ECLI:NL:RBAMS:2019:5370

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2019
Publicatiedatum
23 juli 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1509
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WOK-melding van RDW na door motoragent geconstateerde snelheidsovertreding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 juli 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en de directie van de Dienst Wegverkeer (RDW). Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van de RDW, waarin haar werd meegedeeld dat zij vanaf 6 januari 2019 niet meer met haar scooter op de weg mocht rijden totdat deze was hersteld en opnieuw gekeurd. Dit besluit volgde op een WOK-melding van de politie, die was gedaan na een geconstateerde snelheidsovertreding. De rechtbank oordeelde dat de WOK-melding geen technische beoordeling is, maar een deskundigenadvies ter onderbouwing van de besluitvorming van de RDW. Eiseres voerde aan dat de WOK-melding onterecht was gedaan, omdat er geen snelheidsovertreding had plaatsgevonden en de scooter aan de wettelijke normen voldeed. De rechtbank oordeelde dat de RDW in redelijkheid gebruik had kunnen maken van haar bevoegdheid om een rijverbod op te leggen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank veroordeelde de RDW tot vergoeding van het griffierecht en een deel van de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/1509

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: [naam] ),
en

de directie van de Dienst Wegverkeer (RDW) , verweerder

(gemachtigde: mr. N.T.P. Eshuis).

