ECLI:NL:RBAMS:2019:3883

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
31 mei 2019
Zaaknummer
13/698829-18 (A) + 13/702763-17 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens meermalen gepleegde diefstal met bedreiging en mishandeling

Op 29 mei 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen, bedreigingen en mishandeling. De rechtbank heeft de zaken, die onder de parketnummers 13/698829-18 (A) en 13/702763-17 (B) zijn geregistreerd, gevoegd behandeld. De verdachte, geboren in 1975 en thans gedetineerd, is beschuldigd van diefstal van goederen bij verschillende winkels in Amsterdam, waarbij hij geweld en bedreiging met geweld heeft gebruikt tegen winkelmedewerkers. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf van 41 maanden heeft geëist. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte zich in een periode van anderhalf jaar elfmaal schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal, waarvan vijf keer met bedreiging van geweld. De rechtbank heeft de verdachte in een aantal gevallen vrijgesproken van de ten laste gelegde geweldsaspecten, maar heeft de diefstallen en bedreigingen wel bewezen verklaard. De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht en agressieregulatie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/698829-18 (A) + 13/702763-17 (B)
Datum uitspraak: 29 mei 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1975,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] ,
thans gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 maart 2019 en 15 mei 2019.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. P. van Laere, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. D.E. Wiersum, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - in
zaak Aten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
1.diefstal van een of meerdere pannensets bij Blokker in Amsterdam op 7 september 2018, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 1] en/of [aangever 2] ;
2.diefstal van een of meerdere koffieapparaten bij Blokker in Amsterdam op 10 september 2018, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangeefster 3] ;
3.diefstal van een of meerdere pakjes scheermessen bij Etos in Amsterdam op 13 september 2018, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 4] ;
4.diefstal van een of meerdere elektrische tandenborstels bij Kruidvat in Amsterdam op 4 oktober 2018, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 5] ;
5.diefstal van een of meerdere kledingstukken en/of een fles parfum bij Etos en/of winkelbedrijf Aktiesport in Amsterdam op 4 oktober 2018, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 6] , subsidiair ten laste gelegd als een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
6.diefstal van een of meerdere goederen van het merk Gilette en/of Oral bij Etos in Amsterdam op 18 juni 2018;
7.diefstal van een pannenset bij Blokker in Amsterdam op 27 oktober 2018;
8.diefstal van een of meerdere paar schoenen en/of een of meer T-shirts bij Aktiesport B.V. in Amsterdam op 8 juli 2018;
9.diefstal van een televisie en/of een koffiezetapparaat bij Used Products Amsterdam in Amsterdam op 21 september 2018;
Aan verdachte is – kort gezegd – in
zaak Bten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
1.diefstal van een mes bij Blokker in Amsterdam op 20 oktober 2017, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 7] ;
2.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling van [aangever 8] in Amsterdam op 20 oktober 2017;
3.bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling van [aangever 9] en/of [aangever 10] in Amsterdam in de periode van 29 april 2017 tot en met 5 mei 2017;
4.diefstallen van een doos inhoudende tuinslangen en/of drie, althans een of meerdere One Blade artikelen en/of een of meerdere verzorgingsproducten bij Kruidvat in Amsterdam in de periode 22 april 2017 tot en met 11 oktober 2017;
5.mishandeling van [aangever 7] in Amsterdam op 20 oktober 2017;
6.mishandeling van zijn levensgezel [aangever 11] in Zwijndrecht in de periode van 24 november 2018 tot en met 25 november 2018.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding ten aanzien van het in zaak B onder 4 ten laste gelegde partieel nietig dient te worden verklaard, omdat het bestanddeel ‘een of meerdere verzorgingsproduct(en)’ onvoldoende gespecificeerd is. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit de tenlastelegging onvoldoende duidelijk blijkt welke producten verdachte zou hebben weggenomen. Nu het - mede gelet op de ten laste gelegde pleegperiode - voor de verdediging niet duidelijk is welk verwijt verdachte wordt gemaakt en waartegen hij zich heeft te verdedigen, dient de dagvaarding partieel nietig te worden verklaard, aldus de raadsman.
