Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 19 april 2018;
- de akte overlegging producties aan de zijde van de Ontvanger van 20 juni 2018;
- de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijke eis in reconventie van 12 september 2018, met producties;
- het tussenvonnis van 23 januari 2019 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- de conclusie van antwoord in reconventie van 20 maart 2019, met producties;
- het proces-verbaal van comparitie van 1 mei 2019 en de daarin genoemde stukken, waaronder een akte wijziging van eis in conventie.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
OP ALLE VORENSTAANDE GRONDENverzoekt de Ontvanger de Rechtbank om bij
- te verklaren voor recht dat op grond van het op 22 november 2017 door de belastingdeurwaarder onder [gedaagde in conventie, voorwaardelijk eiser in reconventie] ten laste van Little Mountain Holding B.V. gelegde beslag een bedrag van nihil toekomt aan de Ontvanger;
- de Ontvanger te veroordelen in de (na)kosten van het geding;
4.De beoordeling
- de wijziging van de datum (18 juli 2017 is 22 november 2017 geworden),
- de ophoging van het bedrag dat onder het beslag valt met bijna twee ton (€ 308.907 is € 507.060 geworden).