ECLI:NL:RBAMS:2019:4445

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2019
Publicatiedatum
25 juni 2019
Zaaknummer
13/730024-18 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen en opzettelijk beschadigen van een gebouw met een antitankraketwapen

Op 21 juni 2018 heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en het opzettelijk beschadigen van een gebouw. De verdachte was betrokken bij het afschieten van een antitankraket op een gebouw aan de Teleportboulevard in Amsterdam, wat leidde tot aanzienlijke schade. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte niet fysiek aanwezig was bij de beschieting, hij als medepleger kon worden aangemerkt vanwege zijn rol in de voorbereiding en de samenwerking met medeverdachten. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van vier jaar op, waarbij de voorwaardelijke invrijheidsstelling van een eerdere veroordeling werd herroepen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het voorhanden hebben van een antitankraketwapen en van de poging tot moord, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet op levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel. De zaak benadrukt de ernst van het gebruik van zware wapens in stedelijke gebieden en de gevolgen daarvan voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/730024-18 (Promis)
V.i.-zaaknummer: 99-000172-51
Datum uitspraak: 27 juni 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
[woonplaats] , gedetineerd in het [naam Justiteel Complex] te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 oktober 2018, 28 december 2018, 8 maart 2019, 20 mei 2019 en 27 juni 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.J. Cnossen en van wat verdachte en zijn raadsman mr. R.A. van der Horst naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde:
hij op of omstreeks 21 juni 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk met een antitankbrisantgranaatwerper (type M80), althans een soortgelijk wapen, een projectiel afgeschoten op enig gebouw, te weten Teleportboulevard 120-142 te Amsterdam, terwijl daarvan gemeen gevaar voor (een) goed(eren), te weten het gebouw Teleportboulevard 120-142 en/of de in voornoemd gebouw aanwezige inventaris en/of levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een of meer aanwezige(n) in voornoemd gebouw, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was;
ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde:
hij op of omstreeks 21 juni 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een gebouw of een getimmerte, te weten het gebouw Teleportboulevard 120-142 te Amsterdam opzettelijk heeft vernield of beschadigd, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) opzettelijk met een antitankbrisantgranaatwerper (type M80), althans een soortgelijk vuurwapen, een projectiel afgeschoten op voornoemd gebouw, terwijl daarvan gemeen gevaar voor (een) goed(eren), te weten Teleportboulevard 120-142 en/of de in voornoemd gebouw aanwezige inventaris en/of levensgevaar voor een ander of anderen, te weten de aanwezige(n) in voornoemd gebouw, te duchten was;
ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde:
hij op of omstreeks 21 juni 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade (na kalm beraad en rustig overleg) een of meer aanwezige(n) in het gebouw aan de Teleportboulevard 120-142 te Amsterdam van het leven te beroven, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen met een antitankbrisantgranaatwerper (type M80), althans een soortgelijk vuurwapen, een projectiel heeft/hebben afgevuurd op voornoemd gebouw, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 21 juni 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of (een) ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meer perso(o)n(en), te weten een of meer aanwezige(n) in het gebouw aan de Teleportboulevard 120-142 te Amsterdam, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een antitankbrisantgranaatwerper (type M80), althans een soortgelijk vuurwapen, een projectiel heeft afgeschoten op voornoemd gebouw, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde:
hij op of omstreeks 21 juni 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer wapens van categorie II onder 7, te weten een antitankbrisantgranaatwerper (type M80) en/of munitie van categorie II onder 7, te weten een projectiel behorend bij voornoemde antitankbrisantgranaatwerper, voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Donderdag 21 juni 2018, 23:04 uur
Op 21 juni 2018 om 23:05 uur kregen verbalisanten de opdracht te gaan naar de Tempelhofstraat in Amsterdam, in de omgeving van Amsterdam Sloterdijk, omdat mogelijk een explosief was afgegaan. Ter plaatse aangekomen zagen zij dat de ruiten van het op de op de Teleportboulevard 110 gevestigde bedrijfspand volledig vernield waren. Slechts één meter hiervandaan lag een buis op de grond [2] , wat later een antibrisantgranaatwerper type M80 [3] (hierna: antitankraketwapen) bleek te zijn. Schuin tegenover voornoemd bedrijfspand, aan de Teleportboulevard 124, zagen verbalisanten een inslag die was veroorzaakt door de later aldaar aangetroffen antibrisantgranaatraket die met het antitankraketwapen was afgevuurd. [4] Op 22 juni 2018 is van voornoemde schade aangifte gedaan namens Tauro Beheer B.V. (gevestigd aan Teleportboulevard 110). [5] Verder is aangifte gedaan namens BNP Paribas (beheerder van het pand gevestigd aan de Teleportboulevard 120) [6] , alwaar de bedrijven Pijper Media B.V. [7] (zijnde de uitgever van het tijdschrift Panorama) en [naam B.V.] [8] kantoor houden, die beide ook aangifte deden. In laatstgenoemd bedrijfspand bevond zich ten tijde van het incident de medewerkster [naam medewerkster] op ongeveer vijftien á twintig meter van de inslag. [9] Getuige [naam medewerkster] hoorde om 23:04 uur een enorme knal en zag dat het raam op de begane grond brak. [10] Hetzelfde verklaarde getuige [naam getuige] , die op dat moment over de Teleportboulevard fietste en als gevolg van de enorme knal bijna van haar fiets werd geblazen. [11] Uit de aangifte van [naam 1] , namens Pijper Media B.V., volgt dat als gevolg van het incident de ramen stuk waren en er scheuren in de muren en het plafond zaten. [12] Volgens aangever [naam 2] , namens Tauro Beheer B.V., zijn de ruiten van het pand vernield en is er (binnen) schade ontstaan aan de luxaflex en de muren. [13]
De werking van een antitankraketwapen
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) beschrijft de werking van een antitankraketwapen als volgt. Wanneer de kop van de antitankbrisantgranaatraket, waarin zich het ontstekingsmechanisme bevindt, een voldoende hard oppervlak raakt, wordt via een meertrapssysteem de springstof (op basis van HMX, zijnde een type springstof) tot ontploffing gebracht. Door de ontploffing van de springstof ontstaan hitte, brisantie (dat is de allesvernietigende werking van een exploderende springstof op zijn directe omgeving) en een schokgolf. [14] In de raketmotor worden 37 staven buskruit tegelijkertijd ontstoken. Dit leidt tot de uitstoot van zeer hete verbrandingsgassen met hoge snelheid aan de achterkant van de lanceerbuis. Het is zeker niet ondenkbaar dat een ruit op enkele meters afstand door de uitstoot van hete gassen uit de lanceerbuis zal breken. [15]
TCI-meldingen
In de periode voorafgaand aan het incident ontving het Team Criminele Inlichtingen meldingen (hierna: TCI-meldingen) uit een op dat moment lopend opsporingsonderzoek. Deze TCI-meldingen hielden in dat [verdachte] , samen met een ander [naam motorclub] -lid, mogelijk bezig was met de voorbereiding van een liquidatie of een ander ernstig misdrijf. Dit misdrijf zou mogelijk in de buurt van Amsterdam Sloterdijk plaatsvinden.
