ECLI:NL:RBAMS:2019:5407

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2019
Publicatiedatum
24 juli 2019
Zaaknummer
C/13/665209 / HA RK 19/144
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van een rechter wegens vermeende vooringenomenheid in een civiele procedure

In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 6 mei 2019 een verzoek tot wraking behandeld dat op 18 april 2019 was ingediend door de verzoeker, die betrokken is in een civiele procedure onder zaaknummer CV EXPL 18-10110. Het verzoek was gericht tegen mr. A.W.J. Ros, de kantonrechter die de zaak behandelt. De verzoeker stelde dat er sprake was van vooringenomenheid van de rechter, maar heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die deze vrees zouden onderbouwen. De Wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn wrakingsverzoek, omdat het verzoek niet voldeed aan de eisen van artikel 36 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Dit artikel vereist dat verzoekers specifieke feiten en omstandigheden aanvoeren die de vrees voor partijdigheid van de rechter objectief rechtvaardigen. De Wrakingskamer merkte op dat de verzoeker slechts in algemene termen had gesteld dat de rechter hoor en wederhoor had geschonden en dat er geen relevante details waren verstrekt over de gestelde partijdigheid. Bovendien werd opgemerkt dat dit het derde wrakingsverzoek in dezelfde zaak was, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van misbruik van recht. De Wrakingskamer besloot dat verdere verzoeken tot wraking van de rechter in deze zaak niet in behandeling zouden worden genomen en dat de procedure onder zaaknummer CV EXPL 18-10110 zou worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer

Beslissing op het bij brief ingekomen op 18 april 2019 schriftelijke gedane en onder rekestnummer C/13/665209 / HA RK 19/144 ingeschreven verzoek van:

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. A.W.J. Ros, kantonrechter alhier.
1. De ontvankelijkheid van het verzoek
1.1.
Bij de rechtbank is onder zaaknummer CV EXPL 18-10110 een procedure aanhangig waarbij verzoeker partij is. De zaak stond op de rol van 18 april 2019 voor het wijzen van vonnis. Op de rol van 18 april 2019 is vonnis bepaald op 6 mei 2019. De zaak is in behandeling bij mr. A.W.J. Ros.
1.2.
In artikel 36 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering is bepaald dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt, op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij enige vooringenomenheid koestert, althans dat de - objectief gerechtvaardigde - vrees bestaat dat de rechter niet onpartijdig is.
1.3.
Uit de wet en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat een verzoeker concrete feiten en omstandigheden dient aan te voeren waaruit volgt dat de rechter jegens een partij vooringenomen is, of dat de vrees van een partij dat er sprake is van een dergelijke vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Alle feiten en omstandigheden moeten tegelijk - in het verzoek - worden voorgedragen.
1.4.
Nog afgezien van de vraag of verzoeker dit verzoek tijdig heeft gedaan - in het verzoek verwijst verzoeker naar opmerkingen die zouden zijn gemaakt ter zitting van 9 juni 2018 en naar door de wederpartij geponeerde feiten - zijn door verzoeker geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd. In het verzoekschrift wordt slechts in algemene bewoordingen aangevoerd dat de rechter hoor en wederhoor heeft geschonden, een aantal procesbeslissingen heeft genomen zonder nadere motivering en dat uit opmerkingen en gedragingen van de rechter kan worden afgeleid dat de rechter partijdig is. Wanneer er hoor en wederhoor is geschonden en wanneer welke opmerking is gemaakt staan en welke verzoeken zijn genegeerd, staan niet in het verzoek vermeld.
1.5
Nu het verzoek geen concrete feiten of omstandigheden bevat waaruit (de schijn van) vooringenomenheid van de rechter jegens verzoeker zou kunnen blijken, is verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek. De mondelinge behandeling kan daarom achterwege blijven.
1.6.
Omdat door verzoeker het middel tot wraking lichtvaardig, want zonder kenbare relevante grondslag, is ingediend en het hier het derde verzoek in dezelfde zaak betreft, is naar het oordeel van de Wrakingskamer sprake van misbruik van recht. Bepaald zal daarom worden dat verdere verzoeken tot wraking van de rechter belast met de behandeling van deze zaak van verzoeker niet in behandeling worden genomen.
1.7.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Wrakingskamer:
 verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking;
 bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking gericht tegen de rechter belast met de behandeling van deze zaak van verzoeker niet meer in behandeling zal worden genomen;
 bepaalt dat de procedure geregistreerd onder zaaknummer CV EXPL 18-10110 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het wrakingverzoek werd ingediend.
Aldus gegeven door mrs. P.B. Martens, voorzitter, M.V. Ulrici en K.A. Brunner, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 mei 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.