De officier van justitie heeft zich niet uitgelaten over het door de raadsman gevoerde verweer.
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding ten aanzien van alle feiten in overeenstemming is met de eisen zoals gesteld in artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zodat geen sprake is van partiële nietigheid van de dagvaarding. De rechtbank heeft kunnen vaststellen dat het verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting op basis van de tenlastelegging en de inhoud van het dossier duidelijk was welke strafbare feiten hem worden verweten. Ten aanzien van het in zaak B onder 4 ten laste gelegde heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij, naast de ten laste gelegde tuinslangen en One Blade artikelen, ook verzorgingsproducten, waaronder crème en douchespullen, bij De Kruidvat heeft weggenomen. Het verweer wordt verworpen.
De rechtbank concludeert dat de dagvaarding geldig is.
3.2
De bevoegdheid van de rechtbank, de ontvankelijkheid van de officier van justitie en redenen voor schorsing van de vervolging
Deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het in zaak A onder 1, 2, 3, 4, 5 primair, 6, 7, 8 en 9 en het in zaak B onder 1, 2, 3, 4 en 6 ten laste gelegde bewezen. Ten aanzien van de door haar bewezen geachte feiten heeft zij, aan de hand van haar op schrift gestelde requisitoir, de in haar ogen relevante bewijsmiddelen opgesomd.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte van het in zaak B onder 5 ten laste gelegde vrij te spreken.
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde geweld en/of bedreiging met geweld jegens [aangever 2] heeft zij partiële vrijspraak gevorderd wegens gebrek aan bewijs.
Ten aanzien van het in zaak B onder 3 ten laste gelegde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling van [aangever 9] heeft de officier van justitie partiële vrijspraak gevorderd wegens gebrek aan bewijs.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte van het in zaak B onder 5 ten laste gelegde vrij te spreken.
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman bepleit dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het geweldsaspect, nu verdachte de doos, waarin een airfryer zat, niet in de richting van [aangever 1] heeft getrapt met het oogmerk om bij betrapping van de diefstal op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren.
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft de raadsman bepleit dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde bedreiging met geweld, nu verdachte heeft verklaard geen snijdende beweging langs zijn keel te hebben gemaakt (feit 2) en geen stekende beweging heeft gemaakt met een mes (feit 3).
Ten aanzien van het in zaak B onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman bepleit dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de diefstal met bedreiging met geweld tegen [aangever 9] , nu verdachte ontkent.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het in zaak A onder 4, 5, 6, 7, 8 en 9 en het in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van het in zaak B onder 5 ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde mishandeling niet kan worden bewezen. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
4.3.2
Partiële vrijspraak van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde
Anders dan de officier van justitie en met de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de gebruikmaking van geweld jegens [aangever 1] en [aangever 2] niet bewezen is, nu op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat het schoppen van de doos door verdachte gericht was op het voorbereiden of gemakkelijk maken van de diefstal. Ook kan niet worden vastgesteld dat die handeling door verdachte is verricht met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.3.3
Partiële vrijspraak van het in zaak B onder 3 ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde bedreiging door verdachte van [aangever 9] niet kan worden bewezen, wegens gebrek aan bewijs. Verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.3.4
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich aan de ten laste gelegde diefstal gevolgd met bedreiging van geweld schuldig heeft gemaakt en overweegt daartoe als volgt. Aangeefster [aangeefster 3] , heeft verklaard dat zij op 10 september 2018 in de Blokker in Amsterdam zag dat het vak waarin de Senseo apparaten gestald waren leeg was, terwijl dit vak net was aangevuld. Een collega van aangeefster vertelde haar dat er recentelijk geen Senseo apparaten waren afgerekend. Aangeefster heeft verklaard dat ze daarna van een getuige in de winkel hoorde dat er een dief buiten was. Aangeefster liep vervolgens naar buiten en zag de man met een Senseo apparaat achterop zijn fiets en één voor in zijn krat. Aangeefster heeft verklaard dat zij vervolgens het Senseo apparaat van de fiets van de man probeerde te pakken en dat hij op haar kwam afrennen. Verder heeft ze verklaard dat ze van iemand anders hoorde dat de man een mes bij zich zou dragen en hoorde ze dat de man riep: ‘Ik maak jullie af, ik vind jullie wel, ik vind jullie.’ Volgens aangeefster droeg de man op dat moment een mes in één hand en maakte hij met zijn andere hand een gebaar langs zijn keel. Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat het klopt dat hij op 10 september 2018 de koffieapparaten heeft gestolen bij de Blokker, dat hij een mes heeft getoond en dat hij boze woorden heeft geuit, maar dat hij daarbij geen snijbeweging heeft gemaakt. De rechtbank ziet echter geen redenen om te twijfelen aan de aangifte.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de in zaak A onder 2 ten laste gelegde diefstal gevolgd van bedreiging met geweld wettig en overtuigend bewezen.
