In deze zaak heeft eiser, een inwoner van Amsterdam, beroep ingesteld tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die hem was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De naheffingsaanslag werd opgelegd op 7 september 2018, nadat een parkeercontroleur had geconstateerd dat de auto van eiser, met kenteken [kenteken], geparkeerd stond op een locatie waar de bezoekersvergunning niet geldig was. Eiser stelde dat hij met zijn bezoekersvergunning mocht parkeren, omdat de informatie op de website van de gemeente Amsterdam niet duidelijk was. De heffingsambtenaar had in zijn uitspraak op bezwaar van 8 november 2018 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 17 mei 2019 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, terwijl de heffingsambtenaar vertegenwoordigd was door [naam]. De rechtbank heeft overwogen dat de tekst op de website van de gemeente Amsterdam onvoldoende duidelijkheid bood over de geldigheid van de bezoekersvergunning. De rechtbank oordeelde dat de informatie zodanig moet zijn dat er geen misverstand kan bestaan over de geldigheid van de vergunningen. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar niet aan zijn informatieplicht had voldaan, omdat de tekst op de website niet duidelijk maakte dat de bezoekersvergunning niet geldig was op de betreffende locatie.
Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank het beroep van eiser gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de naheffingsaanslag vernietigd. Tevens is de heffingsambtenaar opgedragen het door eiser betaalde griffierecht van € 46,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 28 juni 2019, en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.