ECLI:NL:RBAMS:2019:4344

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
19 juni 2019
Zaaknummer
C/13/665396 / KG ZA 19-454
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van dwangbevel en verbod op grievende uitlatingen door gemeente aan autoverhuurbedrijf KAV

In deze zaak heeft KAV Autoverhuur B.V., een autoverhuurbedrijf met 22 filialen in Nederland, een kort geding aangespannen tegen de Gemeente Tilburg. KAV weigerde om een vergunning aan te vragen op principiële gronden, wat leidde tot een dwangsom van € 15.000 die door de gemeente was opgelegd. KAV vorderde schorsing van het dwangbevel en een verbod op onrechtmatige uitlatingen door de gemeente. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat KAV onvoldoende spoedeisend belang had bij de schorsing van het dwangbevel, omdat de gemeente had aangegeven de executie op te schorten tot de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant in een aanhangig beroep. De vordering tot schorsing werd dan ook afgewezen. Echter, de rechter oordeelde dat de gemeente zich in de toekomst diende te onthouden van grievende uitlatingen over KAV, die de indruk wekten dat KAV betrokken was bij criminele activiteiten. Dit verbod werd opgelegd voor de duur van een jaar, waarbij de proceskosten tussen partijen werden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/665396 / KG ZA 19-454 CdK/MAH
Vonnis in kort geding van 6 juni 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KAV AUTOVERHUUR B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 26 april 2019,
advocaat mr. H.W. Vis te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE TILBURG,
zetelend te Tilburg,
gedaagde,
advocaat mr. B.J.P.G. Roozendaal te Breda.
Partijen zullen hierna KAV en De Gemeente genoemd worden.

1.De procedure

Ter zitting van 23 mei 2019 heeft KAV gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat zij heeft verklaard dat in het petitum onder 1) is bedoeld: schorsing van het dwangbevel (letterlijk staat er “de executie schorst van de invorderingsbeschikking d.d. 21 december 2018”). De Gemeente heeft dat ook zo opgevat, zodat deze lezing van de vordering wordt aanvaard. De Gemeente heeft een conclusie van antwoord in het geding gebracht en verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en KAV een pleitnota in het geding gebracht. KAV heeft ter zitting de vorderingen 2) en 3) ingetrokken.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
Aan de zijde van KAV: [naam 1] ( [functie naam 1] ), [naam 2] ( [functie naam 2] ) met mr. Vis;
aan de zijde van De Gemeente: [naam 3] ( [functie naam 3] ) met mr. Roozendaal.

2.De feiten

2.1.
KAV heeft landelijk 22 filialen in de autoverhuurbranche, onder meer in Tilburg.
2.2.
Sinds januari 2017 is het in de gemeente Tilburg met toepassing van artikel 53a van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) verboden om zonder vergunning een door de burgemeester aangewezen bedrijfsmatige activiteit uit te oefenen.
Artikel 53a luidt, voor zover van belang:

