In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 12 februari 2019 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. C.W. Inden, kantonrechter te Amsterdam. Het verzoek is ingediend door een verzoeker die zich niet in staat achtte om een zitting bij te wonen vanwege ziekte. De verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen was omdat er niet op zijn aanhoudingsverzoek was beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat het aanhoudingsverzoek niet was ontvangen door de rechter, omdat het naar een verkeerd e-mailadres was verzonden. De rechter had geen aanleiding om aan te nemen dat er een aanhoudingsverzoek was, aangezien hij geen contact had gehad met de verzoeker of diens zoon. De rechtbank oordeelde dat het enkele feit dat de rechter niet op het aanhoudingsverzoek had beslist, niet voldoende was om te concluderen dat de rechter vooringenomen was. De rechtbank benadrukte dat de onpartijdigheid van de rechter moet worden vermoed, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat er geen (schijn van) vooringenomenheid was en wees het verzoek tot wraking af. De beslissing is genomen in het kader van civiel recht en betreft een procedure die is ingeleid door de verzoeker in verband met een huurovereenkomst en een ontruimingsprocedure.