ECLI:NL:RBAMS:2019:4347
Rechtbank Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Overleveringsdetentie en afwijzing verlenging gevangenhouding na arrest HvJ EU
Op 7 juni 2019 heeft de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam de verlenging van de gevangenhouding gevorderd van de opgeëiste persoon, geboren in Servië in 1985, die op dat moment gedetineerd was. De officier stelde dat er een onherroepelijke uitspraak van de rechtbank was waarin de overlevering aan Duitsland was toegestaan. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. L.J.H. Kortz, voerde aan dat de overleveringsdetentie onmiddellijk moest worden beëindigd, omdat de opgeëiste persoon onrechtmatig gedetineerd was na het arrest van het HvJ EU van 27 mei 2019. Dit arrest stelde dat het Europese aanhoudingsbevel (EAB) niet was uitgevaardigd door een rechterlijke autoriteit, waardoor de basis voor de overlevering niet meer geldig was.
De rechtbank overwoog dat de overlevering eerder was toegestaan op basis van een EAB, maar dat de recente uitspraak van het HvJ EU de situatie had veranderd. De rechtbank concludeerde dat de kans reëel was dat de feitelijke overlevering niet kon plaatsvinden, en dat de opgeëiste persoon onrechtmatig gedetineerd was. Daarom werd de vordering tot verlenging van de gevangenhouding afgewezen en werd de overleveringsdetentie opgeheven. De beslissing werd genomen door mr. A.K. Glerum als voorzitter, samen met mrs. C. Klomp en I. Verstraeten-Jochemsen, in aanwezigheid van griffier mr. Y.M.E. Jurgens.