ECLI:NL:RBAMS:2019:50

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 januari 2019
Publicatiedatum
4 januari 2019
Zaaknummer
13/751526-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over Pools verzoek tot overlevering met aanvullende vragen

Op 4 januari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Pools verzoek tot overlevering. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten op 26 februari 2018. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld op openbare zittingen op 6 september en 7 december 2018, waarbij de identiteit van de opgeëiste persoon is vastgesteld en vragen zijn gesteld over de onafhankelijkheid van de Poolse rechterlijke macht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er structurele gebreken zijn in de Poolse rechterlijke macht die de onafhankelijkheid van de rechterlijke instanties in gevaar brengen. Dit heeft geleid tot zorgen over het recht op een eerlijk proces voor de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak geschorst en verzocht om aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten om een beter beeld te krijgen van de situatie. De rechtbank heeft de vragen die zij heeft geformuleerd aan de Poolse autoriteiten voorgelegd en verwacht binnen vier weken antwoorden te ontvangen. De rechtbank heeft besloten het onderzoek voor onbepaalde tijd te schorsen en zal een vervolgzitting plannen na ontvangst van de antwoorden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751526-18
RK-nummer: 18/4865
Datum uitspraak: 4 januari 2019
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 juli 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 26 februari 2018 door
the Circuit Court in Kalisz(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
verblijvende op het adres [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

Zitting 6 september 2018
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 6 september 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. C.J.J. Visser, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst, in afwachting van de tussenuitspraak van deze rechtbank van 4 oktober 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:7032).
Zitting 7 december 2018
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 7 december 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel.
De opgeëiste persoon heeft zich opnieuw doen bijstaan door zijn raadsman mr. C.J.J. Visser en door een tolk in de Poolse taal.
Ter sprake gekomen is dat de rechtbank in de eerdergenoemde tussenuitspraak van 4 oktober 2018 een aantal vragen heeft geformuleerd over - zakelijk weergegeven - de waarborg van de onafhankelijkheid van de rechterlijke instanties in Polen die bevoegd zijn voor de procedures waaraan de opgeëiste persoon zal worden onderworpen.
Het Openbaar Ministerie heeft deze vragen ook in de onderhavige zaak ter beantwoording aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voorgelegd. Bij brief met bijlagen van 22 november 2018 heeft
the Regional Court in Kalisz,de vragen beantwoord.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable decision on pre-trial detention of the District Court in Ostrów Wielkopolski on 4th April 2017 issued in case II Kp 78/17 on the application of a preventive measure in the form pre-trial detention for the term of 14 days as of the day of arrest in case V Ds. 19/15 of the Circuit Prosecutor’s Office in Ostrów Wielkopolski. Decision of the Prosecutor of the Circuit Prosecutor’s Office in Ostrów Wielkopolski on issuing an arrest warrant dated 13th April 2017 in case V Ds. 19/15.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Polen strafbaar feit.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Artikel 47 van het Handvest van grondrechten van de Europese Unie

5.1.
Inleiding
De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak van 16 augustus 2018 (ECLI:RBAMS:2018:5925) een uitleg gegeven van het toetsingskader, gegeven bij het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (
hierna: HvJ) van 25 juli 2018 in de zaak C-216/18 PPU (
hierna: het arrest). De rechtbank verwijst in zoverre naar de tussenuitspraak van 16 augustus 2018.
De rechtbank heeft in deze tussenuitspraak overwogen:
“Uit het arrest volgt dat wanneer, zoals in deze zaak, de persoon tegen wie een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, zich tegen zijn overlevering aan de uitvaardigende rechterlijke autoriteit verzet met het argument dat sprake is van structurele of op zijn minst fundamentele gebreken die volgens hem een nadelig effect op de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in de uitvaardigende lidstaat kunnen hebben en dus zijn grondrecht op een eerlijk proces in de kern kunnen aantasten, de uitvoerende rechterlijke autoriteit, wanneer zij over de overlevering van de opgeëiste persoon aan genoemde lidstaat heeft te beslissen, (naar analogie van het arrest [naam 1] en [naam 2] , punt 88(Rechtbank: HvJ 5 april 2016, C‑404/15 en C‑659/15 PPU, EU:C:2016:198)
gehouden is te beoordelen of hij een reëel gevaar loopt dat dit grondrecht zal worden geschonden.
