Op 19 juni 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 maart 2019 in Amsterdam verschillende strafbare feiten heeft gepleegd. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, vernieling van eigendommen van een ander, en belediging. Tijdens de zitting op 5 juni 2019 heeft de officier van justitie, mr. K. Hara, de vordering ingediend, terwijl de verdachte en zijn raadsman, mr. G.J. de Hosson, hun verweer hebben gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten, zoals blijkt uit de Pro Justitia-rapporten van psychiater J. van der Meer en psycholoog J. Yntema. Deze deskundigen concludeerden dat de verdachte leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, waardoor hij de gevolgen van zijn handelen niet goed kon overzien. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en hem geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar, om hem de noodzakelijke behandeling te bieden en het risico op herhaling te verminderen. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, gezien de oplegging van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis.