ECLI:NL:RBAMS:2019:5415

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2019
Publicatiedatum
24 juli 2019
Zaaknummer
C/13/668213/ HA RK 19/214
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen de rechter-commissaris wegens vermeende partijdigheid

In deze zaak heeft de meervoudige Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 5 juli 2019 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door twee verzoekers, die verdachten zijn in aanhangige strafzaken. De kern van het verzoek was dat de rechter-commissaris de verdediging niet had uitgenodigd voor de voortzetting van een getuigenverhoor op 14 juni 2019, wat volgens de verzoekers in strijd was met hun recht om bij alle verhoren aanwezig te zijn. De verzoekers stelden dat deze handelwijze de objectieve schijn van partijdigheid tegen de rechter-commissaris opriep.

De Wrakingskamer overwoog dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen meebrengt dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond kan vormen voor wraking, tenzij er sprake is van vooringenomenheid. De rechter-commissaris had in dit geval de raadslieden niet uitgenodigd omdat zij zich eerder als toehoorder hadden opgesteld en niet actief deelnamen aan het verhoor. De rechter-commissaris had de processen-verbaal van de verhoren aan de verdediging verstrekt, en de verzoekers hadden de mogelijkheid om alsnog een verzoek in te dienen om de getuige te horen.

De Wrakingskamer concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en de beslissing werd openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK Amsterdam

Wrakingskamer
zaaknummer: C/13/668213/ HA RK 19/214
Beslissing van 5 juli 2019
van de meervoudige Wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
1. [verzoeker sub 1]
wonende te [woonplaats 1]
gemachtigden: mrs. D.N.A. Brouns en R. Lonterman
2. [verzoeker sub 2]
wonende te [woonplaats 2]
gemachtigden: mrs. V.R.C. Shukrula en W.A.P. Gerbrandij
hierna gezamenlijk te noemen: verzoekers
strekkende tot de wraking van
mr. M.G. Tarlavski-Reurslag
rechter in deze rechtbank hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
het schriftelijke wrakingsverzoek van [ ] per e-mail van 20 juni 2019
het schriftelijke wrakingsverzoek van [ ] bij brief van 20 juni 2019
de schriftelijke reactie van de rechter van 24 juni 2019, waarbij diverse producties zijn overgelegd
de door mr. Lonterman per e-mail van 4 juli 2019 ingediende nadere producties
de door mr. Shukrula per e-mail van 4 juli 2019 ingediende nadere producties
de door mr. Lonterman ter zitting overgelegde pleitnota
de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 5 juli 2019.
De rechter heeft medegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 5 juli 2019. Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • de raadslieden van verzoekers
  • de rechter
  • mr. R. Bosman, officier van justitie
Verzoekers zelf zijn niet verschenen.
De Wrakingskamer heeft ter zitting mondeling uitspraak gedaan. Deze beslissing is de schriftelijke uitwerking daarvan.

2.De feiten

2.1
Verzoekers zijn verdachten in de bij deze rechtbank aanhangige zaken met parketnummers 13/650242-17 en 13/650241-17.
2.2
Op 3 juni 2019 is in deze zaken door de rechter-commissaris in aanwezigheid van de officier van justitie een getuige gehoord. De raadsvrouw van de getuige is daarbij aanwezig geweest. De raadslieden van verdachten zijn bij het eerste deel van dit verhoor als toehoorder aanwezig geweest. Tijdens de voortzetting van het verhoor, toen de raadslieden van verdachten niet meer aanwezig waren, heeft de rechter-commissaris geoordeeld dat de getuige zonder wettige grond heeft geweigerd enige vraag te beantwoorden en heeft zij op vordering van de officier van justitie de gijzeling van de getuige bevolen. Van dit verhoor is proces-verbaal opgemaakt.
2.3
De raadkamer heeft op 5 juni 2019 besloten de gijzeling van de getuige met 12 dagen te verlengen. De rechter-commissaris heeft de raadslieden over een en ander bericht per e-mail van 13 juni 2019 en toegezegd hen over het verdere verloop nader te zullen berichten.
2.4
Op 14 juni 2019 heeft de rechter-commissaris de getuige opnieuw gehoord in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsvrouw van de getuige. De rechter-commissaris heeft aangegeven dat dit verhoor van belang was voor de raadkamer die later op die 14e juni 2019 moest beslissen of de gijzeling van de getuige wederom verlengd moest worden. De raadslieden van verdachten zijn niet voor dit verhoor uitgenodigd. Ook van dit verhoor is proces-verbaal opgemaakt.