Bij deze beoordeling moet de uitvoerende rechterlijke autoriteit achtereenvolgens de volgende drie vragen beantwoorden:
1. Dreigt een reëel gevaar dat het grondrecht op een eerlijk proces in de kern wordt aangetast wegens structurele of fundamentele gebreken wat de rechterlijke macht van de uitvaardigende lidstaat betreft, die de onafhankelijkheid van de rechterlijke instanties van die staat in gevaar brengen?
2. In hoeverre kunnen de structurele of fundamentele gebreken wat de onafhankelijkheid van de rechterlijke instanties van de uitvaardigende lidstaat betreft, zoals die uit de ter beschikking staande gegevens blijken, gevolgen hebben op het niveau van de rechterlijke instanties van die staat die bevoegd zijn voor de procedures waaraan de opgeëiste persoon zal worden onderworpen?
3. Zijn er, in het licht van de specifieke zorgen die de opgeëiste persoon tot uitdrukking heeft gebracht en de eventueel door hem verstrekte inlichtingen, zwaarwegende en op feiten berustende gronden om aan te nemen dat hij een reëel gevaar loopt dat zijn grondrecht op een onafhankelijk gerecht zal worden geschonden en derhalve dat zijn grondrecht op een eerlijk proces in de kern zal worden aangetast, gelet op zijn persoonlijke situatie, de aard van het strafbare feit waarvoor hij wordt vervolgd en de feitelijke context die aan het Europees aanhoudingsbevel ten grondslag ligt.”
De rechtbank heeft vervolgens in de eerder genoemde tussenuitspraak van 4 oktober 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:7032) de eerste vraag beantwoord en vastgesteld dat sprake is van structurele of fundamentele gebreken wat betreft de rechterlijke macht van Polen, die de onafhankelijkheid van de rechterlijke instanties van Polen in gevaar brengen, alsmede dat daardoor een reëel gevaar dreigt dat het grondrecht op een eerlijk proces in de kern wordt aangetast.
De rechtbank heeft in deze tussenuitspraak vervolgens overwogen:
“Gelet op de hiervoor genoemde vaststelling en het in meergenoemd arrest van het HvJ gegeven toetsingskader, moet de rechtbank vervolgens concreet en nauwkeurig beoordelen of er in de omstandigheden van het specifieke geval zwaarwegende en op feiten berustende gronden zijn om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering het gevaar zal lopen om geen eerlijk proces te krijgen.
Hiertoe dient de rechtbank in de eerste plaats te onderzoeken in hoeverre de structurele of fundamentele gebreken wat de onafhankelijkheid van de rechterlijke instanties in Polen betreft, gevolgen kunnen hebben op het niveau van de rechterlijke instanties in Polen die bevoegd zijn voor de procedures waaraan de opgeëiste persoon zal worden onderworpen.”
De rechtbank heeft vervolgens overwogen dat zij voor de beantwoording van deze - tweede - vraag behoefte heeft aan een actueel en concreet beeld van de stand van zaken inzake de bescherming van de waarborg van rechterlijke onafhankelijkheid op het niveau van de rechterlijke instanties in Polen die bevoegd zijn voor de procedures waaraan de opgeëiste persoon zal worden onderworpen.
De rechtbank heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit daarom uitgenodigd tot een dialoog zoals in het arrest beschreven in paragraaf 76 tot en met 78. De rechtbank heeft een aantal vragen geformuleerd en verzocht in ieder geval informatie te verstrekken over de volgende onderwerpen:
de personele wijzigingen die zich sinds de inwerkingtreding van de wijziging van de wet inzake de organisatie van de gewone rechtbanken hebben voorgedaan, in het bijzonder de wijzigingen met betrekking tot de (vice)voorzitters en rechters;
de regels en procedures met betrekking tot de toewijzing van zaken aan kamers of rechters binnen de bevoegde rechterlijke instanties en de behandeling daarvan;
de tuchtzaken of andere disciplinaire maatregelen die (vice)voorzitters en rechters van de genoemde rechterlijke instanties sindsdien hebben geraakt, bijvoorbeeld in de vorm van wijzigingen met betrekking tot de bezoldiging;
de procedures die de opgeëiste persoon ter beschikking staan om schendingen van het hem toekomende recht op een onafhankelijk gerecht te kunnen aanvechten, en de waarborgen waarmee zij zijn omgeven;
buitengewoon beroep.
De rechtbank heeft de uitvaardigende Poolse autoriteit bovendien uitgenodigd tot het verschaffen van andere gegevens die zij voor de door deze rechtbank te nemen beslissing van belang acht, in het bijzonder ook gegevens waarmee kan worden aangetoond dat het gevaar voor een aantasting van het grondrecht van de opgeëiste persoon op een onafhankelijk gerecht en daarmee zijn grondrecht op een eerlijk proces kan worden uitgesloten.
Zoals hiervoor vermeld zijn de hiervoor genoemde vragen ook in de onderhavige zaak ter beantwoording aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voorgelegd en heeft de rechtbank vervolgens een antwoord van de Poolse justitiële autoriteit ontvangen.
5.2.
Standpunt van de raadsman
Kort samengevat heeft de raadsman bepleit dat de overlevering wordt geweigerd, dan wel dat de behandeling wordt aangehouden om nadere vragen te stellen aan de Poolse autoriteiten. Er zijn slechts antwoorden ontvangen van een
Regional Courten een
District Court- instanties in eerste aanleg - terwijl ook de antwoorden van de rechter in hoger beroep van belang zijn.
Er zijn 52 nieuwe rechters aangesteld. Hun benoemingen zijn onrechtmatig en zij zijn onvoldoende opgeleid. De onafhankelijkheid van de Poolse rechterlijke instanties die over de zaak van de opgeëiste persoon zullen oordelen, staat daarom onvoldoende vast. Er is geen reactie gegeven op vraag 4 onder A, of er assistent-rechters zijn benoemd. Er is niet of onvoldoende informatie verstrekt die het gevaar op een fundamentele aantasting van het grondrecht op een eerlijk proces voor de opgeëiste persoon uitsluit.
5.3.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vragen door de
Regional Courten de
District Courtvoldoende zijn beantwoord. De antwoorden leiden niet tot zorg. Het is niet nodig om vragen te stellen aan een rechter in hoger beroep. De overlevering kan worden toegestaan.
5.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is na sluiting van het onderzoek ter zitting tot de conclusie gekomen dat het wenselijk is dat de dialoog met de uitvaardigende justitiële autoriteit wordt voortgezet. De rechtbank beschikt op dit moment nog over onvoldoende informatie om zich een afdoende actueel en concreet beeld te kunnen vormen van de stand van zaken inzake de bescherming van de waarborg van rechterlijke onafhankelijkheid op het niveau van de rechterlijke instanties in Polen die bevoegd zijn voor de procedures waaraan de opgeëiste persoon zal worden onderworpen. Aangezien deze informatie ook relevant kan zijn voor de hiervoor genoemde - derde - vraag of concreet een gevaar voor een oneerlijk proces voor de opgeëiste persoon moet worden aangenomen, komt de rechtbank aan de beantwoording van deze vraag nog niet toe.
De rechtbank verzoekt de uitvaardigende Poolse autoriteit dan ook nogmaals om haar, gelet op de aanbevelingen in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, te voorzien van informatie om haar in staat te stellen een oordeel te vormen over de actuele en concrete gevolgen van de recente Poolse wetgeving voor de rechterlijke instanties die bevoegd zijn voor de procedures waaraan de gezochte persoon zal worden onderworpen, als bedoeld in rechtsoverweging 74 van het arrest
.
Bovendien herhaalt de rechtbank haar uitnodiging aan de uitvaardigende Poolse autoriteit tot het verschaffen van andere gegevens die zij voor de door deze rechtbank te nemen beslissing van belang acht, in het bijzonder gegevens waarmee kan worden aangetoond dat het gevaar voor een aantasting van het grondrecht van de opgeëiste persoon op een onafhankelijk gerecht en daarmee zijn grondrecht op een eerlijk proces kan worden uitgesloten.
In vervolg op de reeds verstrekte informatie vraagt de rechtbank in het bijzonder aandacht voor het volgende:
Ten aanzien van vraag A1:
Blijkens het gegeven antwoord is/zijn één of meer (vice)presidenten ontslagen, zowel bij de
Regional Courtin Kalisz als bij
the District Courtin Ostrów Wielkopolski. Wat is de reden voor dit/deze ontslag(en)?
Zijn de betreffende personen nog werkzaam als rechter of bekleden zij in het geheel niet langer een functie op deze rechtbank? Zo nee, waarom niet?
Ten aanzien van vraag A4:
1. De rechtbank verzoekt dat deze vraag alsnog zal worden beantwoord, of zal worden doorgeleid naar een instantie die bevoegd en in de gelegenheid is deze vraag te beantwoorden.
Ten aanzien van vraag C1:
1. De rechtbank verzoekt dat deze vraag zal worden doorgeleid naar een instantie die bevoegd en in de gelegenheid is deze vraag te beantwoorden.
Ten aanzien van vraag C2:
1. De rechtbank verzoekt dat deze vraag zal worden doorgeleid naar een instantie die bevoegd en in de gelegenheid is deze vraag te beantwoorden.
Ten aanzien van vraag E1:
Blijkens verstrekte informatie waren (ten tijde van de beantwoording) nog geen zaken behandeld door het Hooggerechtshof (Sąd Najwyższy). Zijn er wel zaken aanhangig gemaakt?
Zijn er adviezen uitgebracht?
Alleen antwoord door/over één instantie:
Zowel de
District Court in Ostrów Wielkopolski, de
District Court in Kaliszals de
Regional Court in Kaliszhebben vragen beantwoord. Klopt het dat de
District Court in Ostrów Wielkopolskien de
Regional Court in Kaliszde instanties zijn die concreet bevoegd zijn te oordelen over de strafzaak van deze opgeëiste persoon? De rechtbank verzoekt u zorg te dragen dat de gestelde vragen voor alle bevoegde instanties worden beantwoord.
Zijn er nog andere – niet reeds genoemde – rechterlijke instanties bevoegd om te oordelen over de zaak van deze opgeëiste persoon, bijvoorbeeld na het instellen van beroep? Zo ja, dan verzoekt de rechtbank dat deze en de eerdere vragen worden doorgeleid naar de betreffende instantie(s) en verzoekt deze instantie(s) alle vragen te beantwoorden.
De rechtbank verzoekt - voor zover dit niet reeds uit het voorgaande voortvloeit - dat de vragen worden doorgeleid naar een bevoegd(e) persoon of instantie, indien dat voor de beantwoording daarvan noodzakelijk is.
Eindvraag:
Tot slot verzoekt de rechtbank de uitvaardigende justitiële autoriteit alle gegevens die in deze dialoog van belang zijn maar wellicht buiten het kader van de gestelde vragen vallen, te vermelden.
5.5.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het onderzoek heropenen en voor onbepaalde tijd schorsen, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om de hiervoor genoemde vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
De vragen dienen binnen vier weken na de uitspraak te worden beantwoord. Binnen vier weken na ontvangst van de antwoorden van de uitvaardigende justitiële autoriteit zal een vervolgzitting worden gepland.

6.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman;
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Poolse taal tegen een nader te bepalen tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. C. Klomp en A.W.C.M van Emmerik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Wijkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 4 januari 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.