Maandag 18, dinsdag 19 en woensdag 20 juni 2018
Uit opgenomen tapgesprekken volgt dat [verdachte] [16] op 18 juni 2018 [medeverdachte 1] [17] belt. Na een kort gesprek neemt een onbekend gebleven derde de telefoon van [verdachte] over en [medeverdachte 1] antwoordt hem dat hij ‘
altijd wakker is voor geld verdienen’. [18] Eén dag later, 19 juni 2018, belt [verdachte] wederom [medeverdachte 1] en zegt hem dat ‘
donderdag, één, twee daagjes, ook niet uitmaakt of wel’. [19] Op 20 juni 2018 om 17:31:10 uur belt [verdachte] met [naam 3] [20] omdat hij samen met hem een stukje wil rijden. [21] Op de camerabeelden van de Texaco aan de Europabaan 2 in Woerden is te zien dat een persoon, in een wit shirt met een opvallend rond logo op de rug, om 18:06 uur het terrein oploopt en om 18:21 uur een Mercedes instapt. [22] Deze persoon is door vijf verbalisanten herkend als [naam 3] . [23] De Mercedes (kenteken [kenteken] ) staat op naam van [verdachte] . [24] Uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van [naam 3] blijkt dat hij via Woerden en Breukelen naar Amsterdam rijdt en daarna weer terugrijdt naar Woerden. [25] De telefoon van [verdachte] straalt op hetzelfde moment als de telefoon van [naam 3] zendmasten aan in Amsterdam, waaronder op het Orlyplein, nabij Amsterdam Sloterdijk. [26] Uit de bij Vialis bevraagde kentekens volgt dat de Mercedes van [verdachte] op 20 juni 2018 om 20:01:56 uur is geregistreerd in Amsterdam. [27] Op de camerabeelden van het bedrijfspand van KPN, gevestigd op de Teleportboulevard, zien verbalisanten om 19:40:12 uur een zilverkleurige Mercedes van exact hetzelfde type als die van [verdachte] . Verbalisanten zien dat de auto stopt op de Teleportboulevard, de bestuurder uitstapt, na twintig seconden weer instapt en wegrijdt. Kort daarna rijdt de Mercedes terug en staat hij op dezelfde plek stil, waarna hij zijn weg vervolgt en de Kingsfordweg oprijdt. Rijdend in de richting van de Changiweg staat de Mercedes even later weer stil, nu midden op de kruising met de Teleportboulevard. De bijrijder stapt uit, de Mercedes keert om en twee minuten later stapt de bijrijder weer in waarna de auto om 19:54 uur uit beeld verdwijnt. Gerelateerd wordt dat de bijrijder die uitstapt, hetzelfde witte shirt met opvallend rond logo draagt als [naam 3] bij de Texaco in Woerden. [28]
Direct na het wegrijden belt [verdachte] om 19:52 uur naar [naam restaurant] , een Surinaams restaurant aan de Ceintuurbaan in Amsterdam, en wordt daarbij in de wacht gezet. Ondertussen praat [verdachte] tegen de man in zijn auto:
‘Hier tussendoor moet je d’r uit. Autootje zo. Pap, pap, pap, pam. Ja, maar hier d’r uit. Je moet ook niet met je auto daar gaan staan. Hier moet de auto staan. Kijk, want ken je gelijk zo d’r af. Gelijk de snelweg op. Snap je?’ [29]
Uit de telefoongegevens van [naam 3] en [verdachte] volgt dat zij om 20:56:44 uur respectievelijk 20:57:54 uur beiden (terug) in Woerden zijn.
Donderdag 21 juni 2018, begin van de avond
Op 21 juni 2018, omstreeks 19:15 uur, zagen verbalisanten tijdens een observatie de Mercedes van [verdachte] geparkeerd staan op de Teleportboulevard ter hoogte van perceel 110. Uit de doorgang tussen de percelen 110 en 120-142 kwamen twee mannen aanlopen die de Mercedes instapten en wegreden. [30] Uit de telefoongegevens van [verdachte] volgt dat zijn telefoon die dag om 19:13 uur bij het Orlyplein te Amsterdam was. [31] Uit de telefoongegevens van [medeverdachte 2] blijkt dat zijn telefoon tussen 18:31 en 18:45 uur in Amsterdam is, waarna ongeveer een uur geen telefoonverkeer plaatsvindt. [32] Op camerabeelden is vastgelegd dat twee personen uit de Mercedes stappen en tussen 19:12 uur en 19:18 uur op en rondom de Teleportboulevard lopen. Hierna stappen zij in en rijden zij weg. [33] Om 19:25 uur registreert een Vialis-camera de Mercedes van [verdachte] op de Henk Sneevlietweg in Amsterdam. Om 19:43 uur stralen de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 2] een mast aan in Kockengen en om 20:51 uur in Woerden. [34]
Donderdag 21 juni 2018, later die avond
Om 20:51 uur is de telefoon van [medeverdachte 2] geregistreerd in Woerden. Datzelfde geldt voor de telefoon van [medeverdachte 1] om 21:54 uur. [35] Rond deze tijdstippen is ook [verdachte] in Woerden, zo volgt uit een telefoongesprek om 21:16 uur tussen hem en [naam 4] waarin op de achtergrond een stem wordt gehoord die is herkend als de stem van [medeverdachte 1] . [36] De eerstvolgende registratie van de telefoons van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] vindt plaats om 23:18:29 uur in de buurt van Schiphol [37] respectievelijk 01:00:46 uur (op 22 juni 2018) in Spijkenisse. [38]
Om 22:56 uur arriveren [verdachte] en [naam 5] [39] bij de [naam bar] , een bar nabij de Henk Sneevlietweg en de snelweg A10 in Amsterdam, alwaar zij tot 23:10 verblijven. [40] Om 23:00 uur is een zilvergrijze Renault Clio (kenteken [kenteken] ), die volgens RDW-gegevens op naam van [medeverdachte 2] staat [41] , door een camera gefilmd, rijdend over de Kimpostraat in de richting van de Arlandaweg in Amsterdam. [42] [medeverdachte 2] leent naar eigen zeggen zijn auto niet uit. [43] Verbalisanten zien op camerabeelden dat twee mannen over de Arlandaweg lopen. Tussen beiden constateren zij op een opvallend lengteverschil en zij zien dat de kleinste van de twee een buisvormig voorwerp in zijn hand vasthoudt. Om 23:03 uur steken zij de straat over, in de richting van de Teleportboulevard 110, en verdwijnen zij uit beeld. Om 23:04 uur rent de langere van de twee hard richting de plek waar zij even daarvoor vandaan kwamen. Tijdens deze sprint vindt er een enorme lichtflits achter hem plaats. Enkele seconden later rent de kleinere man achter de langere man aan, in de richting van wat later de Renault van [medeverdachte 2] bleek te zijn. Geen van beiden draagt dan het buisvormige voorwerp bij zich. Om 23:05 uur rijdt de Renault in de richting van de Haarlemmerweg en om 23:10 uur registreert Vialis deze op de Henk Sneevlietweg. [44] Op camerabeelden van de [naam bar] , waar [verdachte] en [naam 5] op het terras zitten, is te zien dat een man die grote gelijkenis vertoont met [verdachte] om 23:10:27 uur opstaat en wegloopt. Om 23:10:35 uur komt de Renault het parkeerterrein oprijden, waarna om 23:10:44 uur ook [naam 5] opstaat en met versnelde pas wegloopt. [45] [verdachte] belt om 23:37:45 uur met [naam 3] en vertelt hem: ‘