4.3.5
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de onder 3 ten laste gelegde diefstal gevolgd met bedreiging van geweld wettig en overtuigend is bewezen. Aangeefster [aangever 4] heeft verklaard dat zij op 13 september 2018 bij de Etos in Amsterdam, vanuit het kantoor in de winkel op een monitor zag dat een man een pak scheermessen lostrok. Verder heeft ze verklaard dat ze hierop de winkel is ingelopen en zag dat de man het pak scheermessen in zijn linker jaszak stopte en dat de man wegliep. Ze liep achter de man aan en zei tegen hem dat hij moest betalen, maar toen trok hij een mes, aldus aangeefster. De man verliet de winkel en toen hij buiten stilstond, stak hij een mes in de lucht en zei: ‘Ik steek jou, ik maak je af, ik maak je af.’ Ook heeft aangeefster verklaard dat de man zei: ‘Ik maak je dood kankerhoer, ik zal je kop herkennen. Ik weet welke dagen je werkt en ik stuur een paar wijven op je af en die maken je kapot en maken je af. Je zult zien, je bent stoer dat je de politie belt.’ Aangeefster heeft verklaard zich daardoor bedreigd te voelen en heeft huilend en gillend de centralist van de politie verzocht te komen. Verdachte heeft bekend dat hij de scheermessen heeft weggenomen, hij een mes heeft getoond en boos was geworden.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het in zaak A onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Met de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de stekende beweging jegens [aangever 4] niet bewezen is, nu op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting dat niet kan worden vastgesteld. Dit doet niet af aan de omstandigheid dat er nog steeds sprake is van een diefstal gevolgd door bedreiging met geweld.
4.3.6
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het in zaak B onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich aan de ten laste gelegde diefstallen schuldig heeft gemaakt en overweegt daartoe als volgt. Door [aangever 10] is aangifte gedaan namens de Kruidvat in Amsterdam van een diefstal van tuinslangen, gepleegd op 5 mei 2017. Zij heeft ook bewakingsbeelden aan de politie overhandigd waarop de verbalisanten hebben gezien dat een man, die door verbalisant [verbalisant 1] is herkend als verdachte, op 22 april 2017 en 29 april 2017 diefstallen pleegt. Er is ook door [aangever 8] aangifte gedaan namens de Kruidvat in Amsterdam van een diefstal gepleegd op 11 oktober 2017, waarbij een man One Blade artikelen van het merk Philips had gestolen. Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat het klopt dat hij de tuinslangen en One Blade producten heeft weggenomen. Hij heeft verder verklaard dat hij ook andere verzorgingspullen heeft weggenomen, waaronder crème en douchespullen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de in zaak B onder 4 ten laste gelegde diefstallen wettig en overtuigend bewezen.
