ECLI:NL:RBAMS:2019:5406

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
24 juli 2019
Zaaknummer
C/13/663308 HA/RK 19/92
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in een civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 juni 2019 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. B. Brokkaar, kantonrechter te Amsterdam, ingediend door Hoge Rijndijk B.V. Het verzoek tot wraking was gebaseerd op de stelling dat de rechter een beslissing had genomen die de schijn van partijdigheid zou wekken. Dit betrof een procesbeslissing die was opgenomen in een brief van de griffier van 8 maart 2019. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat een rechterlijke (tussen)beslissing op zichzelf geen grond kan vormen voor wraking, en dat de motivering van de beslissing niet kan worden aangemerkt als blijk van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft de procedure op 23 mei 2019 behandeld, waarbij de verzoekster werd bijgestaan door haar advocaat, mr. D.G. Lasschuit, en de rechter werd vertegenwoordigd door mr. D. Tap, advocaat van de tegenpartij, W.A. Vervenne Holding B.V.

De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat de gronden voor het wrakingsverzoek niet voldoende waren om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure met nummer 7111347 CV EXPL 18-16966 wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Beslissing op het op 11 maart 2019 gedane en onder zaaknummer
C/13/663308 HA/RK 19/92 ingeschreven verzoek van:
Hoge Rijndijk B.V.,gevestigd te Katwijk,
verzoekster,
advocaat mr. D.G. Lasschuit,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. B. Brokkaar, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • de brief van de griffier van deze rechtbank ([ ]) van 8 maart 2019;
  • het verzoek tot wraking zoals neergelegd in een brief van mr. Lasschuit van 11 maart 2019;
  • de schriftelijke reactie van de rechter op het verzoek tot wraking;
  • de pleitnota van mr. Lasschuit ten behoeve van de zitting van de wrakingskamer van 23 mei 2019.
De rechter berust niet in de wraking.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 23 mei 2019. Namens verzoekster zijn verschenen [ ] en [ ] met mr. Lasschuit. Voorts zijn verschenen de rechter en mr. D. Tap, advocaat van W.A. Vervenne Holding B.V. (hierna Vervenne). De beschikking is bepaald op 6 juni 2019.

1.Feiten

Verzoekster is eisende partij in een bij de rechter aanhangige procedure met nummer 7111347 CV EXPL 18-16966. In die procedure wordt verzoekster bijgestaan door mr. Lasschuit.
Als gedaagde partij in die procedure treedt op Vervenne, bijgestaan door mr. D. Tap.
Op 21 december 2018 is in bovengenoemde zaak een tussenvonnis gewezen. Hierin is Vervenne in de gelegenheid gesteld “
om zich bij akte (uitlating productie) uit te laten overuitsluitend(de ontvangst van) dit e-mailbericht met de daarin genoemde bijlagen. (…)
Ter rolle van 18 januari 2019 heeft Vervenne de desbetreffende akte genomen.
Vervolgens heeft de griffier de raadsman van verzoekster bericht dat zij ter zitting van 1 maart 2019 schriftelijk of mondeling mocht reageren op de akte van Vervenne.
Op 1 maart 2019 heeft verzoekster een antwoordakte ingediend met 17 nadere producties (de producties 13 tot en met 29).
Bij brief van 8 maart 2019 heeft de griffier onder meer het volgende aan partijen bericht:

Productie 17 tot en met 29 en de toelichting daarop worden niet aangemerkt als een reactie op de akte met productie van gedaagde en worden daarom buiten beschouwing gelaten. De goede procesorde vergt dat gedaagde de gelegenheid krijgt om te reageren (…) op de producties 13 t/m 16 van de antwoordakte waarbij geldt dat geen nadere producties meer in het geding mogen worden gebracht.

2.Het verzoek en de gronden daarvan

Uit de brief van mr. Lasschuit van 11 maart 2019 en uit hetgeen door hem ter zitting van de wrakingskamer van 23 mei 2019 naar voren is gebracht, volgt dat het verzoek tot wraking – samengevat weergegeven – is gebaseerd op de volgende gronden. Er is geen wettelijke grondslag voor het buiten beschouwing laten van de producties 17 tot en met 29, terwijl er in de brief van de griffier van 8 maart 2019 ook geen beperking was opgenomen. Dit is bovendien in strijd met de goede procesorde en in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor. Nu iedere motivering voor deze beslissing ontbreekt en die beslissing onbegrijpelijk is, kan verzoekster geen andere conclusie trekken dan dat de onpartijdigheid van de rechter in het geding is. Dit vormt een grond voor wraking.

3.De reactie van de rechter

De rechter heeft in haar schriftelijke reactie – samengevat weergegeven – aangevoerd dat het wrakingsverzoek zich richt tegen een procesbeslissing. Ook als een dergelijke beslissing of de motivering daarvan onjuist zou zijn, levert dat geen objectieve reden op om gerechtvaardigd te twijfelen aan de onpartijdigheid van de betrokken rechter. Wraking is niet bedoeld als een verkapt hoger beroep.

4.De gronden van de beslissing

4.1
Op grond van het bepaalde in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter niet onpartijdig is dan wel een vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is.
4.2
Het verzoek berust er in de kern op dat de rechter een beslissing heeft genomen (die is opgenomen in de brief van de griffier van 8 maart 2019) die – objectief bezien – heeft geleid tot de schijn van partijdigheid.
4.3 De wrakingskamer overweegt hierover het volgende. Vooropgesteld wordt dat een rechter een ruime mate van vrijheid heeft in het nemen van (procedurele) beslissingen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. De Wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen-)beslissing noch over een verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak in hoger beroep. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich evenzeer ertegen dat de motivering van de beslissing grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een onjuiste, onbegrijpelijke, gebrekkige of te summiere motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen-)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (zie HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413).
4.4
Noch de beslissing van de rechter om de akte van verzoekster en de daarbij behorende producties gedeeltelijk buiten beschouwing te laten, noch de motivering van deze beslissing bevat een uiting van de rechter die niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid. De beslissing is dan ook als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat de procedure met nummer 7111347 CV EXPL 18-16966 wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mrs. M.V. Ulrici, voorzitter, en I.M. Bilderbeek en
K.A. Brunner, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juni 2019.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 5 Rv geen voorziening open.