[bijnaam] heeft z’n ding gedaan he, dan weet je dat.’ ‘Nee joh!’reageert [naam 3] , waarna beiden lachen. [46] Uit een proces-verbaal volgt dat [verdachte] zichzelf tegenover anderen kennelijk ‘ [bijnaam] ’ noemt. [47] De telefoon van [verdachte] maakt om 23:38:16 uur verbinding met een zendmast in Woerden. [48]
Aanhoudingen
Op 22 juni 2018 is [verdachte] in zijn woning aangehouden [49] en is zijn Mercedes in beslag genomen. [50] De Renault op naam van [medeverdachte 2] is op 28 juni 2018 in beslag genomen [51] en op 9 juli 2018 is [medeverdachte 2] aangehouden. [52] In de Penitentiaire Inrichting in [plaats] is op 31 juli 2018 een gesprek afgeluisterd en opgenomen tussen [medeverdachte 2] en iemand die hem bezoekt. Te horen is dat [medeverdachte 2] vraagt of het goed gaat met ‘die kleine blaka, [medeverdachte 1] ’. Volgens [medeverdachte 2] moet ‘
hij er zoveel mogelijk buiten blijven, want ze zijn aan het loekoe. Iedereen wordt getapt.’ [53] [medeverdachte 1] is op 28 augustus 2018 aangehouden. [54]
Rapportages van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI)
Op de plaats van het delict zijn op 22 juni 2018 van één van de vernielde ruiten ter hoogte van de Teleportboulevard 110 twee soorten glasmonsters genomen: van de binnen- en buitenzijde van de ruit. Deze zijn veiliggesteld en voorzien van SIN-nummer [nummer] . [55] Door het NFI zijn de monsters gecodeerd als referentieglas ( [nummer] ) A en ( [nummer] ) B. [56]
De in beslag genomen Renault van [medeverdachte 2] is onderzocht en daaruit werd een aantal sporendragers veiliggesteld, waaronder een zuigmonster van de achterbank ( [nummer] ). [57] Dit zuigmonster bleek na onderzoek, tien voor analyse geschikte, op glas lijkende, sporen te bevatten, die door het NFI zijn vergeleken met het referentieglas. Vier van deze glassporen bleken niet te onderscheiden van referentieglas A en 3 glassporen bleken niet te onderscheiden van referentieglas B. Het NFI concludeert dat de resultaten van het vergelijkend glasonderzoek
zeer veel waarschijnlijker(bewijskracht 10.000-1.000.000) zijn wanneer de glassporen afkomstig zijn van het referentieglas (A en B) dan wanneer alle onderzochte glassporen afkomstig zijn van een willekeurige ander(e) ruit of glazen object. [58]
Ook in de Mercedes van [verdachte] is een sporenonderzoek uitgevoerd waarbij onder meer van het linker zitvlak van de achterbank een zuigmonster is genomen. Het resultaat hiervan is veiliggesteld onder [nummer] . [59] Ook hierin is een aantal glassporen aangetroffen, waarvan een tweetal geschikt voor analyse. Eén glasspoor hiervan is volgens het NFI niet te onderscheiden van het referentieglas A. Hiervoor geldt dat de resultaten van het vergelijkend glasonderzoek
veel waarschijnlijker(bewijskracht 100-10.000) zijn wanneer dit glasspoor afkomstig is van referentieglas A, dan wanneer alle onderzochte glassporen afkomstig zijn van een willekeurige ander(e) ruit of glazen object.
Verder is op de plaats van het delict een lanceerbuis aangetroffen en veiliggesteld onder nummer [nummer] . [60] Hierop heeft het NFI DNA aangetroffen. Er is een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen gevonden in een bemonstering ( [nummer] #02) van de randen van het klepje, de randen van het uitgeschoven deel van de lanceerbuis en de randen van het vaste vizier. [61] Daarnaast is in de bemonstering van het middelste deel van de lanceerbuis, inclusief de twee bedieningsknoppen, een DNA-mengprofiel ( [nummer] #03) gevonden van minimaal vier personen. [62] Het NFI concludeert dat [medeverdachte 1] in beide DNA-mengprofielen één van de donoren van DNA kan zijn. Volgens het NFI is het verkregen DNA-mengprofiel [nummer] #02 ten minste 100.000 keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [medeverdachte 1] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen. [63] Verder stelt het NFI dat het verkregen DNA-mengprofiel [nummer] #03 ten minste één miljard keer waarschijnlijker is wanneer de bemonstering DNA bevat van [medeverdachte 1] en drie willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van vier willekeurige onbekende personen. [64]
4.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank verdachte vrij te spreken van het onder 3. primair en subsidiair ten laste gelegde. Zij acht het medeplegen van het teweeg brengen van een ontploffing en het medeplegen van het vernielen van een gebouw bewezen (zoals onder 1. en 2. ten laste gelegd). Ten aanzien van beide feiten acht zij het ten laste gelegde gemeen gevaar voor goederen aanwezig. Volgens de officier van justitie dient hierbij vrijspraak te volgen van het (levens)gevaar voor personen. Het onder 4. ten laste gelegde voorhanden hebben van een antitankraketwapen acht zij bewezen. In haar op schrift gestelde requisitoir, heeft zij hiertoe de relevante bewijsmiddelen opgesomd.
4.3
Standpunt van de verdediging
Uit de schriftelijke pleitnotities en hetgeen hij in aanvulling daarop ter terechtzitting naar voren heeft gebracht volgt dat de raadsman zich op het standpunt stelt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.
Hij stelt dat het onder 3. primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen kan worden omdat opzet op de dood dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ontbreekt. Ook in voorwaardelijke vorm is er geen sprake van opzet wegens het ontbreken van een aanmerkelijke kans op dergelijke gevolgen. Omdat er geen sprake is geweest van levensgevaar voor personen of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, dient [verdachte] hiervan in het onder 1. en 2. ten laste gelegde vrijgesproken te worden. Verder biedt het procesdossier geen aanknopingspunten om te veronderstellen dat [verdachte] een antitankraketwapen voorhanden heeft gehad, waardoor het onder 4. ten laste gelegde niet bewezen kan worden.