4.3.7
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het in zaak B onder 6 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich aan de ten laste gelegde mishandeling schuldig heeft gemaakt en overweegt daartoe als volgt. Op 24 november 2018 hebben verdachte en [aangever 11] ingecheckt bij hotel [naam hotel] om daar te verblijven. Vervolgens kreeg de receptie van het hotel in de daarop volgende uren meldingen vanwege overlast rondom de kamer waarin verdachte en [aangever 11] verbleven. Hierop is de politie geïnformeerd en zijn de verbalisanten op 25 november ter plaatse gekomen en hebben zij de kamer binnengetreden, waarna een verbalisant van [aangever 11] te horen kreeg dat zij en verdachte ruzie hadden op 24 november en dat verdachte haar toen vuistslagen in het gezicht heeft gegeven. Ze kreeg geen lucht meer en beet daarom in de onderarm van verdachte, aldus [aangever 11] . Verder heeft ze tegenover de verbalisant die ter plaatse kwam verklaard dat verdachte op 25 november weer agressief werd en dat hij haar weer sloeg met vuistslagen. Deze verklaring wordt ondersteund door de waarnemingen van de verbalisant. De verbalisant heeft gerelateerd dat ze zag dat het linkeroog van [aangever 11] was verkleurd en donkerblauw was met kleine bloeduitstortingen. Ook heeft de verbalisant waargenomen dat [aangever 11] een blauwe verkleuring had op haar neus en dat haar linkerwang dikker was en een blauwachtige gloed had. De verklaring van [aangever 11] wordt ook ondersteund door de verklaring van verdachte ter terechtzitting. Verdachte heeft verklaard dat hij en [aangever 11] ruzie hadden, omdat ze dacht dat hij contact had met andere meisjes. Ze hebben tegen elkaar geschreeuwd en gescholden. Hij heeft haar toen bij haar armen gepakt en bij haar gezicht, omdat zij hem beet, aldus verdachte. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] en de zich in het dossier bevindende foto’s van het letsel bij [aangever 11] blijkt dat verdachte met flinke kracht naar haar heeft uitgehaald. De verklaring dat verdachte haar alleen bij de armen en haar gezicht heeft vastgepakt, acht de rechtbank daarom niet aannemelijk.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het in zaak B onder 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3.8
Partiële vrijspraak van het in zaak B onder 6 ten laste gelegde
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat [aangever 11] de levensgezel van verdachte is. Uit het dossier volgt niet dat tussen verdachte en [aangever 11] sprake was van een relatie die qua hechtheid vergelijkbaar is met die tussen echtgenoten of geregistreerde partners. [1] De rechtbank neemt in haar overweging ook mee dat verdachte op de terechtzitting heeft verklaard dat hij [aangever 11] ongeveer 20 jaar kent, maar dat ze een knipperlichtrelatie hadden en dat er periodes zijn geweest waarin er helemaal geen contact tussen beiden bestond. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde
op 7 september 2018 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pannenset, toebehorende aan winkelbedrijf de Blokker;
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde
op 10 september 2018 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen koffieapparaten (merk: Senseo), toebehorende aan winkelbedrijf de Blokker, welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [aangeefster 3] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- op voornoemde [aangeefster 3] af is gerend en vervolgens
- een mes aan voornoemde Is heeft voorgehouden en vervolgens de punt van het mes in de richting van voornoemde [aangeefster 3] heeft gehouden en vervolgens
- terwijl voornoemde verdachte het mes in de richting van voornoemde [aangeefster 3] hield met zijn, verdachtes vinger, een snijdende beweging langs verdachtes keel heeft gemaakt en vervolgens
- voornoemde [aangeefster 3] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik maak jullie af, ik vind jullie wel, ik vind jullie";
Ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde
op 13 september 2018 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen pakjes scheermessen, toebehorende aan winkelbedrijf Etos, welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [aangever 4] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte
- een mes aan voornoemde [aangever 4] heeft voorgehouden en
- voornoemde [aangever 4] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik steek jou, ik maak je af, ik maak je af" en " ik maak je dood kankerhoer. Ik zal je kop herkennen. Ik weet welke dagen je werkt en ik stuur een paar wijven op je af en die maken je kapot en maken je af. Je zult zien, je bent stoer dat je de politie belt";
Ten aanzien van het in zaak A onder 4 ten laste gelegde
