ECLI:NL:RBAMS:2019:5414

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2019
Publicatiedatum
24 juli 2019
Zaaknummer
C/13/665619 / HA RK 19/149
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de rechter wegens vermeende vooringenomenheid en niet-ontvankelijkheid van het verzoek

In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 5 juni 2019 uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van mr. M.W. van der Veen, de rechter belast met de behandeling van de zaak van verzoekster. Het verzoek tot wraking is ingediend door verzoekster, die stelt dat er geen reactie is gegeven op haar verzoeken om uitstel voor het nemen van de conclusie van antwoord. De Wrakingskamer heeft het verzoek kennelijk niet ontvankelijk verklaard, omdat het verwijt dat er niet is gereageerd op de uitstelverzoeken feitelijk onjuist is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzochte uitstel daadwerkelijk is verleend.

De Wrakingskamer heeft verder geoordeeld dat de verzoekster niet voldoende concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die zouden wijzen op een vooringenomenheid van de rechter. Het verzoek om behandeling door een externe Wrakingskamer is afgewezen, omdat de wet voorschrijft dat wrakingsverzoeken door een meervoudige kamer van dezelfde rechtbank worden behandeld, zonder dat de gewraakte rechter daarin zitting heeft. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het wrakingsverzoek lichtvaardig is ingediend en dat er sprake is van misbruik van recht. Daarom is besloten dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zal worden genomen.

De beslissing van de Wrakingskamer houdt in dat het verzoek om behandeling door een externe Wrakingskamer is afgewezen, het verzoek tot wraking niet ontvankelijk is verklaard, en dat de procedure onder zaaknummer 7599726 CV EXPL 19-5986 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van indienen van het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het bij brief ingekomen op 26 april 2019 schriftelijke gedane en onder rekestnummer C/13/665619 / HA RK 19/149 ingeschreven verzoek van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. M.W. van der Veen, de met de behandeling van de zaak van verzoekster belaste rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Bij de rechtbank is onder zaaknummer 7599726 CV EXPL 19-5986 een procedure aanhangig waarbij verzoekster de gedaagde partij is.
1.2.
De zaak stond op de rol van 26 april 2019 voor het nemen van een conclusie van antwoord aan de zijde van verzoekster.
1.3.
Bij brief van 8 april 2019, ingediend bij de Centrale Balie van de rechtbank, heeft verzoekster uitstel verzocht in drie bij de rechtbank, team kantonzaken, aanhangige zaken waarbij zij partij is. In de onderhavige zaak betreft het een verzoek om uitstel voor het nemen van de conclusie van antwoord.
1.4.
Bij faxbrief van 12 april 2018 heeft verzoekster haar verzoek in de onderhavige zaak herhaald.
1.5.
Bij brief van 26 april 2019 heeft verzoekt een verzoek tot wraking ingediend.

3.De ontvankelijkheid

3.1.
In artikel 36 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering is bepaald dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt, op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij enige vooringenomenheid koestert, althans dat de - objectief gerechtvaardigde - vrees bestaat dat de rechter niet onpartijdig is.
3.2.
Uit de wet en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat een verzoeker concrete feiten en omstandigheden dient aan te voeren waaruit volgt dat de rechter jegens een partij vooringenomen is, of dat de vrees van een partij dat sprake is van een dergelijke vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Alle feiten en omstandigheden moeten tegelijk - in het verzoek - worden voorgedragen.
3.3.
Aan het verzoek wordt door verzoekster samengevat ten grondslag gelegd dat zij verschillende malen een verzoek om uitstel heeft ingediend voor het nemen van de conclusie van antwoord, waarop niet is gereageerd. Naar de Wrakingskamer begrijpt wordt verder verzocht om een hoorzitting door een externe Wrakingskamer met als einddoel wraking van de rechterlijke macht in casu, en wordt verzocht om verplaatsing van de rechtszaak locatie.
3.5.
Voor zover verzoekster vraagt om een behandeling van het verzoek door een externe Wrakingskamer, wordt dat afgewezen. Uit het systeem van de wet volgt dat een wrakingsverzoek wordt behandeld door een meervoudige kamer bestaande uit rechters behorende tot dezelfde rechtbank, als die van de gewraakte rechter, met dien verstande dat de gewraakte rechter daarin geen zitting heeft.
3.4.
Dat niet is gereageerd op verzoeken om uitstel voor antwoord, is geen feit of omstandigheid is waaruit (de schijn van) vooringenomenheid van de rechter jegens verzoekster zou kunnen blijken. Het verzoek betreft een niet door de rechter genomen beslissing. Op dergelijke verzoeken pleegt te worden beslist door middel van een rolmededeling, welke wordt verzonden na de dag van de rolzitting waarop de zaak staat. Nu verzoekster die zitting niet heeft afgewacht en het verzoek verder geen feiten en omstandigheden bevat waaruit de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter jegens verzoekster zou kunnen blijken, is het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk. De mondelinge behandeling kan daarom achterwege blijven.
3.7.
Omdat door verzoekster het middel tot wraking lichtvaardig, want zonder kenbare relevante grondslag is ingezet, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van misbruik van recht. De rechtbank zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter belast met de behandeling van de zaak van verzoekster niet in behandeling wordt genomen.
3.8.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Wrakingskamer:
 wijst het verzoek om behandeling door een externe Wrakingskamer af;
 verklaart verzoekster niet ontvankelijk in haar verzoek tot wraking;
 verklaart zich onbevoegd te beslissen op het verzoek om de hoofdprocedure te verwijzen naar een ander gerecht;
 bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking gericht tegen de rechter belast met de behandeling van de zaak van verzoekster niet meer in behandeling zal worden genomen;
 bepaalt dat de procedure geregistreerd onder zaaknummer 7599726 CV EXPL 19-5986 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het wrakingverzoek werd ingediend.
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, A.W.J. Ros en P.B. Martens, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juni 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.