Volgens de raadsman kan [verdachte] niet worden aangemerkt als medepleger ten aanzien van het onder 1. en 2. ten laste gelegde. Hij was niet aanwezig bij de fysieke uitvoering van het delict en de verwijten die hem worden gemaakt. Het één of twee keer aanwezig zijn bij wat het Openbaar Ministerie een ‘voorverkenning’ noemt, kan hooguit als medeplichtigheid worden aangemerkt. Uit de ontmoeting bij de Texaco op 19 juni 2018 kan slechts worden afgeleid dat een aantal personen elkaar kent. De aanwezigheid van [verdachte] in Amsterdam op 20 juni 2018 heeft niets te maken met de beschieting de dag erna, omdat hij daar was in verband met werk in de asbestsanering. Bovendien kan met de aldaar gedane ‘pap, pap, pap, pam’-uitspraak niet het geluid van een antitankraketwapen bedoeld zijn en passen de (afgeluisterde) verklaringen niet bij de daadwerkelijke uitvoering. Het ging duidelijk niet over het tenlastegelegde. Ook de bevindingen over de aanwezigheid van [verdachte] op 21 juni 2018 bij de Teleportboulevard kunnen niet als bewijs voor medeplegen worden gebruikt, omdat niet vast is komen te staan wat de twee mannen daar hebben besproken en of hiermee een wezenlijke bijdrage is geleverd aan het ten laste gelegde. [verdachte] was niet aanwezig ten tijde van het delict, hij was immers in de [naam bar] . Bovendien kan, mede gelet op de verklaringen hierover van [naam 5] en de camerabeelden van de Texaco, niet worden vastgesteld dat [verdachte] vanaf daar één van de daders van de beschieting meenam naar Woerden, integendeel, [naam 5] verklaart dat er niemand achterin zat tijdens de terugrit. Ook al het voorgaande tezamen levert geen nauwe en bewuste samenwerking op.
Tot slot is niet komen vast te staan dat de in de Mercedes aangetroffen glasdeeltjes afkomstig zijn van de plaats van het delict. [verdachte] werkt beroepsmatig met glas en hiermee is ten onrechte geen rekening gehouden in het NFI-onderzoek. Zelfs als het glas afkomstig is van de plaats van het delict, kan het ook op andere wijze in de Mercedes zijn beland aangezien de Mercedes voordat het glas is veilig gesteld mogelijk is betreden door anderen die mogelijk ook op de plaats van het delict zijn geweest en zodoende glas kunnen hebben verplaatst. Ook kunnen glasdeeltjes als gevolg van een omhelzing met één van de daders via [verdachte] zelf in de Mercedes zijn gekomen.
4.4
Oordeel van de rechtbank
4.4.1.
Oordeel over het onder 1. en 2. ten laste gelegde
Vast staat dat op 21 juni 2018 met een antitankraketwapen (type M80) een antibrisantgranaatraket is afgevuurd op het gebouw aan de Teleportboulevard 120-142 te Amsterdam. De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is wie hiervoor verantwoordelijk is/zijn. Op basis van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden uit het procesdossier, oordeelt de rechtbank als volgt.
Wanneer [medeverdachte 1] op 18 juni 2018 door [verdachte] wordt gebeld, verklaart [medeverdachte 1] (aan een onbekend gebleven derde die aan de telefoon komt) dat hij ‘
altijd wakker is voor geld verdienen’. De volgende dag, 19 juni 2018, zegt [verdachte] [medeverdachte 1] telefonisch dat ‘
donderdag, één, twee daagjes, ook niet uitmaakt’. Twee dagen na 19 juni 2018 vindt de beschieting op de Teleportboulevard plaats.
Uit de camerabeelden, de historische gegevens en de kentekenregistratie van de Mercedes leidt de rechtbank af dat op 20 juni 2018 [verdachte] en [naam 3] richting Amsterdam rijden en stoppen op de Teleportboulevard. De Mercedes staat hier meermaals stil en de inzittenden stappen uit en in. De rechtbank gaat ervan uit dat dit ging om een voorverkenning, mede gelet op hetgeen daarna in de auto door [verdachte] wordt gezegd: ‘
Hier tussendoor moet je d’r uit. Autootje zo. Pap, pap, pap, pam. Ja, maar hier d’r uit. Je moet ook niet met je auto daar gaan staan. Hier moet de auto staan. Kijk, want ken je gelijk zo d’r af. Gelijk de snelweg op. Snap je?’Kennelijk wordt besproken waar de auto moet staan om snel weg te kunnen komen.
De verklaring van [verdachte] dat hij op dat moment in de buurt van de Teleportboulevard was in verband met werk in asbestsanering, is geenszins aannemelijk gemaakt en die verklaring schuift de rechtbank dan ook terzijde.
Op 21 juni 2018 werd de Mercedes van [verdachte] tussen 19:12 en 19:18 uur wederom gezien op de Teleportboulevard. Dit was ter hoogte van perceel 110. De rechtbank gaat er van uit dat de twee mannen die komen aanlopen bij de doorgang tussen de percelen 110 en 120-142 en uiteindelijk wegrijden in de Mercedes, [verdachte] en [medeverdachte 2] waren. Daarbij acht de rechtbank van belang dat uit de verkeersgegevens van de telefoons en de pintransactie bij de Intersport [65] kan worden afgeleid dat zij die dag omstreeks 17:00 uur samen kleding hebben gekocht in Woerden en aan het begin van de avond naar Amsterdam zijn gegaan. De rechtbank gaat ervan uit dat zij hier waren voor een nadere voorverkenning in het kader van de latere beschieting.
De beschieting vond plaats om 23:04 uur op de avond van 21 juni 2018. ‘
Twee daagjes’na 19 juni 2018 dus, zoals [verdachte] [medeverdachte 1] aan de telefoon had aangegeven. Minder dan twee uur daarvoor waren [verdachte] en [medeverdachte 1] samen. De stem van [medeverdachte 1] was namelijk op de achtergrond te horen toen [verdachte] om 21:16 uur een telefoongesprek voerde met [naam 4] . Rond dat tijdstip is de telefoon van [medeverdachte 1] geregistreerd in Woerden. Datzelfde geldt voor de telefoon van [medeverdachte 2] . De rechtbank gaat ervan uit dat zij elkaar hebben getroffen in het kader van de beschieting die later die avond heeft plaatsgevonden.