Artikel 53a.
Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat.
(…)
2. De burgemeester kan gebouwen en bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waarop het verbod uit het derde lid van toepassing is. (…) Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend aangewezen als de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.
3. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:
a. In een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebouw voor door de burgemeester genoemde bedrijfsmatige activiteiten, of
b. Indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.
4. De burgemeester kan een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:
a. In het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;
b. Indien de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
(…)
f. Indien een of meer beheerders van het bedrijf binnen 3 jaar vóór de indiening van de vergunningaanvraag een bedrijf heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven, dat wegens het aantasten van de openbare orde, de aantasting van het woon- en leefklimaat daaronder begrepen, gesloten is geweest dan wel waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken.
5. Onverminderd het bepaalde in artikel 4 APV kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid intrekken of wijzigen indien:
a. Door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast, of;
b. Door het bedrijf de leefbaarheid in het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed, of;
c. De voorwaarden uit de vergunning niet worden nageleefd, of;
d. De exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is, of;
e. De exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf dan wel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed, of;
f. Er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden, of;
(…)
6. De burgemeester kan de sluiting van het bedrijf bevelen indien een bedrijf in strijd met het verbod uit het derde lid van deze bepaling wordt geëxploiteerd.
(…).
2.3.
Bij besluit van 21 februari 2017, gepubliceerd op 24 maart 2017, heeft de burgemeester de autoverhuurbranche aangewezen als vergunningplichtige activiteit zoals bedoeld in artikel 53a APV (hierna: het aanwijzingsbesluit). De vergunningplicht is in de loop van 2017 in werking getreden. De leges voor de aanvraag van een vergunning bedraagt € 1.470,00.
2.4.
Nadat De Gemeente KAV enkele malen vergeefs had aangezegd dat zij een vergunning diende aan te vragen, heeft het College van Burgemeester en Wethouders (hierna: B&W), ondertekend door de Burgemeester, KAV bij besluit van 15 maart 2018 een dwangsom opgelegd van EUR 1.500,00 per week dat de overtreding van artikel 53a APV voortduurt, met een maximum van € 15.000,00. In het besluit is ingegaan op de op 16 januari 2018 door KAV ingediende zienswijze, die onder meer inhoudt dat zij principiële bezwaren heeft tegen de vergunningplicht omdat KAV daardoor ten onrechte gecriminaliseerd wordt, omdat de plicht niet voor alle autoverhuurders geldt en omdat artikel 53a APV onverbindend is.
2.5.
Bij beslissing op bezwaar (hierna: bob) van 19 juli 2018 heeft de burgemeester het dwangsombesluit gehandhaafd, met verbetering en aanvulling van de gronden. Daarbij is een nieuwe begunstigingstermijn gegeven, tot 1 september 2018. Tegen de beslissing op bezwaar heeft KAV beroep ingesteld bij de sector bestuursrecht van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het beroep mondeling heeft behandeld op 16 mei 2019. Die rechtbank heeft nog geen uitspraak gedaan.
2.6.
Op 10 augustus 2018 is in het Brabants Dagblad een artikel verschenen met de kop
“Tilburg stelt ultimatum aan illegaal autoverhuurbedrijf KAV”,waarin de burgemeester ingaat op de afwijzing van het bezwaarschrift van KAV.
In een interview met het Financieel Dagblad van 29 december 2018 staat dat de burgemeester heeft gezegd:
“Van de 31 bedrijven namen er 23 niet eens de moeite om een vergunning aan te vragen. Dan kunt u zich voorstellen dat de politie zegt: bingo, ze hadden dus iets te verbergen.”.
2.7.
Bij invorderingsbeschikking van 21 december 2018 (niet overgelegd) heeft de burgemeester vastgesteld dat van 1 september tot en met 13 november 2018 EUR 15.000,00 aan dwangsommen is verbeurd. Op 21 februari 2019 is KAV op grond van artikel 4:112 Awb aangemaand tot betaling.
2.8.
Toen betaling uitbleef heeft [naam 4] , [functie naam 4] namens de Burgemeester op 4 april 2019 een dwangbevel uitgevaardigd. Dat is op 5 april 2019 aan KAV betekend met bevel tot betaling en aanzegging executiemaatregelen. Bij besluit van 10 mei 2019 heeft de burgemeester het dwangbevel bekrachtigd, nu “Gebleken is dat het [functie naam 4] geen mandaat had tot het uitvaardigen van dit dwangbevel”.

3.Het geschil

3.1.
KAV vordert samengevat en zoals nader vastgesteld ter zitting -
1) schorsing van de tenuitvoerlegging van het tegen KAV uitgevaardigde dwangbevel van 4 april 2019 tot betaling van € 15.000,00 aan verbeurde dwangsommen totdat bij uitspraak met kracht van gewijsde in hoogte instantie is beslist op het beroep genoemd onder 2.5;
2) (ingetrokken ter zitting);
3) (ingetrokken ter zitting);
4) De Gemeente op verbeurte van een dwangsom te veroordelen zich te onthouden van uitlatingen met de strekking dat personen die geen vergunning ex artikel 53a APV hebben aangevraagd, dat hebben nagelaten omdat zij een of meer strafbare feiten hebben gepleegd, plegen of zullen plegen, dan wel criminaliteit hebben gefaciliteerd, dat doen of dat zullen doen, waarbij mededelingen van de burgemeester, leden van het college van burgemeester en wethouders en personen die bij de gemeente werkzaam zijn, gelden als mededelingen van De Gemeente, met veroordeling van De Gemeente in de proceskosten.
3.2.
De Gemeente voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Vordering 1) Verzet tegen dwangbevel