op 4 oktober 2018 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen elektrische tandenborstels (merk: Philips), toebehorende aan winkelbedrijf de Kruidvat, welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [aangever 5] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- op voornoemde [aangever 5] af is gelopen en
- achter voornoemde [aangever 5] aan is gerend en
- voornoemde [aangever 5] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "ga niet bij mij de held uithangen. Ik heb focking honger" en "doe je werk maar ga niet achter mij aanlopen en held spelen want dat gaat uit de hand lopen. Ik waarschuw je" en "kanker op, jullie Marokkanen zijn precies hetzelfde. Jullie stelen ook. Bemoei je niet met mij, als je achter mij aanloopt steek ik je neer!" en "wie ben je aan het bellen" en "ik steek jou en je vader dood";
Ten aanzien van het in zaak A onder 5 primair ten laste gelegde
op 4 oktober 2018 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen kledingstukken en een fles parfum, toebehorende aan winkelbedrijf de Etos en winkelbedrijf Aktiesport, welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [aangever 6] , beveiligingsmedewerker in het winkelcentrum plein 40-45, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- een mes aan voornoemde [aangever 6] heeft voorgehouden en vervolgens
- voornoemde [aangever 6] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "kameraad ik moet geld hebben";
Ten aanzien van het in zaak A onder 6 ten laste gelegde
op 18 juni 2018 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen goederen van het merk Gilette en Oral met een totale waarde van E600,-, toebehorende aan winkelbedrijf Etos;
Ten aanzien van het in zaak A onder 7 ten laste gelegde
op 27 oktober 2018 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pannenset (merk: BK, met een waarde van E 249,-), toebehorende aan Blokker;
Ten aanzien van het in zaak A onder 8 ten laste gelegde
op 8 juli 2018 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere paar schoenen en T-shirts met een totale waarde van ongeveer E 450,-, toebehorende aan Aktie Sport B.V.;
Ten aanzien van het in zaak A onder 9 ten laste gelegde
op 21 september 2018 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een televisie en een koffiezetapparaat, toebehorende aan Used Products Amsterdam;
Ten aanzien van het in zaak B onder 1 ten laste gelegde
op 20 oktober 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mes (merk Richardson), toebehorende aan Blokker, welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [aangever 7] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemd mes aan voornoemde [aangever 7] heeft getoond en daarbij de bedreigende woorden heeft geuit: "Wat wil je doen dan, Ik steek je dood";
Ten aanzien van het in zaak B onder 2 ten laste gelegde
op 20 oktober 2017 te Amsterdam [aangever 8] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [aangever 8] dreigend een mes te tonen en daarbij de woorden toe te voegen: "Kom maar naar buiten. Bel de politie";
Ten aanzien van het in zaak B onder 3 ten laste gelegde
op 5 mei 2017 te Amsterdam [aangever 10] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [aangever 10] dreigend de woorden toe te voegen: "Kankermoslims, ik ga jullie dood maken, kankerhoeren";
Ten aanzien van het in zaak B onder 4 ten laste gelegde
in de periode van 22 april 2017 tot en met 11 oktober 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een doos inhoudende tuinslangen en One Blade artikelen (merk Philips) en verzorgingsproducten, toebehorende aan De Kruidvat;
Ten aanzien van het in zaak B onder 6 ten laste gelegde
in de periode van 24 november 2018 tot en met 25 november 2018 te Zwijndrecht [aangever 11] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het met flinke kracht bij de hand te grijpen en te stompen en te knijpen in het gezicht van voornoemde [aangever 11] en voornoemde [aangever 11] bij de nek te grijpen en vervolgens de nek van voornoemde [aangever 11] dicht te knijpen, waardoor voornoemde [aangever 11] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van de feiten

7.1
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat verdachte ten aanzien van het hem in zaak B onder 6 ten laste gelegde dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe heeft hij gesteld dat het handelen van verdachte geboden was door de noodzakelijke verdediging van zijn lijf, omdat [aangever 11] hem beet. Deze verklaring wordt voldoende ondersteund door ander bewijs in het dossier. Het is daarom aannemelijk dat het is gegaan zoals verdachte heeft verklaard, namelijk dat [aangever 11] hem heeft gebeten, hetgeen verdachte voldoende rechtvaardiging gaf om in te grijpen.
