Op 29 maart 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die zich niet in staat voelde om adequaat te reageren op een conclusie van repliek in een civiele procedure. De verzoeker had op 1 februari 2019 een rolzitting waar hij verzocht om uitstel voor het nemen van een conclusie van dupliek, maar de rechter verleende slechts twee weken uitstel in plaats van de gevraagde vier weken. De verzoeker stelde dat deze beslissing blijk gaf van vooringenomenheid van de rechter, omdat in andere zaken wel langere uitsteltermijnen werden verleend.
De wrakingskamer oordeelde dat wraking alleen mogelijk is als er objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid van de rechter. De kamer benadrukte dat een onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. De rechter wordt verondersteld onpartijdig te zijn, en de verzoeker had geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die de schijn van partijdigheid zouden rechtvaardigen. Bovendien was de beslissing van de rechter niet gemotiveerd, wat volgens de wet geen grond voor wraking oplevert.
De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek ongegrond was en dat de verzoeker misbruik had gemaakt van het wrakingsinstrument. Daarom werd bepaald dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.