4.1.
Op grond van artikel 4:123 Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan tegen een dwangbevel en de tenuitvoerlegging ervan overeenkomstig de artikelen 438 en 438a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden opgekomen.
4.2.
De Gemeente heeft onweersproken gesteld dat het dwangbevel weliswaar op 5 april 2019 is betekend met bevel tot betaling binnen twee dagen, maar dat nog geen begin is gemaakt met de daadwerkelijke tenuitvoerlegging (bijvoorbeeld door middel van beslag). De Gemeente heeft zelfs voorafgaand en tijdens de zitting verklaard dat zij bereid is de executie van het dwangbevel op te schorten tot zes weken na de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (zie onder 2.5) op het beroep tegen de afwijzing van het bezwaar tegen de dwangsombeschikking van 15 maart 2018 en de invorderingsbeschikking van 21 december 2018. De mondelinge behandeling van dat beroep door de bestuursrechter heeft plaatsgevonden op 16 mei 2019; de uitspraak is binnen enkele maanden te verwachten. Bij schorsing van de tenuitvoerlegging van het dwangbevel heeft KAV op dit moment dan ook onvoldoende (spoedeisend) belang.
4.3.
Als immers KAV in beroep gelijk krijgt en de dwangsom- en invorderingsbeschikking worden vernietigd, ontvalt de grond aan het dwangbevel. Mocht daarentegen KAV geen gelijk krijgen en aanleiding zien om in hoger beroep te gaan, dan kan zij op dat moment desgewenst opnieuw bij de rechter in kort geding verzet doen tegen de uitvaardiging en/of de tenuitvoerlegging van het dwangbevel. De aan te voeren argumenten zullen dan afhangen van de omstandigheden op dat moment en van de vraag of het beroep door de rechtbank wel of niet gegrond is verklaard en op welke gronden. De door KAV gestelde formele gebreken in het dwangbevel kan zij zo nodig ook dan aan de orde stellen. Een dergelijk kort geding is bovendien slechts noodzakelijk als De Gemeente de executie van het dwangbevel tijdens het appel niet vrijwillig opschort - zoals zij ten aanzien van de dwangsombeschikking tijdens de bezwaarfase heeft gedaan nadat KAV een verzoek om voorlopige voorziening had aangekondigd. Gezien dit alles is voor het toewijzen van een schorsing tot na een eventuele uitspraak in hoger beroep, zoals door KAV gevorderd, op dit moment geen noodzaak en geen grond.
4.4.
Dat betekent dat de vordering onder 1) zal worden afgewezen.
Vordering 4) Verbod grievende uitlatingen
4.5.
De vordering onder 4) van KAV houdt in een verbod aan De Gemeente om in de toekomst nog (meer) grievende uitlatingen over KAV te doen. Kennelijk doelt KAV op uitlatingen van de strekking als die bedoeld onder 2.6.
4.6.
Voorop wordt gesteld dat het De Gemeente in beginsel vrijstaat om, in het kader van voorlichting van burgers over aan haar taak gerelateerde (nieuws-) berichten te publiceren en uitlatingen te doen in de media. Daarbij heeft wel te gelden dat het publiek aan uitingen van met name bestuursorganen van De Gemeente over aan criminaliteit gerelateerde zaken een ander (groter) gewicht zal toekennen dan aan uitingen van willekeurige derden. De Gemeente dient zich dat te realiseren en zich te beperken tot zakelijke berichtgeving die juist is en waarbij de grenzen van het betamelijke niet worden overschreden. Als daarvan geen sprake is, zou De Gemeente onrechtmatig handelen in de zin van artikel 6:162 BW. Daarbij dient tevens een belangenafweging te worden gemaakt tussen het doel van De Gemeente bij het bekendmaken van haar beleid en de gerechtvaardigde belangen van KAV.
4.7.
KAV is van mening dat de uitlatingen van De Gemeente onrechtmatig zijn omdat daarmee de indruk wordt gewekt dat KAV een van de criminogene factoren is binnen De Gemeente, terwijl dit onjuist is en ook in het geheel geen steun vindt in de feiten KAV heeft in dit verband onder meer verwezen naar de uitlating van De Gemeente zelf in de bob van 19 juli 2018, dat er “