7.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich niet uitgelaten over het door de raadsman gevoerde verweer.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank begrijpt het verweer van de raadsman als een beroep op noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Indien door of namens verdachte een beroep wordt gedaan op noodweer, dan dient de rechtbank allereerst te beoordelen of zij de feitelijke toedracht, zoals door verdachte aan het verweer ten grondslag is gelegd en uit de wettelijke bewijsmiddelen moet worden afgeleid, aannemelijk acht. De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de door verdachte geschetste toedracht een beroep op noodweer rechtvaardigt. Meer concreet dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of het door verdachte begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Anders dan de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de feitelijke toedracht, zoals door verdachte aan het verweer ten grondslag is gelegd, niet aannemelijk is. Op grond van de inhoud van het dossier is vast te komen staan dat verdachte en [aangever 11] op 24 november 2018 ruzie maakten. De volgende dag, kregen zij weer ruzie. Over wat er tijdens de ruzies is gebeurd bevat het dossier twee lezingen, de lezing van [aangever 11] en de lezing van verdachte.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat [aangever 11] hem beet en dat hij daardoor genoodzaakt was om haar te pijnigen. Hij heeft verklaard dat hij [aangever 11] bij haar gezicht heeft gepakt. De verklaring van verdachte is tegenstrijdig met de verklaring van [aangever 11] en wordt niet ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het dossier.
Voor de lezing van de feiten gaat de rechtbank derhalve uit van de verklaring van [aangever 11] die heeft verklaard dat zij op 24 november in het gezicht vuistslagen heeft gekregen van verdachte, hij haar met een hand greep en kneep in haar gezicht. Omdat ze hierdoor geen lucht kreeg, beet zij in zijn onderarm, aldus [aangever 11] . [aangever 11] heeft verder verklaard dat ze in de ochtend van 25 november weer ruzie kregen en verdachte haar weer vuistslagen in het gezicht heeft gegeven. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van de verbalisant, die heeft gerelateerd over het letsel dat ze bij [aangever 11] heeft waargenomen, door de in het dossier opgenomen foto’s van het letsel en door de verklaring van verdachte ter terechtzitting, die ten overstaan van de rechtbank heeft verklaard dat hij [aangever 11] bij haar gezicht en armen heeft gepakt. Nu hetgeen aan het beroep op noodweer ten grondslag is gelegd naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk is, wordt het verweer verworpen.
Geheel ten overvloede merkt de rechtbank nog het volgende op. Zelfs als de rechtbank de lezing van verdachte zou volgen, inhoudende dat [aangever 11] hem op enig moment zou hebben gebeten en hij genoodzaakt was haar bij haar gezicht te pakken, dan nog komt hem geen geslaagd beroep op noodweer toe. Het door verdachte gebruikte geweld staat geenszins in redelijke verhouding tot het bijten door [aangever 11] ; verdachte had voor geringer tegengeweld kunnen kiezen, bijvoorbeeld door haar van zich af te duwen. Het beroep op noodweer wordt dan ook verworpen. Er is in casu geen andere rechtvaardigingsgrond aannemelijk geworden, tot het ontbreken van de wederrechtelijkheid en derhalve vrijspraak zou moeten leiden. Het door verdachte in zaak B onder 6 bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar.
Ook ten aanzien van de overige bewezen geachte feiten is het bestaan van een rechtvaardigingsgrond niet aannemelijk geworden. Ook die feiten zijn volgens de wet strafbaar.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf en maatregel

9.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar in zaak A onder 1, 2, 3, 4, 5 primair, 6, 7, 8 en 9 bewezen geachte feiten en de in zaak B onder 1, 2, 3, 4 en 6 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 41 maanden, met aftrek van voorarrest.
Voor het geval de rechtbank tot oplegging van een deels voorwaardelijke straf overgaat, heeft de officier van justitie gevorderd dat een gevangenisstraf voor de duur van 41 maanden wordt opgelegd, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en met een proeftijd van 3 jaar.
9.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
Voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het in zaak B onder 6 ten laste gelegde, heeft de raadsman bepleit dat dient te worden volstaan met schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel ten aanzien van dit feit.