3.Het wrakingsverzoek

3.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter-commissaris. Verzoekers hebben blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan hun verzoek ten grondslag gelegd.
3.2 [ ]
[ ] stelt zich op het standpunt dat de rechter-commissaris op grond van artikel 186 en 186a Sv de verdediging had moeten uitnodigen voor (de voortzetting van) het getuigenverhoor op 14 juni 2019. [ ] betwist dat het een getuigenverhoor ex artikel 223 Sv (het toetsen van de verklaringsbereidheid van een getuige) betrof, nu blijkens het proces-verbaal de aan de getuige gestelde vragen veel verder strekten dan deze toets rechtvaardigt en daarnaast de officier van justitie wèl voor dit verhoor is uitgenodigd. Door deze handelwijze is het Openbaar Ministerie bevoordeeld boven de verdediging, waardoor de rechter-commissaris de objectieve schijn van partijdigheid tegen zich heeft.
3.3 [ ]
[ ] wijst ook op het recht van de raadslieden om bij alle verhoren aanwezig te zijn en de plicht van de rechter-commissaris de raadslieden van een verhoor tijdig in kennis te stellen. De rechter-commissaris heeft in haar e-mail van 13 juni 2019 evenwel verzuimd aan de raadslieden mee te delen dat de raadsvrouw van de getuige een dag daarvoor om een verhoor had verzocht, welk verhoor vervolgens een dag later zou plaatshebben. Nu de officier van justitie wel is bericht, is bij [verzoeker sub 2] de vrees ontstaan dat de verdediging achtergesteld wordt vanuit gewilde, dan wel ongewilde partijdigheid.

4.De reactie van de rechter

4.1
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op de verzoeken gereageerd. Zij heeft aangevoerd dat de raadslieden bij het eerdere verhoor op 3 juni 2019 als toehoorder aanwezig zijn geweest en zich niet hadden aangesloten bij het verhoor. De raadslieden zijn voorts op enig moment - na overleg - vertrokken bij dit verhoor. Het verhoor van de getuige op 14 juni 2019 diende enkel om te beoordelen of de getuige alsnog verklaringsbereid was (ex artikel 223 Sv), zodat de bevolen gijzeling zou kunnen worden opgeheven. Gelet op het ingrijpende middel van gijzeling, dient een dergelijk verhoor op korte termijn plaats te vinden. Omdat de planning onder grote tijdsdruk plaatsvond en de raadslieden zich in de procedure nog niet hadden aangesloten bij het verhoor, maar slechts toehoorder waren, heeft zij hen niet voor het verhoor uitgenodigd. De raadkamer heeft naar aanleiding van het verhoor, diezelfde dag de gijzeling verlengd. De rechter-commissaris heeft de processen-verbaal aan de verdediging verstrekt. Als de raadslieden daaraan behoefte hebben, kunnen zij nog steeds een verzoek doen om de getuige te horen, .
4.2
De officier van justitie heeft ter zitting meegedeeld dat zij zich kan vinden in de reactie van de rechter-commissaris.

5.De beoordeling

5.1
Volgens artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan een rechter gewraakt worden als zich feiten of omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
5.2
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.3
Het enkele feit dat de rechter mogelijk in strijd met een rechtsplicht de raadslieden van de verdachten niet heeft uitgenodigd voor de voorzetting van een (al dan niet inhoudelijke) getuigenverhoor, leidt niet tot het oordeel dat de rechter vooringenomen is. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413) geoordeeld dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen meebrengt dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking en dat ook de motivering van een (tussen)beslissing geen grond kan vormen voor wraking, tenzij uit de bewoordingen van de motivering blijkt van vooringenomenheid. De Wrakingskamer komt dan ook geen oordeel toe over de juistheid van de door de rechter genomen beslissingen, ook indien deze in strijd zouden zijn met een rechtsplicht, zoals de raadsman van [ ] ter zitting nog heeft aangevoerd. Dat oordeel is in zijn algemeenheid voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel is belast met de behandeling van de zaak. In het geval van een (tussen)beslissing van een rechter-commissaris geldt dat een oordeel hieromtrent (en daaraan gekoppeld wellicht de vraag of hieraan consequenties verbonden dienen te worden) is voorbehouden aan de zittingsrechter.
5.4
Het voorgaande houdt in dat het verzoek wordt afgewezen.

6.De beslissing

De Wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, B. Vogel en W.M.C. van den Berg, leden, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.