Procesverloop

Bij besluit van 7 januari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres medegedeeld dat zij vanaf 6 januari 2019 niet meer met het voertuig met kenteken [kenteken] op de weg mag rijden totdat deze is hersteld en weer gekeurd is door verweerder.
Bij besluit van 27 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2019. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Op 3 januari 2019 heeft de politie [naam] , een kennis van eiseres, een verbod aangezegd om op scooter met kenteken [kenteken] (de scooter) op de weg te rijden totdat verweerder deze heeft goedgekeurd. Met behulp van een gekalibreerde boordsnelheidsmeter is gemeten dat de scooter een gemeten snelheid van 50 kilometer per uur (km/u) had, gecorrigeerd 47 km/u , 17 km/u boven de toegestane snelheid van dit soort scooters.
2. De politie heeft op 5 januari 2019 aan verweerder meegedeeld dat het kenteken van de scooter in het kentegenregister geplaatst moet worden als “wachten op keuring” (WOK-melding).
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder eiseres meegedeeld dat zij vanaf
6 januari 2019 niet meer met de scooter op de weg mag rijden totdat deze opnieuw gekeurd is. Het hiertegen door eiseres ingediende bezwaar heeft verweerder op grond van artikel 8:4, derde lid, aanhef en onderdeel c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet ontvankelijk verklaard voor zover het bezwaar gericht is tegen de technische beoordeling van een voertuig en ongegrond verklaard voor zover is betoogd dat verweerder niet van de politiemededeling mocht uitgaan.
4. Eiseres heeft aangevoerd dat de WOK-melding ten onrechte is gedaan. De bestuurder van haar scooter is aangehouden omdat hij geen rijbewijs had en hij heeft nog naar huis mogen rijden. Er is geen sprake geweest van een snelheidsovertreding, hiervoor is ook geen bekeuring uitgedeeld. Er is niets gewijzigd aan de scooter sinds deze uit de fabriek is gekomen. Bij de herkeuring van de scooter zijn ook geen mankementen vastgesteld. Verweerder heeft onvoldoende uitgelegd wat er mankeert aan de scooter, die op de dag van aanhouding aan de wettelijke norm voldeed. Eiseres voert verder aan dat het niet mogelijk is dat de snelheid van de scooter op 50 km/u is vastgesteld. De vermeende overtreding vond plaats in Amsterdam - [stadsdeel] , met veel korte fietspaden met bochten, waar het niet mogelijk is om langere tijd achter een scooter aan te rijden om zo de snelheid te meten.
5. De rechtbank stelt voorop dat de bevoegdheid van verweerder om op grond van artikel 38, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het Kentekenreglement te bepalen dat met een te naam gesteld voertuig niet op de weg mag worden gereden, een discretionaire bevoegdheid betreft, waardoor verweerder bij het al dan niet toepassen van deze bevoegdheid beoordelingsruimte heeft. Gelet hierop dient de rechtbank te toetsen of verweerder in redelijkheid van de bevoegdheid een verbod op te leggen gebruik heeft kunnen maken.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet kan opkomen tegen de mededeling van de politie van 5 januari 2019 waarin door de dienstdoende agent is aangegeven dat de gemeten snelheid 50 km/u bedroeg. Volgens verweerder is dit een technische beoordeling waartegen op grond van artikel 8:4, derde lid, sub c van de Awb (in samenhang met artikel 7:1 van de Awb) geen beroep openstaat. Verweerder verklaart het bezwaar op dit punt dan ook niet-ontvankelijk. De rechtbank volgt verweerder hierin niet en verwijst hiertoe naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 17 oktober 2018. [1] Eiseres is niet opgekomen tegen de WOK-melding zelf, maar tegen het besluit van verweerder dat eiseres niet meer op de weg mag rijden tot de scooter opnieuw gekeurd is. Een daartoe strekkend besluit is naar het oordeel van de rechtbank geen technische beoordeling van een voertuig als bedoeld in artikel 8:4, derde lid, onder c, van de Awb. De WOK-melding is afkomstig van de politie en vormt een onderbouwing van verweerders besluitvorming. Naar het oordeel van de rechtbank dient deze melding dan ook te worden gedefinieerd als een deskundigenadvies, die de rechtbank uit het oogpunt van rechtsbescherming kan toetsen in lijn met de vaste jurisprudentie daarover van de Afdeling. [2]
7. De rechtbank is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat verweerder het bezwaar ten onrechte deels niet-ontvankelijk heeft verklaard. In zoverre kleeft er aan verweerders besluitvorming een gebrek. De rechtbank zal dit gebrek echter op grond van artikel 6:22 van de Awb passeren omdat eiseres hierdoor niet is benadeeld. De rechtbank zal dat hieronder toelichten.
8.1
De WOK-melding dient – zoals overwogen – te worden beschouwd als een deskundigenadvies. Omdat verweerder dit advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, dient hij zich er volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling van te vergewissen dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de inhoud inzichtelijk en concludent is. Het laatste betekent dat de gedachtegang duidelijk en voldoende controleerbaar moet zijn. [3]
8.2
In dit geval is de WOK-melding opgesteld door een politieagent en blijkt daaruit dat de snelheid van de scooter met behulp van een gekalibreerde boordsnelheidsmeter is vastgesteld op 50 km/u. De rechtbank stelt vast dat deze mededeling weliswaar niet op ambtseed of ambtsbelofte is opgemaakt, maar overweegt dat – in gelijke lijn met de vaste jurisprudentie van de Afdeling [4] met betrekking tot mutatierapporten – deze mededeling een aanvaarde vorm is waarin door politieambtenaren waargenomen feiten en omstandigheden worden vastgelegd. Dat deze vorm met minder waarborgen is omgeven, brengt mee dat in procedures waarin een beroep wordt gedaan op de in een mededeling vermelde feiten, daaraan minder bewijskracht toekomt dan aan een proces-verbaal. Dit betekent echter niet dat wat in de mededeling is weergegeven terzijde moet worden geschoven op basis van de enkele ontkenning van eiseres dat de snelheidsmeting niet correct kan zijn. Van belang hierbij is dat de mededeling is opgesteld door een opgeleide politieambtenaar, die geen belang heeft bij wat in de mededeling wordt vermeld als door hem of haar waargenomen.
8.3
Het is aan eiseres om haar betoog dat de door de politie verrichte snelheidsmeting niet kan kloppen, te onderbouwen. Hierin is zij naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd. Eiseres heeft in dit kader aangevoerd dat de snelheidsmeting niet kan kloppen omdat de motor gelet op de verkeerssituatie in Amsterdam - [stadsdeel] , met veel paadjes, nooit lang genoeg achter de scooter heeft kunnen aanrijden om de snelheid vast te stellen. Ook betoogt eiseres in dit kader dat de scooter nieuw uit de fabriek kwam, zodat hij niet harder kon rijden dan de toegestane snelheid van 29 kilometer per uur. Dat dit het geval was, is ook gebleken uit de uiteindelijk verrichte herkeuring, aldus eiseres. De rechtbank constateert dat eiseres al deze stellingen niet nader heeft onderbouwd. Zo heeft eiseres bijvoorbeeld niet aangegeven welke route de scooter heeft gereden en zijn geen getuigenverklaringen overgelegd waaruit dit kan worden opgemaakt. Ook een aankoopbewijs van de scooter ontbreekt, zodat niet duidelijk is wanneer de scooter uit de fabriek is gekomen en dus ook niet of er tijd heeft gezeten tussen de aanschafdatum en 3 januari 2019. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen of inderdaad geen gelegenheid is geweest om de maximale snelheid van de scooter op te voeren. Ook de enkele constatering dat bij de herkeuring de maximale snelheid van de scooter aan de wettelijke vereisten voldeed, is vanwege dezelfde redenering onvoldoende om de geconstateerde snelheidsovertreding op 3 januari 2019 in twijfel te trekken. De keuring heeft immers pas op 22 januari 2019 plaatsgehad, terwijl eiseres niet heeft aangetoond dat zij in de tussenliggende periode niet de gelegenheid had om de maximale snelheid van de scooter aan te passen.
8.4
Gelet op het voorgaande heeft verweerder dan ook mogen uitgaan van de juiste totstandkoming en inhoud van de WOK-melding, waarmee is voldaan aan de voornoemde vergewisplicht. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de bevoegdheid om eiseres een rijverbod op te leggen.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Omdat het beroep ongegrond is, bestaat geen grond voor vergoeding van de door eiseres gevorderde schade.
11. De rechtbank zal verweerder wegens het hiervoor onder 7 genoemde gebrek in de door eiseres gemaakte proceskosten veroordelen. Deze kosten stelt de rechtbank vast op
€ 7,84, zijnde de door de gemachtigde van eiseres gemaakte reiskosten om de zitting bij te kunnen wonen. Hierbij is de rechtbank uitgegaan van de afstand tussen het woonadres van de gemachtigde en de rechtbank (2 x 14 kilometer) en een vergoeding van € 0,28 per kilometer. [5] Overige proceskosten komen, reeds wegens gebrek aan onderbouwing, niet voor vergoeding in aanmerking. Daarnaast bestaat aanleiding verweerder te veroordelen om het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 7,84.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.A. Knikkink, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.ECLI:NL:RVS:2018:3358, AB2018/428 met noot L.M. Koenraad.
2.De rechtbank verwijst naar r.o. 7.2 van de onder noot 1 genoemde Afdelingsuitspraak en paragraaf 7.2 van de noot van L.M. Koenraad.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 15 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2740.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2306.
5.Artikel 1, aanhef en onder c, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, in samenhang met artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c van dit besluit en artikel 11, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003.