ECLI:NL:RBAMS:2019:4922

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2019
Publicatiedatum
10 juli 2019
Zaaknummer
13/751390-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel; toetsing van de weigeringsgronden en dubbele strafbaarheid

Op 9 juli 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een vrijheidsstraf van één jaar en zes maanden, opgelegd voor feiten die naar Nederlands recht als medeplegen van mishandeling en diefstal worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de zitting en dat hij werd bijgestaan door een gemachtigde advocaat, waardoor de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) niet van toepassing was.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van dubbele strafbaarheid. De rechtbank heeft ook aandacht besteed aan de zorgelijke ontwikkelingen in Polen met betrekking tot de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, maar heeft geconcludeerd dat er geen verband is tussen deze ontwikkelingen en de zaak van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn en dat de overlevering moet worden toegestaan.

De uitspraak is gedaan door de voorzitter mr. A.K. Glerum en de rechters mrs. E. de Rooij en M. van Mourik, in aanwezigheid van griffier mr. N.M. van Trijp. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751390-19
RK nummer: 19/2791
Datum uitspraak: 9 juli 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 mei 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 januari 2019 door
the Regional Court in Jelenia Góra, III Criminal Division(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [plaats detentie] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 25 juni 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.G. Roethof, advocaat te Arnhem en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgment of the District Court in Kamienna Góra of 23 February 2012(II K 674/11),
upheld on 20 July 2012 with judgment of the Regional Court in Jelenia Góra(VI Ka 280/12).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog één jaar en 28 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis en arrest.
Dit vonnis en arrest betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon aanwezig is geweest bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis van 23 februari 2012 (II K 674/11) heeft geleid. De opgeëiste persoon was niet aanwezig bij de terechtzitting in hoger beroep die tot het arrest van 20 juli 2012 (VI Ka 280/12) heeft geleid. Er is echter sprake van de situatie als bedoeld in artikel 12 onder b) OLW, nu de opgeëiste persoon op de hoogte was van de behandeling ter terechtzitting en een door hem gekozen advocaat heeft gemachtigd zijn verdediging te voeren. Die advocaat heeft ook daadwerkelijk ter terechtzitting de verdediging gevoerd. De in artikel 12 OLW bedoelde weigeringsgrond is daarom niet van toepassing.

4.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
feit 1:medeplegen van mishandeling;
feit 2:diefstal.

5.Overige verweren

De raadsman heeft gewezen op de situatie in Polen.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een zorgelijke ontwikkeling in Polen. De ernst hiervan wordt onder andere geïllustreerd door de zogeheten artikel 7-procedure die door de Europese Commissie is gestart. Naar aanleiding van deze recente, zorgelijke ontwikkeling heeft de rechtbank in een eerdere uitspraak vastgesteld dat sprake is van structurele of fundamentele gebreken wat betreft de rechterlijke macht van Polen die de onafhankelijkheid van de rechterlijke instanties van Polen in gevaar brengen en dat daardoor een reëel gevaar dreigt dat het grondrecht op een eerlijk proces in de kern wordt aangetast (ECLI:NL:RBAMS:2018:7032). Anders dan het geval is in het arrest van het Hof van Justitie van 25 juli 2018 (ECLI:EU:C:2018:586) en in de genoemde uitspraak van de rechtbank, strekt het EAB in dit geval tot tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf, die is opgelegd bij een vonnis en een daarop volgend arrest uit 2012. Niet is gebleken van een verband tussen dit vonnis en dit arrest en de vastgestelde gebreken. De rechtbank verwerpt het verweer.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47, 300 en 310 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Jelenia Góra, III Criminal Division(Polen) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en M. van Mourik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 9 juli 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.