ook ondernemers in de autobranche zijn die zich nooit schuldig hebben gemaakt en zich ook nooit schuldig zullen maken aan het faciliteren van criminelen wordt onderkend”.Verder stelt KAV dat uit de ‘bestuurlijke rapportage’ blijkt dat bij tien van de 13 onderzochte autoverhuurbedrijven de verdenking bestaat malafide zijn, terwijl in Tilburg 54 autoverhuurbedrijven actief waren. Een aantal van de 54 bedrijven is nog steeds actief en is niet door De Gemeente aangeschreven om een vergunning aan te vragen. Van de 30 wel aangeschreven bedrijven zouden er 19 gestopt zijn. Alleen de gezonde bedrijven die zich aan de regels houden zouden volgens de Burgemeester blijkens een radio interview in februari 2018, zijn overgebleven. KAV heeft principiële redenen om zich tegen de vergunningplicht te weren, onder meer door geen vergunning aan te vragen, terwijl van haar bedrijf geen enkel criminogeen gedrag uitgaat. Met de hiervoor aangehaalde uitlatingen en met de uitlatingen genoemd onder 2.6 heeft De Gemeente KAV ernstig geschaad en het product autoverhuur ernstig gecriminaliseerd, hetgeen voor KAV tot schade leidt, aldus KAV.
4.8.
De Gemeente stelt dat haar uitlatingen feitelijk juist waren en dat zij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor uitlatingen van anderen dan bestuursorganen van De Gemeente, zoals de politie, de Commissaris van de Koning en het Regionaal Informatie en Expertise Centrum. Zij betwist dat zij zich onrechtmatig over KAV heeft uitgelaten.
4.9.
Met betrekking tot de belangenafweging geldt het volgende. Erkend wordt dat het belang van De Gemeente dat ook volgt uit artikel 53a van de APV, is het tegengaan van crimineel gedrag binnen haar gemeentegrenzen. De publicaties beogen ruchtbaarheid te geven aan haar bekendheid met het genoemd crimineel gedrag binnen de autoverhuurbranche, te weten drugshandel, witwassen en het huren van een auto voor criminele activiteiten, en de middelen die zij daartegen inzet. Het belang van KAV is erin gelegen dat zij niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan verdachtmakingen die haar goede naam aantasten. Ook De Gemeente geeft ter zitting toe dat zij niet van mening is dat KAV de door haar bedoelde criminele activiteiten ontplooit. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de door De Gemeente gedane uitlatingen die de strekking hebben dat de autoverhuurbranche in de criminele wereld opereert en met name dat een bedrijf dat geen vergunning aanvraagt criminogeen is, daarmee KAV over één kam scherend met criminele bedrijven, onnodig grievend en daarmee overschrijdt De Gemeente de grens van de betamelijkheid jegens KAV. KAV heeft nog een aantal uitspraken aangehaald die niet voor rekening van De Gemeente worden geacht te zijn gedaan, terwijl een deel van de geuite informatie wel indirect van De Gemeente afkomstig kan zijn geweest. Deze uitspraken heeft de voorzieningenrechter niet in het oordeel betrokken. De Gemeente dient zich in de toekomst van genoemde veel te algemene uitlatingen te onthouden nu die schadelijk zijn voor de reputatie van het geheel legaal opererende deel van de branche en KAV in het bijzonder. Het gevraagde verbod zal als volgt worden toegewezen en geldt vanzelfsprekend niet voor uitlatingen die niet voor haar rekening komen.
4.10.
In verband met de eisen van proportionaliteit zal het verbod voor de hierna te noemen duur worden opgelegd. Gelet op het geringe aantal op KAV – indirect – betrekking hebbende uitlatingen van De Gemeente, zal geen verplichting tot rectificatie worden opgelegd. Omdat van De Gemeente verwacht mag worden dat zij een rechterlijke uitspraak zal navolgen, zal geen dwangsom worden opgelegd.
4.11.
Nu partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, zodat ieder de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt De Gemeente om zich gedurende een jaar na betekening van dit vonnis te onthouden van uitlatingen met de strekking dat (rechts)personen die geen vergunning ex artikel 53a APV hebben aangevraagd, dat hebben nagelaten omdat zij een of meer strafbare feiten hebben gepleegd, plegen of zullen plegen, dan wel criminaliteit hebben gefaciliteerd, dat doen of dat zullen doen, waarbij mededelingen van de burgemeester, leden van het college van burgemeester en wethouders en personen die bij de gemeente werkzaam zijn, gelden als mededelingen van De Gemeente;
5.2.
compenseert de proceskosten aldus dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
weigert de gevraagde voorzieningen voor het overige;
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2019. [1]

Voetnoten

1.type: mah