ECLI:NL:RBAMS:2019:3062

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
29 april 2019
Zaaknummer
13/012909-19 & 13/040231-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak betreffende diefstal met geweld en zware mishandeling

In deze jeugdzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 april 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2002. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 2 januari 2019 te Amstelveen, waar de verdachte een muts heeft gestolen van een aangever, waarbij hij geweld heeft gebruikt. De aangever raakte als gevolg van een vuistslag bewusteloos, kreeg een epileptische aanval en liep een dubbele neusfractuur op, wat leidde tot een operatie. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden tijdens de zitting op 16 april 2019. De officier van justitie, mr. A.C. Bennis, heeft gevorderd dat de verdachte voor de feiten wordt veroordeeld. De verdediging heeft betoogd dat het geweld niet met het oogmerk van diefstal is gepleegd en dat er geen bewijs is voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank oordeelde dat de diefstal met geweld bewezen kon worden verklaard, maar sprak de verdachte vrij van de zwaardere aanklacht van zware mishandeling, omdat niet kon worden bewezen dat de verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 100 dagen, waarvan 21 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor hulpverlening en begeleiding. De rechtbank benadrukte de ernst van het geweld en het letsel van de aangever, en de noodzaak voor de verdachte om te werken aan zijn emotionele vaardigheden en gedrag.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummers: 13/012909-19 & 13/040231-18 (TUL)
Datum uitspraak: 30 april 2019
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte]
geboren te [geboorteplaats] ([land van herkomst]) op [geboortedag] 2002,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[BRP-adres].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 april 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C. Bennis en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. N.M. van Wersch, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door [medewerker raad voor de kinderbescherming], namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), [medewerker jeugdbescherming], namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA), [medewerker Spirit/IFA], namens Spirit/IFA (hierna: Spirit) en door de ouders van verdachte naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 2 januari 2019 te Amstelveen, althans in Nederland, op de openbare weg, de (halte) Zonnestein, althans op een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een muts, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, opzettelijk gewelddadig en/of dreigend en/of onverhoeds voornoemde [naam]
- ( met kracht) heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- eenmaal of meermalen (met kracht) heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt in de richting van en/of tegen diens gezicht/gelaat en/of hoofd en/of lichaam,
zulks terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel (te weten een (dubbele) neusfractuur welke aanleiding gaf tot een operatie) voor voornoemde [naam] ten gevolge heeft gehad;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 2 januari 2019 te Amstelveen, althans in Nederland, aan [naam] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (dubbele) neusfractuur welke aanleiding gaf tot een operatie, heeft toegebracht door eenmaal of meermalen (met (grote) kracht) te schoppen en/of te trappen en/of te stompen en/of te slaan in/tegen het gezicht/gelaat en/of hoofd en/of lichaam van voornoemde [naam];
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 januari 2019 te Amstelveen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet eenmaal of meermalen (met (grote) kracht) heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt in/tegen het gezicht/gelaat en/of hoofd en/of lichaam van voornoemde [naam];
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 januari 2019 te Amstelveen, althans in Nederland, opzettelijk mishandelend [naam] eenmaal of meermalen (met (grote) kracht) tegen/in diens gezicht/gelaat en/of lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een (dubbele) neusfractuur welke aanleiding gaf tot een operatie, voor voornoemde [naam] ten gevolge heeft gehad;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 2 Wetboek van
Strafrecht ).

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het ten laste gelegde

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan verdachte onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde kan worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde geweld niet is gepleegd met het oogmerk om de muts weg te nemen. Ook kan niet worden bewezen dat de aangever zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het onder 1 ten laste gelegde kan daarom slechts worden bewezen en gekwalificeerd als een eenvoudige diefstal, aldus de raadsman.
De raadsman heeft verder betoogd dat verdachte van het hem onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van de aangever. Zwaar lichamelijk letsel bij de aangever kan niet worden bewezen, nog daargelaten dat het opzet van verdachte niet gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, ook niet in de zin van voorwaardelijk opzet.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde uit de bewijsmiddelen volgt dat sprake is geweest van een diefstal, gevolgd van geweld tegen de aangever, waardoor de aangever zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen. Verdachte pakt op enig moment tijdens de vechtpartij met [naam] zijn muts af, [naam] loopt dan achter verdachte aan waarop verdachte hem met zijn vuist in zijn gezicht slaat. [naam] valt neer, blijft liggen en verdachte loopt dan met de muts weg. Het geweld is dus wel degelijk instrumenteel geweest aan de diefstal. [naam] is als gevolg van deze vuistslag bewusteloos geraakt, heeft ter plekke een epileptische aanval gekregen en heeft zijn neus op twee plekken gebroken. Hij is later ook aan zijn neus geopereerd. Dit kwalificeert als zwaar lichamelijk letsel.
Wat het onder 2 ten laste gelegde betreft, is de rechtbank, met de raadsman en op de door hem aangevoerde gronden, van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte opzet, dan wel voorwaardelijk opzet, heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [naam]. Verdachte zal van hetgeen onder 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd dan ook worden vrijgesproken.
De rechtbank is wel van oordeel - zoals hiervoor reeds overwogen - dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de aangever door de mishandeling door verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen. Het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde zal daarom bewezen worden verklaard.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 2 januari 2019 te Amstelveen, op de openbare weg, de halte Zonnestein, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een muts, toebehorende aan [naam], welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen voornoemde [naam], gepleegd met het oogmerk om het bezit van het gestolene te verzekeren welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, opzettelijk gewelddadig voornoemde [naam] met kracht heeft gestompt in diens gezicht, zulks terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een dubbele neusfractuur welke aanleiding gaf tot een operatie voor voornoemde [naam] ten gevolge heeft gehad;
ten aanzien van het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde:
op 2 januari 2019 te Amstelveen, opzettelijk mishandelend [naam] meermalen met kracht in diens gezicht heeft gestompt en geslagen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een dubbele neusfractuur welke aanleiding gaf tot een operatie, voor voornoemde [naam] ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1 en 2 primair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 100 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 21 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de hulpverlening.
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Bij de vaststelling van deze oriëntatiepunten wordt uitgegaan van het modale feit gepleegd door
first offenders.
Het betreft in de onderhavige zaak de volgende oriëntatiepunten:
  • mishandeling: meerdere klappen: 40 uur taakstraf;
  • diefstal met geweld: vanaf 60 uur taakstraf, dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie. De meest lichte vorm van diefstal met geweld bestaat uit het weggrissen van een goed. Voor een dergelijk feit geldt 60 uur taakstraf, dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie. Strafverzwarende omstandigheden zijn aanleiding om de strafmaat te verhogen. Iedere strafverzwarende omstandigheid telt daarbij in beginsel voor 60 uur taakstraf, dan wel 1 maand jeugddetentie. Strafverzwarende omstandigheden in deze zaak zijn de aard en ernst van het fysieke geweld en de aard en ernst van het letsel.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld en aan mishandeling van aangever [naam]. Verdachte heeft gebruik gemaakt van ernstig geweld en de aangever is daardoor zwaar gewond geraakt. De rechtbank is er weliswaar van overtuigd dat verdachte dat laatste niet heeft gewild, maar het zwaar lichamelijk letsel van de aangever is het directe gevolg geweest van het gewelddadige handelen van verdachte. Dat baart de rechtbank zorgen voor de toekomst. Ook acht de rechtbank het zorgelijk en neemt zij het de verdachte kwalijk dat hij na de bewuste klap het slachtoffer heeft laten liggen en is weggelopen. Verdachte is blijkbaar niet doordrongen van de ernst van zijn handelen. Daarnaast heeft verdachte er niet alleen blijk van gegeven dat hij onvoldoende respect heeft voor de eigendommen en de lichamelijke integriteit van anderen, maar ook dat hij onvoldoende in staat is zijn emoties te beteugelen. Dat is iets waar verdachte met de na te noemen hulpverlening aan zal moeten werken om er voor te zorgen dat hij in de toekomst geen feiten als de onderhavige meer zal plegen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 5 april 2019 waaruit blijkt dat verdachte eerder voor gewelds- en vermogensdelicten is veroordeeld. Dat weegt de rechtbank strafverzwarend mee.
