ECLI:NL:RBAMS:2019:3202
Rechtbank Amsterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot herziening van wrakingsbeslissing in civiele procedure
In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 28 februari 2019 een verzoek tot herziening van een eerder genomen wrakingsbeslissing behandeld. Verzoeker had eerder, op 28 november 2018, een verzoek tot wraking ingediend tegen de behandelend rechter, mr. A.W.J. Ros, in twee civiele procedures. De Wrakingskamer had verzoeker toen niet-ontvankelijk verklaard. Op 21 februari 2019 was in de hoofdzaken uitspraak gedaan, waardoor de rechter geen zaak van verzoeker meer in behandeling had. Verzoeker diende op 26 februari 2019 een verzoek tot herziening in, maar de Wrakingskamer oordeelde dat er geen belang meer was om dit verzoek in behandeling te nemen, aangezien de rechter niet langer betrokken was bij de zaak. De Wrakingskamer concludeerde dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was, en dat een behandeling ter zitting overbodig was, omdat er geen wettelijk voorschrift voor was. Ten overvloede werd opgemerkt dat verzoeker in een eventueel hoger beroep de vraag kan stellen of hij een eerlijk proces heeft gehad, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De beslissing werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.