[verdachte] was niet bij de beschieting aanwezig. Hij was op dat moment samen met [naam 5] bij de [naam bar] in Amsterdam. [medeverdachte 2] was wél aanwezig bij het incident. Dit volgt ook uit de camerabeelden waarop de Renault van [medeverdachte 2] te zien is, die hij naar eigen zeggen niet uitleent. Hieruit stappen twee mannen en zij lopen in de richting van de Teleportboulevard 110. Eén van de twee is lang, de ander is klein en die draagt een buisvormig voorwerp. Wanneer om 23:04 uur de antibrisantgranaatraket is afgeschoten, rennen beiden terug naar de Renault. Het buisvormig voorwerp, wat volgens de rechtbank het antitankraketwapen moet zijn geweest, is achtergebleven. Om 23:10 uur wordt de Renault geregistreerd op de Henk Sneevlietweg en om 23:10:35 uur rijdt de Renault het parkeerterrein op van de [naam bar] . Op dat moment staan [verdachte] en [naam 5] op en lopen zij het terras af. De rechtbank concludeert dat de [naam bar] de plek is geweest waar [medeverdachte 2] en de bijrijder direct na de beschieting [verdachte] treffen. [verdachte] is hierna teruggereden naar Woerden. Als hij om 23:37:45 uur [naam 3] belt, en zijn telefoon een zendmast in Woerden aanstraalt, vertelt hij hem: ‘
[bijnaam] heeft z’n ding gedaan he, dan weet je dat.’Gelet op de hiervoor genoemde bevindingen acht de rechtbank de verklaring van [verdachte] dat hij hiermee zou doelen op ‘
het neuken van een 22-jarig meisje’ ongeloofwaardig.
Op 22 juni 2018, de ochtend na de aanslag, is de Mercedes van [verdachte] in beslag genomen en op 28 juni 2018 is datzelfde gebeurd met de Renault van [medeverdachte 2] . In beide auto’s zijn glassporen gevonden die vervolgens door het NFI zijn vergeleken met referentieglas afkomstig van de plaats van het delict. Met een grote mate van waarschijnlijkheid is vastgesteld dat de in de auto’s aangetroffen glasdeeltjes afkomstig zijn van de plaats van het delict. De rechtbank gaat er op basis daarvan vanuit dat de glassporen afkomstig zijn van de plaats delict en dat de bijrijder bij de [naam bar] is overgestapt vanuit de Renault van [medeverdachte 2] in de Mercedes van [verdachte] .
Dat [verdachte] beroepsmatig met glas werkt is een door de raadsman geponeerde stelling die geenszins aannemelijk is gemaakt en die bovendien niet rijmt met de verklaring van [verdachte] dat hij werkt in de asbestsanering. Dat de Mercedes volgens de raadsman niet op juiste wijze zou zijn veiliggesteld en mogelijk is betreden door personen die ook op de plaats van het delict zijn geweest, volgt geenszins uit het procesdossier. Deze verweren worden dan ook verworpen.
Ten aanzien van de vraag wie de ‘kleinere persoon’ is met wie [medeverdachte 2] op de beelden te zien is, terwijl zij naar de Teleportboulevard lopen en na de beschieting wegrennen richting de Renault, acht de rechtbank het volgende van belang.
In de periode na de beschieting is in de Penitentiaire Inrichting in [plaats] op 31 juli 2018 een gesprek afgeluisterd en opgenomen tussen [medeverdachte 2] en een bezoeker. [medeverdachte 2] zegt in dit gesprek dat ‘die kleine blaka, [medeverdachte 1] ’, waarmee hij volgens de rechtbank [medeverdachte 1] bedoelt, ‘er zoveel mogelijk buiten moet blijven’. Gelet hierop, en op het feit dat [medeverdachte 1] op de avond van de beschieting om 21:16 uur nog bij [verdachte] was, zijn telefoon tussen 21:54 uur tot 01:00:46 uur geen zendmasten heeft aangestraald en zijn signalement overeenkomt met de kleinere man op de camerabeelden die het antitankraketwapen droeg vlak voor de beschieting, oordeelt de rechtbank dat [medeverdachte 1] de persoon is geweest die samen met [medeverdachte 2] om 23:04 uur met een antitankraketwapen op de Teleportboulevard 110 was en een antitankbrisantgranaatraket op de Teleportboulevard 120-142 afschoot. Daarbij komt dat de op de camerabeelden te zien is dat [medeverdachte 2] hard wegrent, er tijdens deze sprint een enorme lichtflits achter hem plaatsvindt en enkele seconden daarna de kleinere man achter [medeverdachte 2] rent. Hierdoor is het hoogstwaarschijnlijk dat [medeverdachte 1] de antibrisantgranaatraket afschoot. Dit oordeel wordt ondersteund door het op het antitankraketwapen aangetroffen DNA-mengprofiel, dat een match heeft opgeleverd met het DNA van [medeverdachte 1] .
Een ander scenario dan dat hierboven door de rechtbank uiteen is gezet, is door geen van de drie verdachten aannemelijk gemaakt.
4.4.2.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat [verdachte] al vroeg – in de voorfase – in beeld komt, wanneer hij en [medeverdachte 1] telefoongesprekken voeren die volgens de rechtbank over de geplande beschieting gaan. Eén dag voor de beschieting rijden hij en [naam 3] naar de Teleportboulevard alwaar zij rondrijden, rondlopen en [verdachte] daarna [naam 3] uitlegt wat er en hoe het moet gebeuren: ‘
Hier tussendoor moet je d’r uit. Pap, pap, pap, pam. Hier moet de auto staan. Kijk, want ken je gelijk zo d’r af. Gelijk de snelweg op.’De dag erna bezoekt [verdachte] wederom de Teleportboulevard, ditmaal met [medeverdachte 2] , die later die avond bij de beschieting aanwezig zal zijn. Hij rijdt en loopt dan opnieuw op en rondom de Teleportboulevard. Vlak na de beschieting wordt [medeverdachte 1] door [medeverdachte 2] naar [verdachte] bij de [naam bar] gebracht, die daar kennelijk op hen wacht, waarna [medeverdachte 1] met hem is meegereden naar Woerden. Gelet op de korte duur van het bezoek van [verdachte] aan de [naam bar] , ongeveer een kwartier, was hij daar ook uitsluitend met dat doel. Kort na dit alles belt [verdachte] naar [naam 3] :
‘ [bijnaam] heeft z’n ding gedaan he, dan weet je dat.’
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] is komen vast te staan. [verdachte] heeft van meet af een initiërende en sturende rol gehad en heeft, door meerdere bezoeken aan de plaats van het delict voorafgaand aan de beschieting, zijn afwezigheid tijdens het ten laste gelegde gecompenseerd met een grote rol in de voorbereiding. Bovendien heeft hij na de beschieting op [medeverdachte 1] gewacht en hem in zijn Mercedes terug naar Woerden gereden. Gelet op al het voorgaande heeft [verdachte] een bijdrage geleverd aan het tenlastegelegde, die naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht is, dat [verdachte] kan worden aangemerkt als medepleger. Daarmee acht de rechtbank het onder 1. en 2. tenlastegelegde medeplegen bewezen.
