te bewaken. Verzoeker heeft geen eerlijk proces gekregen.

3.De reactie van de rechter

2.1
De rechter heeft in haar schriftelijke reactie aangevoerd dat zij ter zitting heeft beslist op het verzoek om bijzondere toegang tot de zitting te verlenen aan een belanghebbende, te weten de biologische vader. De rechter heeft bij die beslissing rekening gehouden met de privacygevoeligheid van familiezaken en met de status als belanghebbende van [ ]. Zij heeft daarbij betrokken dat [ ] de biologische vader is van zijn dochter en feitelijk ook omgang heeft haar. Daarmee voldoet hij aan de vereisten van een belanghebbende van artikel 798 Rv. De rechter heeft ook medegedeeld dat de belanghebbende niet specifiek over de zaak gehoord zou worden, er was reeds een schriftelijke verklaring van hem overgelegd. Na een nadere opmerking van mr. Peters heeft de rechter verder toegelicht dat de belanghebbende niet betrokken zou worden in de behandeling, in beginsel slechts aanwezig zou zijn en dat de rechter op dat moment geen vragen aan hem had. Het klopt dat de rechter niet verder op het beloop van de behandeling vooruit kon lopen. Overigens begrijpt de rechter het belang van de belanghebbende om zelf aanwezig te zijn bij de zitting over zijn dochter gelet op het mededelingsverbod van artikel 28 lid 1 Rv. Op deze wijze kon [ ] immers kennis nemen van hetgeen over de omgang met zijn kind op de zitting werd gezegd. Mr. Bosscher heeft van aanvang af gemeld dat hij tot wraking over zou gaan als de belanghebbende tot de zittingszaal zou worden toegelaten. Gelet op de afwezigheid van een bijzondere familieband die hen onder het begrip belanghebbende zou kunnen laten vallen bij de andere door hem genoemde mogelijke aanwezigen, heeft de rechter beslist dat deze anderen geen toegang tot de zitting zouden krijgen. Daarom was er ook geen reden om de zaak aan te houden en heeft zij het aanhoudingsverzoek afgewezen.
2.2
Volgens de rechter is van strijd met “equality of arms” en/of vooringenomenheid geen sprake. Beide partijen hebben de gelegenheid gehad stukken waaronder verklaringen van betrokkenen in het geding te brengen. De rechter is niet gebleken van andere betrokkenen dan [ ] die aan het begrip ‘belanghebbende’ als bedoeld in artikel 798 Rv voldoen en die dus toegang tot de zitting zouden kunnen verkrijgen.
2.3
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft de rechter toegelicht dat zij niet heeft gezegd wat er zou gebeuren als mr. Peters vragen zou stellen aan [ ]. Zij heeft wel gezegd dat zij op dat moment geen vragen had en dat zij ook niet van plan was vragen aan hem te stellen.

4.De gronden van de beslissing

4.1
Op grond van het bepaalde in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn/haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter niet onpartijdig is dan wel een vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is.
4.2
Het verzoek berust in de kern op de gedachte dat de rechter de “equality of arms” heeft geschonden door [ ] toegang tot de zitting te verlenen en hem mogelijk wèl te laten deelnemen aan het processuele debat.
4.3
Vooropgesteld wordt dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen meebrengt dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. De rechtbank komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen-)beslissing noch over een verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak in hoger beroep. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich evenzeer ertegen dat de motivering van de beslissing grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een onjuiste, onbegrijpelijke, gebrekkige of te summiere motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen-)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (zie HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413).
4.4
Uit de stukken en de behandeling door de Wrakingskamer ter zitting volgt dat de rechter op basis van hoor en wederhoor gemotiveerd heeft beslist op het verzoek [ ] toe te laten op de zitting. De (motivering van die) beslissing kan niet worden verstaan als een blijk van vooringenomenheid van de rechter. De omstandigheid dat de beslissing verzoeker niet welgevallig is en/of dat hij vindt dat deze in strijd met de wet is genomen, is voor die conclusie in ieder geval onvoldoende. Daarvoor staat de weg van hoger beroep open. Evenmin kan uit de omstandigheid dat de rechter een eerder aanhoudingsverzoek heeft afgewezen vooringenomenheid blijken. Het wrakingsverzoek is dan ook ongegrond.
4.5
Dit betekent dat het verzoek wordt afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, en W.M. de Vries en L. van Berkum, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juli 2019.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 5 Rv geen voorziening open.