Voor het overige heeft de raadsman bepleit dat, gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval, oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend is. De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden op te leggen, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarden, inhoudende reclasseringstoezicht, een training in het kader van agressieregulatie, zoals door de reclassering geadviseerd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in een periode van anderhalf jaar elfmaal schuldig gemaakt aan winkeldiefstal, waarbij vijf daarvan gevolgd werden door een forse bedreiging met geweld jegens de winkelmedewerkers. Met het plegen van deze feiten heeft hij alleen oog gehad voor zijn financiële gewin en geen rekening gehouden met de overlast en schade die hij veroorzaakt bij de winkeliers en hun medewerkers.
Verdachte heeft zich daarnaast tweemaal schuldig gemaakt aan bedreiging van winkelmedewerkers en aan mishandeling van zijn toenmalige vriendin. Dit zijn ernstige strafbare feiten, die gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers teweeg hebben gebracht. Door zijn toenmalige vriendin te mishandelen heeft verdachte ook een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Zij heeft daarbij pijn en letsel opgelopen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 9 april 2019, waaruit blijkt dat verdachte voor het laatst in 2013 is veroordeeld wegens diefstal.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsrapport Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 7 mei 2019, opgemaakt door [jeugdreclasseringsmedewerker] . Uit het rapport blijkt – kort gezegd – onder meer het volgende. Er is bij verdachte sprake van langdurige instabiliteit, met name op het gebied van huisvesting, waardoor hij in een vicieuze cirkel blijft verkeren. De reclassering heeft de indruk dat verdachte delicten pleegt bij een gebrek aan financiën en huisvesting. Een eerder reclasseringstoezicht heeft niet geleid tot een vermindering van het recidiverisico. Desondanks wordt door de reclassering geadviseerd om toezicht op te leggen, mede gezien de instabiliteit van verdachte en zijn beperkte verstandelijke vermogens, waardoor recidive kan intensiveren. Verdachte heeft in het gesprek bij de reclassering aangegeven dat hij wil meewerken aan toezicht. Het reclasseringsrapport is ter terechtzitting toegelicht door [persoon] , begeleider van verdachte. [persoon] heeft als aanvulling op het rapport verklaard dat er bij verdachte sprake is van agressieregulatie problematiek, waarvoor hij een behandeling dient te volgen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard hier aan mee te willen werken.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies uit voornoemd rapport en neemt het advies van de reclassering over.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, maar acht het, gelet op de bijzondere persoonlijke omstandigheden van verdachte, niet passend om de strafmaat te baseren op een cumulatie van de voorgeschreven straffen per feit.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat er wel een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd dient te worden. Gelet op de oriëntatiepunten, de hoeveelheid strafbare feiten en de ernst daarvan, is de rechtbank van oordeel dat een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, recht doet aan de door verdachte gepleegde strafbare feiten. Aan de voorwaardelijke straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering is geadviseerd.

10.Benadeelde partijen

10.1
Ten aanzien van de vordering in zaak A van Blokker B.V.
De benadeelde partij Blokker B.V. vordert als gevolg van het in zaak A onder 1, 2 en 7 ten laste gelegde € 1.462,27 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 1, 2 en 7 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De officier van justitie heeft primair gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Subsidiair heeft zij verzocht de vordering van de benadeelde partij te matigen, op de grond dat de post met betrekking tot ziekteverzuim, zijnde het salaris van [aangever 1] , niet nader is onderbouwd.
De vordering is betwist. De raadsman heeft bepleit dat de kosten onvoldoende zijn onderbouwd en dat benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is volgens de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van de in zaak A onder 2 en 7 bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag, € 284,99. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
De rechtbank overweegt voor het overige deel van de vordering, bestaande uit kosten voor een traumapyscholoog ten aanzien van [aangever 1] en kosten wegens ziekteverzuim van [aangever 1] , als volgt. Verdachte is vrijgesproken van het geweldaspect in het in zaak A onder 1 ten laste gelegde, waardoor de benadeelde partij in dat deel van de vordering dan ook niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 10 september 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel zoals door de officier van justitie verzocht, overweegt de rechtbank als volgt. De gedachte achter de schadevergoedingsmaatregel is dat het slachtoffer de inning van het aan hem verschuldigde bedrag uit handen wordt genomen. Blokker B.V. is een groot bedrijf, dat in staat wordt geacht het bedrag zelfstandig bij verdachte te innen. De rechtbank acht de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, als bedoeld in artikel 36f Sr, dan ook niet opportuun.
