In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van zware mishandeling van zijn (ex)partner. De zaak kwam voor de rechtbank naar aanleiding van een incident op 9 maart 2017, waarbij de aangeefster, de (ex)partner van de verdachte, verwondingen opliep. De officier van justitie stelde dat de verdachte de aangeefster met een bloempot had geslagen, wat leidde tot zwaar lichamelijk letsel. Tijdens de zitting op 31 mei 2019 werd de vordering van de officier van justitie besproken, evenals de verklaringen van de verdachte en de aangeefster. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. De aangeefster was vermoedelijk onder invloed van alcohol en kon zich niet herinneren wat er precies was gebeurd. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de verdachte niet konden worden weerlegd en dat er geen overtuigend bewijs was voor de beschuldiging van mishandeling. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, en het Openbaar Ministerie werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling.