In deze zaak heeft eiser, die sinds 1999 een uitkering ontvangt op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), verzocht om verlenging van de no-riskpolis. Het Uwv heeft dit verzoek afgewezen, omdat er volgens hen geen aanzienlijk verhoogd risico op ernstige gezondheidsklachten was. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv in het primaire besluit een motiveringsgebrek had, maar dat in beroep voldoende gemotiveerd is dat er geen verhoogd risico is. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was, ondanks dat er geen spreekuuronderzoek heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende informatie verzameld om tot een oordeel te komen. Eiser heeft niet kunnen onderbouwen dat zijn situatie is verslechterd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, maar het Uwv is wel veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.