10.2
Ten aanzien van de vordering in zaak B van [aangever 10]
De benadeelde partij [aangever 10] vordert € 1.305,00, bestaande uit een bedrag van € 805,00 aan materiële schadevergoeding en een bedrag van € 500,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak B onder 3 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is betwist. De raadsman heeft bepleit dat de gevorderde immateriële schadevergoeding dient te worden gematigd, nu hij het gevorderde bedrag niet passend acht voor een bedreiging.
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak B onder 3 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag, € 1.305,00. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 5 mei 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van [aangever 10] wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f Sr aan verdachte opgelegd.

11.Beslag

De officier van justitie heeft gevorderd alle inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd te verklaren, nu de voorwerpen ofwel gestolen zijn ofwel de voorwerpen gebruikt zijn bij het plegen van de strafbare feiten.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van alle inbeslaggenomen voorwerpen gelasten.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 285, 300, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

13.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak B onder 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1, 2, 3, 4, 5 primair, 6, 7, 8, 9 en het in zaak B onder 1, 2, 3, 4 en 6 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het in zaak A onder 1, 6, 7, 8, 9 en het in zaak B onder 4 ten laste gelegde:
diefstal, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het in zaak A onder 2, 3, 4, 5 primair en het in zaak B onder 1 ten laste gelegde:
diefstal gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het in zaak B onder 2 en 3 ten laste gelegde:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het in zaak B onder 6 ten laste gelegde:
mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duurvan
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
10 (tien) maanden,van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
4. zich onder behandeling laat stellen voor zijn agressieproblematiek bij het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering of bij de Waag of bij een soortgelijke forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
De rechtbank geeft aan Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (gevestigd aan de Weesperzijde 70 te Amsterdam) opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst toede vordering van de Blokker B.V tot een bedrag van € 284,99 (tweehonderdvierentachtig euro en negenennegentig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 10 september 2018, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan Blokker B.V. voornoemd het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij de Blokker B.V. in het overige deel van de vordering
niet-ontvankelijk.
Wijst toede vordering van de benadeelde partij [aangever 10] tot een bedrag van € 1.305,00 (duizend driehonderdvijf euro), bestaande uit € 805,00 (achthonderdvijf euro) aan materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 5 mei 2017, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [aangever 10] voornoemd het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt opde verplichting, aan de Staat, van verdachte ten behoeve van de benadeelde partij [aangever 10] , te betalen de som € 1.305,00 (duizend driehonderdvijf euro), bestaande uit € 805,00 (achthonderdvijf euro) aan materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 5 mei 2017, tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 23 (drieëntwintig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de
bewaringten behoeve van de
rechthebbendevan:
  • 1.00 STK Keukenmachine, SODASTREAM (5671515)
  • 1.00 STK Tas ADIDAS (5671594)
  • 2.00 STK Schoenen NIKE AIR MAX (5671611)
  • 1.00 STK Shirt NIKE (5671614)
  • 1.00 STK Tas ANTONY MORATO (5671616)
  • 2.00 STK Broek NIKE (5671617)
  • 1.00 STK Pet NIKE TRUE (5671618)
  • 1.00 STK Shirt NIKE (5671620)
  • 1.00 STK Jas EMPORIO ARMANI (5671622)
  • 1.00 STK Shirt NIKE (5671623)
  • 1.00 STK Jas NIKE (5671624)
  • 1.00 STK Jas AMERICO TODAY (5671625)
  • 1.00 STK Muts ZEEMAN (5671626)
  • 1.00 STK Shirt NIKE (5671627)
  • 1.00 STK Jas NIKE (5671637)
  • 1.00 STK Krat (5671599).
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Djebali, voorzitter,
mrs. J.W.P. van Heusden en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 mei 2019.

Voetnoten

1.Zie HR 9 oktober, ECLI:NL:HR:2018:1875, rov. 3.1 en 3.2 alsook HR 5 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:246, rov. 3.1 en 3.2.