4.4.3.
Kwalificatie van het onder 1. en 2. ten laste gelegde
Volgens de rechtbank was er sprake van een ontploffing. Gewezen wordt op de rapportage van het NFI waarin beschreven staat dat wanneer de kop van de antitankbrisantgranaatraket een hard oppervlak raakt, zoals een muur, een springstof tot ontploffing wordt gebracht. Als gevolg hiervan is zowel de buitenkant van de Teleportboulevard 120-142 als de inventaris beschadigd. Uit de aangifte en de foto’s volgt immers dat de ramen stuk waren en er scheuren in de muren en het plafond zaten. Ook het gebouw hiertegenover, aan de Teleportboulevard 110, is beschadigd. Hiervan zijn de ruiten vernield en is er schade ontstaan aan de luxaflex en de muren. Deze schade is te verklaren door de uitstoot van verbrandingsgassen (met zeer hoge snelheid) aan de achterkant van de lanceerbuis. Volgens het NFI kunnen ruiten op enkele meters afstand hierdoor breken. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 1. en 2. ten laste gelegde, in die zin dat zij oordeelt dat er, tezamen en in vereniging, opzettelijk een ontploffing teweeg is gebracht respectievelijk een gebouw is beschadigd, terwijl daarvoor gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
4.4.4.
Vrijspraak
4.4.4.1. Van het onder 1. en 2. ten laste gelegde gevaar voor zwaar lichamelijk letsel dan wel levensgevaar
Met de officier van justitie en de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat door de inslag van de antitankbrisantgranaatraket het in artikel 157 Sr en het in artikel 170 Sr bedoelde gevaar voor zwaar lichamelijk letsel dan wel levensgevaar niet te duchten is geweest. Om in een dergelijk geval het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel dan wel levensgevaar te kunnen aannemen, is vereist dat uit de wettige bewijsmiddelen volgt dat dit ten tijde van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Of de daders zelf dat gevaar wellicht niet hebben voorzien, is in dit verband dus niet van belang.
De rechtbank stelt dat als algemene ervaringsregel heeft te gelden dat kantoorgebouwen, zoals die van een mediabedrijf als Pijper Media B.V., waarin vertrouwelijke en/of (media)gevoelige informatie aanwezig is, in het algemeen 's nachts bewaakt worden. Op het moment van de explosie en de inslag was ook daadwerkelijk een persoon, [naam medewerkster] , op de begane grond aanwezig. Vast staat dat zij geen letsel heeft overgehouden aan het incident. Volgens aangeefster [naam aangeefster] (namens [naam B.V.] ) stond [naam medewerkster] op vijftien meter van de inslag en volgens NFI-deskundige Van den Berg-Hulsbergen op ongeveer twintig meter. De deskundige stelt dat [naam medewerkster] onder voornoemde omstandigheden zeer waarschijnlijk geen levensgevaar te duchten heeft gehad. Ook rondvliegende glasscherven vormden volgens de deskundige geen gevaar, omdat [naam medewerkster] zich op voldoende afstand bevond om buiten het bereik ervan te blijven. Gelet op wat door het NFI blijkens het rapport van 3 augustus 2018 is vastgesteld en gelet op het verhoor van deskundige bij de rechter-commissaris op 9 mei 2019 met betrekking tot het gevaar, is de rechtbank van oordeel dat voor [naam medewerkster] geen levensgevaar dan wel gevaar op zwaar lichamelijk letsel te duchten was. Van deze strafverzwarende omstandigheid wordt verdachte dan ook vrijgesproken.
4.4.4.2. Van het onder 3. primair en 3. subsidiair ten laste gelegde
Om tot een bewezenverklaring van poging tot moord, doodslag of zware mishandeling te komen, dient er sprake te zijn van opzet. Van zogenoemd ‘vol opzet’ blijkt niet uit het procesdossier. In dat geval dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of er sprake is van voorwaardelijk opzet? Hiervoor is vereist dat bewust de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg bestond en is aanvaard. Hoewel het schieten met een antitankwapen in de volksmond als ‘levensgevaarlijk’ zal worden beschouwd, bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat er in dit specifieke geval een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel of het overlijden van iemand bestond. De rechtbank spreekt verdachte aldus vrij van het onder 3. primair en subsidiair ten laste gelegde wegens het ontbreken van opzet.
4.4.4.3. Van het onder 4. ten laste gelegde
Onder
voorhanden hebbenwordt begrepen een zekere zeggenschap, het kunnen beschikken over een bepaald voorwerp, in dit geval het antitankraketwapen. Naar het oordeel van de rechtbank biedt het procesdossier geen aanknopingspunten om tot een bewezenverklaring te komen van het voorhanden hebben daarvan. Hiervan wordt verdachte vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde:
op 21 juni 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, immers hebben verdachte en/of zijn mededaders toen aldaar opzettelijk met een antitankbrisantgranaatwerper (type M80), een projectiel afgeschoten op enig gebouw, te weten Teleportboulevard 120-142 te Amsterdam, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten het gebouw Teleportboulevard 120-142 en de in voornoemd gebouw aanwezige inventaris, te duchten was;
ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde:
op 21 juni 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een gebouw, te weten het gebouw Teleportboulevard 120-142 te Amsterdam opzettelijk heeft beschadigd, immers hebben verdachte en/of zijn mededaders opzettelijk met een antitankbrisantgranaatwerper (type M80), een projectiel afgeschoten op voornoemd gebouw, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten Teleportboulevard 120-142 en de in voornoemd gebouw aanwezige inventaris, te duchten was.

6.Strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte voor de door haar onder 1., 2. en 4. bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren met aftrek van voorarrest.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de eis van de officier van justitie disproportioneel hoog is. De hoogte ervan lijkt volgens hem te zijn ingegeven door de hoeveelheid media-aandacht die de zaak heeft genoten. Hij stelt dat er geen sprake is van een aanslag op de persvrijheid, mede omdat volgens hem niet vastgesteld kan worden dat bewust het bedrijfspand van Panorama is beschoten. Meer dan het beschieten van een gebouw is er niet gebeurd. De raadsman haalt een vergelijkbare zaak aan, waarin de Rechtbank Amsterdam met een antitankraketwapen was beschoten. In deze zaak was het motief van de daders wél duidelijk, waarna een van hen een gevangenisstraf van vijf jaar kreeg. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, inhoudende dat rapporteurs positief over hem zijn, hij goed bezig was en diploma’s heeft behaald, verzoekt de raadsman bij een strafoplegging tot een lagere straf te komen dan door de officier van justitie geëist.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het afschieten van een antitankbrisantgranaatraket op een gebouw. Dit heeft aanzienlijke materiële schade opgeleverd. Waarom hij en zijn medeverdachten met een antitankbrisantgranaatraket het gebouw hebben beschoten, is onduidelijk gebleven. Verdachte en de mededaders hebben namelijk gezwegen over zijn drijfveren. De media daarentegen hebben zich uitvoerig uitgelaten over vermeende motieven van verdachte en zijn medeverdachten. Zo zou er sprake zijn geweest van een aanslag op het kantoorgebouw van Panorama, wat een aanval op de persvrijheid in de Nederlandse rechtsstaat zou betekenen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn dit slechts speculaties. Van een duidelijke beweegreden voor de daad van verdachte en zijn medeverdachten is op basis van dit procesdossier niet gebleken en dus zal het gissen blijven naar het motief. Dat de redactie van Panorama gevestigd is in het beschoten gebouw, is dus geen omstandigheid die in strafverzwarende zin meeweegt, zodat de rechtbank tot een aanzienlijk lagere straf komt dan door de officier van justitie is gevorderd.
