3.3Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte acht de rechtbank niet bewezen hetgeen onder feit 2 is ten laste gelegd. Ook het in vereniging voorhanden hebben van 62,2 gram en 149 gram cocaïne en het witwassen van een geldbedrag van € 20.000,- vindt de rechtbank niet bewezen. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om de betrokkenheid van verdachte bij deze feiten vast te kunnen stellen zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van 581 gram (van een materiaal bevattende) cocaïne die op 19 november 2015 bij verdachte is aangetroffen in een tas in een auto van het merk Citroën C3 met kenteken [kenteken 2] en dat verdachte op diezelfde datum een geldbedrag van € 295.000,-, aangetroffen in diezelfde tas, heeft witgewassen.
Verdachte heeft ontkend dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van cocaïne en het geld in de tas die bij hem is aangetroffen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij iets voor zijn broer heeft gedaan zonder verder vragen te stellen, dat hij niet specifiek heeft gevraagd waar het om ging en dat zijn broer [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) zich zorgde maakte om zijn auto die hij had uitgeleend. De rechtbank acht dat ongeloofwaardig gelet op de gesprekken die verdachte voorafgaand aan de vondst van de tas met de cocaïne en het geld, voerde met zijn broer [medeverdachte] . Uit deze gesprekken, die door de politie zijn getapt, blijkt op geen enkele wijze dat [medeverdachte] zich zorgen maakte om zijn auto.
Uit deze gesprekken blijkt dat verdachte in de nacht van 19 november 2015 gebeld wordt door [medeverdachte] . [medeverdachte] is op zoek naar vermoedelijk [persoon 1] en kan hem niet vinden. Uit het dossier volgt dat deze [persoon 1] op 18 november 2015 op heterdaad is aangehouden terwijl hij vanuit een auto (Peugeot) die op naam van [medeverdachte] staat in harddrugs dealde. [medeverdachte] is in paniek en zegt tegen verdachte dat hij niet te veel moet vragen.
Om 15.14 uur die dag, 19 november 2015, wordt in de omgeving van het [adres 4] en de [adres 3] op beelden afkomstig van een toezichtscamera een man geobserveerd die sterke gelijkenissen vertoont met [medeverdachte] , die een tas bij zich draagt die zeer sterke gelijkenissen vertoont met de tas die later die dag bij verdachte is aangetroffen en waar 581 gram cocaïne en € 295.000,- in zat.
Om 15.09 uur is er contact tussen de broers. [medeverdachte] zegt dat hij iets heeft opgehaald en dat hij dat moet wegdoen. Hij wil niet teveel praten. Om 15.39 uur zegt [medeverdachte] tegen verdachte dat hij ‘die shit heeft gewaaid’. Verdachte zegt dat hij eraan komt. De broers spreken af op de Bos en Lommerweg. [medeverdachte] zegt tegen verdachte dat hij bij de witte kerk moet gaan staan. Om 15.53.51 uur is er weer contact en zegt [medeverdachte] tegen verdachte dat hij de grote weg moet nemen, dat hij geen telefoon mag gebruiken en dat hij voorzichtig moet doen.
Gelet op de tapgesprekken en het kort daarna aantreffen van de tas met cocaïne en het geld bij verdachte komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte door de tas van zijn broer aan- en mee te nemen wellicht niet exact heeft geweten van de inhoud van de tas, maar wel willens en wetens de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat de tas iets crimineels bevatte. Uit de schimmige gesprekken tussen de broers komt zonder meer naar voren dat het om iets crimineels gaat. Verdachte neemt de tas van zijn broer over en rijdt er mee weg in een auto, waarmee hij de tas met inhoud in zijn beschikkingsmacht heeft gebracht.
Gelet op wat hierboven is overwogen heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank tenminste voorwaardelijke opzet gehad op het voorhanden hebben van de 581 gram cocaïne en het witwassen van de € 295.000,- en is er sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn broer. Ten aanzien van het door de raadsman aangehaalde arrest overweegt de rechtbank dat de onderhavige zaak verschilt van die zaak, nu in de onderhavige zaak niet alleen sprake is van het aannemen van een tas, maar tevens van de tapgesprekken zoals hierboven besproken.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
omstreeks 18 november 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad 581 gram van een materiaal bevattende cocaïne, in een plastic tas in een personenauto van het merk Citroen C3 met kenteken [kenteken 2] ;
hij op 19 november 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een contant geldbedrag, te weten 295.000 euro, aangetroffen in een personenauto merk Citroën C3 met kenteken [kenteken 2] voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.