ECLI:NL:RBAMS:2019:5245

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2019
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
AMS 18/5803
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar de inkomensafhankelijke Zvw-bijdrage op AOW-pensioen van eiser na terugvordering door de Svb

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 18 juli 2019, staat de vraag centraal of de Sociale verzekeringsbank (Svb) terecht de inkomensafhankelijke Zvw-bijdrage op het AOW-pensioen van eiser inhoudt en € 4.432,- terugvordert als onverschuldigd betaald. Eiser, woonachtig in België, ontving vanaf september 2010 AOW-pensioen en voerde merendeels werkzaamheden als zelfstandige in Nederland uit. De Svb heeft in zijn besluitvorming een verkeerde juridische grondslag gebruikt, wat aanleiding gaf tot het gegrond verklaren van het beroep van eiser. De rechtbank verzoekt de Svb om een nieuw besluit te nemen, waarbij aandacht moet worden besteed aan de rol van de Belastingdienst, de bevoegdheid van de Svb om te beslissen op het bezwaarschrift, en de vraag of er een Zvw-buitenlandbijdrage is ingehouden op het AOW-pensioen van eiser. De rechtbank heeft de Svb een termijn van acht weken gegeven om dit nieuwe besluit te nemen, waarbij ook de relevante rechtspraak in acht moet worden genomen. Eiser wordt in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op het nieuwe besluit.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/5803

beslissing tot heropening in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] (België), eiser

en

de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Overwegingen

De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 8 juli 2019.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de Svb terecht alsnog vanaf september 2010 de inkomensafhankelijke Zvw-bijdrage inhoudt op [eiser] AOW-pensioen en vanwege die inhouding € 4.432,- van hem terugvordert als onverschuldigd betaald. Daaraan ligt het oordeel ten grondslag dat [eiser] verplicht verzekerd was op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz)
Niet ter discussie staat dat [eiser] vanaf september 2010 AOW-pensioen ontvangt en toen naar België is verhuisd. Ook staat niet ter discussie dat [eiser] vanaf september 2010 merendeels in Nederland werkzaamheden als zelfstandige is blijven uitvoeren en dat de Svb hiervan (pas) in 2017 op de hoogte is geraakt.
Op de zitting heeft de Svb aangegeven dat hij in zijn besluitvorming de verkeerde de juridische grondslag heeft gebruikt. In het primaire besluit en de beslissing op bezwaar is artikel 17a van de AOW (herziening) als grondslag genoemd, maar dit moet zijn artikel 24 van de AOW (terugvordering van hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald).
[eiser] heeft vanaf 2010 ieder jaar aangifte gedaan bij de Belastingdienst. Aanslagen vanaf 2010 zitten in het dossier.
De Svb heeft ter zitting aangegeven dat geen uitwisseling heeft plaatsgevonden met de Belastingdienst en dat niet duidelijk is waarom dat niet is gebeurd. Ook is namens de Svb gezegd dat het niet duidelijk is waarom door de Belastingdienst geen aparte Zvw-aanslag is opgelegd. De Svb heeft aangegeven dat nader onderzoek op dit punt is aangewezen.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep van [eiser] gegrond is en dat de Svb dus opnieuw een beslissing moet nemen op het bezwaar. Uit het voorgaande blijkt ook dat nader onderzoek moet plaatsvinden naar de rol van de Belastingdienst in deze procedure.
Partijen hebben op de zitting aangegeven dat het hun voorkeur heeft dat deze zaak aan de rechter verbonden blijft, zodat [eiser] niet opnieuw in beroep hoeft te gaan als hij het ook niet eens met het nieuwe besluit.
De rechtbank stelt de Svb in de gelegenheid om binnen een termijn van acht weken een nieuw besluit te nemen en hierbij uitdrukkelijk ook aandacht te besteden aan de volgende punten:

1. De rol van de Belastingdienst in deze procedure.

De rechtbank verzoekt de Svb om na te gaan waarom geen overleg heeft plaatsgevonden met de Belastingdienst. De rechtbank verzoekt de Svb om alsnog contact op te nemen met de Belastingdienst en navraag te doen of de Belastingdienst vanaf 2010 voor deze procedure relevante premies heeft geheven op het inkomen van [eiser] .
2. Is de Svb bevoegd om te beslissen op een bezwaarschrift over de hoogte van de inkomensafhankelijke Zvw-bijdrage?Derechtbank wijst op rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (ECLI:NL:CRVB:2011:BR4101, ECLI:NL:CRVB:2012:BW:8577 en ECLI:NL:CRVB:2018:2044). In deze uitspraken is geoordeeld dat de Svb niet bevoegd is om te beslissen op een bezwaar over de vaststelling van de hoogte van de inkomensafhankelijke Zvw-bijdrage die op het AOW-pensioen wordt ingehouden. Als de Svb vindt dat te weinig inkomensafhankelijke Zvw-premie is ingehouden op het AOW-pensioen, zal de Svb dit moeten melden aan de Belastingdienst. De Belastingdienst besluit vervolgens in het kader van de eindheffing of een naheffing bij de Svb aangewezen is, dan wel een naheffing bij de betrokken AOW-gerechtigde, dan wel niet tot naheffing wordt overgegaan.
De rechtbank verzoekt de Svb om in te gaan op deze rechtspraak en toe te lichten waarom de Svb vindt dat deze rechtspraak al dan niet van toepassing is op deze zaak.

3. Is de Svb bevoegd om terug te vorderen van [eiser] als dit bedrag niet is afgedragen aan de Belastingdienst?

De Svb is inhoudsplichtig. Dat betekent dat de Svb de inkomensafhankelijke Zvw-bijdrage moet inhouden en moet afdragen aan de Belastingdienst. De vraag is of de Svb vanaf 2010 wel onverschuldigd aan [eiser] heeft betaald als de Svb over de periode niet heeft afgedragen aan de Belastingdienst.
In dit licht verzoekt de rechtbank de Svb om te onderbouwen - bij voorkeur aan de hand van relevante jurisprudentie - waarom hij van mening is dat artikel 24 van de AOW van toepassing is in deze zaak.

4. Heeft de Svb vanaf oktober 2010 een Zvw-buitenlandbijdrage ingehouden op het AOW-pensioen van [eiser] ?

In september 2010 is nog een Zvw-bijdrage ingehouden op het AOW-pensioen van [eiser] (gedingstuk B 2.3). Vanwege zijn verhuizing naar België heeft de Svb per oktober 2010 de Svb geen premie Zvw meer ingehouden op [eiser] pensioen (gedingstuk B 4.1.).
De rechtbank verzoekt de Svb om na te gaan of [eiser] vanaf oktober 2010 (op grond van de EG-Verordening 883/2004) in België aanspraak kon maken op verstrekkingen ten laste van Nederland en of in dat kader vanaf oktober 2010 een inkomensafhankelijk deel van de Zvw-buitenlandbijdrage van [eiser] is geheven.
Zo ja, hoe verhoudt zich dat dan tot de huidige claim van de Svb?

Beslissing

De rechtbank heropent het onderzoek en stelt de Svb in de gelegenheid om nader onderzoek uit te voeren en binnen een termijn van acht weken een nieuw besluit te nemen. [eiser] wordt na ontvangst van dit nieuwe besluit in de gelegenheid gesteld om hierop schriftelijk te reageren.
Deze beslissing is gegeven op 18 juli 2019 door mr. H.J. Tijselink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H. van der Schaft, griffier,
en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
griffier
rechter