Ook zonder een inzicht te hebben gekregen in de beweegredenen, is de rechtbank voldoende duidelijk geworden dat verdachte en zijn medeverdachten op zeer grove wijze een signaal hebben willen afgeven, door middel van het aanrichten van een aanzienlijke materiële schade aan meerdere gebouwen. Verdachte en zijn medeverdachten leken zich, gelet op de manier waarop zij handelden, onaantastbaar te wanen. Dit afgegeven signaal kan niet anders worden geïnterpreteerd dan als bedoeld om te intimideren. De beschieting van een gebouw, en het in het openbaar rondlopen, met een oorlogswapen getuigt onmiskenbaar van een minachtig voor de Nederlandse samenleving en de daarin geldende regels. De rechtbank kan zich voorstellen dat de bewezenverklaarde feiten tot schrik in de samenleving hebben geleid, te meer nu de beschieting in de media werd omschreven als een aanval op de redactie van een bekend tijdschrift. De rechtbank weegt mee in haar oordeel dat de beschieting het gevolg was van een doordacht en vooropgezet plan. De zich tijdens de beschieting in het gebouw bevindende getuige, mag van geluk spreken dat zij zich toevallig op vijftien á twintig meter afstand bevond op het moment van de inslag. Dat zij geen letsel heeft opgelopen is alles behalve aan verdachte en zijn medeverdachten te danken.
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte een leidende rol vervulde ten opzichte van de anderen. Zijn sturende toon in telefoongesprekken en zijn houding, die ook blijkt uit het ‘
[bijnaam] heeft zijn ding gedaan’ dragen daar aan bij. Dat verdachte, in tegenstelling tot zijn medeverdachten, wordt vrijgesproken van het onder 4. ten laste gelegde leidt naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het bovenstaande, niet tot een lagere straf.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van 25 april 2019 van verdachte waaruit volgt dat hij veelvuldig in aanraking is gekomen met zware criminaliteit, en hiervoor ook is veroordeeld. Zoals gezegd heeft verdachte geen enkel inzicht gegeven in de redenen voor zijn handelen en van enige vorm van spijt ten aanzien van zijn handelen is de rechtbank niets gebleken.
Gelet op al het bovenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest, een passende en geboden straf.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
Nummer Voorwerp
STK Zaktelefoon (ALCATEL) (5594878);
1 STK Vest (BIKER VEST) (5608736).
De officier van justitie is van mening dat de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen retour mogen naar de rechthebbenden.
Teruggave van in beslag genomen goederen
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de onder 1. en 2. in beslag genomen voorwerpen. Zij merkt hierbij op de officier van justitie heeft aangekondigd dat feitelijke teruggave pas zal plaatsvinden na het onherroepelijk worden van het vonnis.

10.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

10.1.
Vordering van de benadeelde partijen
Tauro Beheer B.V. (feiten 1 en 2)
De benadeelde partij Tauro Beheer B.V., vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] , vordert
€ 7.807,00 (zevenduizend achthonderdzeven euro) aan materiële schadevergoeding minus een geldbedrag ter hoogte van € 3.115,00 (drieduizend honderdvijftien euro) dat blijkens een emailbericht van 25 september 2018 afkomstig van Tauro Beheer B.V. door de verzekering wordt vergoed. Dit komt aldus neer op een verzoek tot schadevergoeding van € 4.692,00 (vierduizend zeshonderdtweeënnegentig euro). De benadeelde partij verzoekt voornoemd geldbedrag te vermeerderen met de wettelijke rente.
[naam B.V.] (feiten 1 en 2)
De benadeelde partij [naam B.V.] , vertegenwoordigd door [naam aangeefster] , vordert € 8.590,00 (achtduizend vijfhonderdnegentig euro) aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
10.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen volledig kunnen worden toegewezen inclusief de wettelijke rente. Zij verzoekt de rechtbank daarbij de schadevergoedingsmaatregel te bepalen.
10.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman is primair van mening dat beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen nu hij vindt dat verdachte van de ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Subsidiair pleit hij tot niet-ontvankelijk van Tauro Beheer B.V. in haar vordering nu niet duidelijk is geworden of zij rechtsgeldig wordt vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] . In het geval Tauro Beheer B.V. ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, stelt de raadsman dat het geldbedrag dat door de verzekering wordt vergoed van het gevorderde geldbedrag dient te worden afgetrokken.
Ten aanzien van de vordering van [naam B.V.] stelt de raadsman zich op het standpunt dat de post ‘luxaflex/zonwering’ niet kan worden toegewezen omdat deze post gewoonlijk voor rekening van de verhuurder van het pand zou komen en niet voor rekening van de huurder, zijnde [naam B.V.] Bovendien zou de btw van alle posten afgetrokken dienen te worden omdat rechtspersonen die kosten onderling kunnen verrekenen.
10.4.
Oordeel van de rechtbank
Tauro Beheer B.V.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering nu een uittreksel van de Kamer van Koophandel betreffende de vertegenwoordigingsbevoegdheid en een volmacht ontbreken en het procesdossier geen aanknopingspunten bevat om aan te kunnen nemen dat [naam vertegenwoordiger] bevoegd was tot het indienen van de vordering namens de vennootschap.
[naam B.V.]
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1. en 2. bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en is bovendien met stukken onderbouwd, ook wat betreft de kosten voor zonwering. Het standpunt dat deze kosten voor rekening van de verhuurder komen deelt de rechtbank in dit geval niet, aangezien er een factuur op naam van [naam B.V.] is bijgevoegd. De rechtbank merkt op dat de kostenposten exclusief btw zijn gevorderd. De vordering zal daarom integraal worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd, te weten 21 juni 2018.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde partij hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

11.Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Amsterdam van 12 juni 2013, onder parketnummer 13/669031-13 is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr.
Bij onherroepelijk geworden arrest van de meervoudige strafkamer van de het Hof Amsterdam van 19 april 2019, onder parketnummer 23/004112-11 is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr.
Verdachte is bij besluit van 5 oktober 2017 op grond van artikel 15, tweede lid, Sr voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden herroepen als verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt (artikel 15a lid 1 onder a Sr).
Bij de stukken bevindt zich de op 4 juli 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaken met parketnummers 13/669031-13 en 23/004112-11, met v.i.-zaaknummer 99-000172-51.
De vordering van de officier van justitie strekt tot het herroepen van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de gehele voorwaardelijke invrijheidstelling (789 dagen). De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe te wijzen aangezien verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden.
De verdediging heeft verzocht de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling deels af te wijzen nu de voorwaardelijke invrijheidsstelling ziet op oude feiten uit 2012 en 2013.
Zoals naar voren is gekomen in dit vonnis, is gebleken dat verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. Verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde strafbare feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen en gelasten dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel moet worden ondergaan. Tot het beperking van de toewijzing tot een deel van de vordering ziet de rechtbank geen aanleiding. [verdachte] heeft zich, terwijl hij in de proeftijd liep, schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten en zich duidelijk niets aangetroffen van de voorwaardelijke straf die hij daarmee riskeerde.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 55, 157 en 170 van het Wetboek van Strafrecht.

13.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 3. primair, 3. subsidiair en 4. ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1. en 2. ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op, eendaadse samenloop van:
ten aanzien van het onder 1. bewezen verklaarde:
-
Medeplegen van opzettelijk een ontploffing te weeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
ten aanzien van het onder 2. bewezen verklaarde:
-
Medeplegen van een gebouw opzettelijk beschadigen terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van de voorwerpen:
1. STK Zaktelefoon (ALCATEL) (5594878);
2. 1 STK Vest (BIKER VEST) (5608736).
Verklaart Tauro Beheer B.V. (feiten 1 en 2), gevestigd op het adres Teleportboulevard 110, 1043 EJ Amsterdam, niet-ontvankelijk in haar vordering.
Wijst de vordering van [naam B.V.] (feiten 1 en 2), gevestigd op het adres [adres 3] , toe tot € 8.590,00 (achtduizend vijfhonderdnegentig euro) (bestaande uit materiële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 21 juni 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam B.V.] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam B.V.] , aan de Staat
€ 8.590,00 (achtduizend vijfhonderdnegentig euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van 74 (vierenzeventig) dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of (een) ander(en) aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst toe de vordering strekkende tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten 789 dagen, alsnog wordt ondergaan.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. R.C.J. Hamming en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Klaveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 juni 2019.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.PV van bevindingen, ZD05, 0001
3.PV van bevindingen, ZD08, 0001-0006
4.PV sporenonderzoek, ZD08, 0014
5.PV van verhoor aangever, ZD02, 0007-0008
6.PV van verhoor aangever, ZD02, 0001-0002
7.PV van verhoor aangever, ZD02, 0005-0006
8.PV van verhoor aangever, ZD02, 0003-0004
9.PV van verhoor aangever, ZD02, 0003-0004 en het verhoor van dr. ir. A.W.C. Van den Berg-Hulsbergen bij de rechter-commissaris op 9 mei 2019.
10.PV van verhoor aangever, ZD03, 0003-0004
11.PV van verhoor aangever, ZD03, 0001-0002
12.PV van verhoor aangever, ZD02, 0005-0006
13.PV van verhoor aangever, ZD02, 0007-0008
14.NFI-rapport, ZD08, 197
15.NFI-rapport, ZD08, 199-200
16.PV identificatie [verdachte] , ZD05, 0038 en PV van bevindingen, ZD05, 0040
17.PV van bevindingen, ZD06-1, 088
18.PV van bevindingen, ZD05, 189-190
19.PV van bevindingen, ZD05, 190-191
20.PV van bevindingen, ZD06-01, 090
21.PV van bevindingen, ZD06-1, 011-012
22.PV van bevindingen, ZD05, 124-132
23.PV’s herkenningen persoon door opsporingsambtenaar, ZD05, 133, 134, 135-136, 137 en 138
24.PV sporenonderzoek, ZD08, 102
25.PV van bevindingen, ZD05, 293-296
26.PV van bevindingen, ZD05, 293-294
27.PV van bevindingen, ZD05, 0303
28.PV van bevindingen, ZD05, 124-132
29.Afschermproces-verbaal, ZD09, 0003
30.PV van observatie van 21 juni 2018, ZD07, 0001
31.PV bevindingen locaties telefoons [verdachte] en [medeverdachte 2] i.c.m. observatie en camerabeelden op 21 juni 2018, ZD05, 0088
32.PV eerste bevinding historische verkeersgegevens 31613609903, ZD05, 0076
33.PV van bevindingen, ZD05, 0059-0061
34.PV bevindingen locaties telefoons [verdachte] en [medeverdachte 2] i.c.m. observatie en camerabeelden op 21 juni 2018, ZD05, 0088
35.PV bevindingen historische verkeersgegevens 31644026804, ZD05, 170-172 en 173-174
36.PV van bevindingen, ZD05, 178-179
37.PV eerste bevinding historische verkeersgegevens 3161360993, ZD05, 0077
38.PV bevindingen historische verkeersgegevens 31644026804, ZD05, 171
39.PV van verhoor getuige, ZD03, 022-023
40.PV rectificatie camerabeelden [naam bar] , ZD05, 0075 en ZD05, PV van bevindingen, ZD05, 0300-0302
41.PV van bevindingen, ZD05, 0049
42.PV van bevindingen, ZD05, 0065
43.PV verhoor verdachte [medeverdachte 2] , PD08, 004
44.PV van bevindingen, ZD05, 0065-0068
45.PV aanvulling op camerabeelden [naam bar] ZD05, 0081-0083
46.PV van bevindingen, ZD05, 0029
47.PV van bevindingen, ZD05, 0020-0022
48.PV van bevindingen, ZD05, 0296
49.PV van doorzoeking ter inbeslagneming, AD02, 0001-0002
50.Verslag van binnentreden, AD02, 0006-0009
51.PV van observatie woensdag 27 juni 2018, ZD07, 0005
52.PV aanhouding [medeverdachte 2] , PD03, 0001-0002
53.PV van bevindingen, ZD05, 218 en PV van bevindingen OVC gesprek PI [plaats] , ZD06-1, 142
54.PV aanhouding [medeverdachte 1] , PD03, 0001-0002
55.PV Sporenonderzoek, ZD08, 0014-0015
56.NFI-rapport, ZD08, 0078
57.PV sporenonderzoek, ZD08, 130
58.NFI-rapport, ZD08, 0073-0082
59.PV sporenonderzoek, ZD08, 086
60.PV sporenonderzoek, ZD08, 0014
61.PV bevindingen, ZD08, 309 en NFI-rapport, ZD08, 0318-0319
62.NFI-rapport, ZD08, 0318-0319
63.NFI-rapport, ZD08, 159-160
64.NFI-rapport, ZD08, 0320
65.PV bevindingen camerabeelden Intersport Woerden, ZD05, 0120-0123