Ter zitting heeft JBRA te kennen gegeven dat verdachte er blijk van heeft gegeven dat hij inziet fouten te hebben gemaakt en bereid is daar van te leren. Hij gaat het contact met de hulpverlening aan en werkt mee aan IFA. Zijn inzet is duidelijk, maar het leren gaat nog in hele kleine stapjes. De verleidingen van de straat liggen op de loer en maken dat verdachte het moeilijk vindt zich daar aan te onttrekken. Hij moet vaardigheden leren ontwikkelen als omgaan met emoties en boosheid, het maken van de juiste keuzes en het voorkomen van bepaalde situaties. Tien voor Toekomst is nu gestart en zal de komende tijd gaan opbouwen.
Spirit heeft ter zitting te kennen gegeven dat zij grote stappen zien bij verdachte. Eerder wilde hij structureel niet naar school omdat dit niet bij hem zou passen, maar nu gaat hij toch naar school al vindt hij dat nog steeds niet bij hem passen. Er wordt veel van hem gevraagd en hij maakt lange dagen. Verdachte zet zich in voor de Bascule en IFA en er is een stijgende lijn zichtbaar in de positieve inzet van verdachte. In de toekomst moet worden gewerkt aan het leren omgaan met boosheid.
De Raad heeft ter zitting aangegeven blij te zijn dat verdachte zijn verantwoordelijkheid neemt en dat hij behandeling aangaat. Verdachte heeft potentie, maar zal hard moeten werken om die potentie op een positieve manier te gebruiken. De Raad ziet zeker recidivegevaar, mede nu verdachte in een proeftijd liep en pas heel kort weer thuis woonde toen hij opnieuw in de fout ging. De Raad maakt zich zorgen over de boosheid, beïnvloedbaarheid en vaardigheden van verdachte. Het is daarom van belang dat de ingezette hulp en behandeling zullen worden voortgezet. Ook ouders moeten daarin worden ondersteund. Zij doen erg hun best, maar het lukt hen niet altijd verdachte voldoende te helpen. De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het ondergane voorarrest, met als bijzondere voorwaarden schoolgang en stage volgens het rooster, meewerken aan de hulpverlening van Spirit/IFA, Tien voor Toekomst, meewerken aan behandeling bij De Bascule en een avondklok en elektronisch toezicht voor de duur van zes maanden. JBRA dient toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarden.
De rechtbank acht het met de hulpverlening van groot belang dat de door verdachte – recent – ingeslagen weg zal worden voortgezet. Gelet op de persoonlijke problematiek van verdachte, zal hij hulp, begeleiding en behandeling nodig hebben zoals door de Raad is geadviseerd. De rechtbank zal deze daarom als bijzondere voorwaarden aan verdachte opleggen bij een voorwaardelijk strafdeel. Gelet op de recente ontwikkeling, acht de rechtbank het niet in het belang van verdachte en evenmin in het belang van de maatschappij als hij op dit moment opnieuw gedetineerd zal raken. De rechtbank zal de eis van de officier van justitie volgen.

7.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 21 maart 2019 in de zaak met parketnummer 13-040231-18, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 19 juni 2018 van de kinderrechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen jeugddetentie, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 40 uren niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Op 18 december 2018 heeft de kinderrechter in Amsterdam de tenuitvoerlegging van 20 uren van de voorwaardelijke werkstraf gelast.
Tevens blijkt uit de stukken dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, aan verdachte is toegezonden of uitgereikt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van het resterende voorwaardelijke strafdeel van 20 uren te gelasten.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
ten aanzien van het onder 2 meer subsidiair bewezen verklaarde:
mishandeling terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 100 (honderd) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
21 (eenentwintig) dagen, van deze jeugddetentienietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzijlater anders wordt gelast.
Stelt de proeftijd vast op
2 (twee) jarenonder de
algemene voorwaarde
- dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit
en onder de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
  • zonder ongeoorloofd te verzuimen volgens het rooster naar school en/of stage zal gaan;
  • zal meewerken aan de begeleiding van Tien voor Toekomst;
  • zal meewerken aan de begeleiding van Spirit/IFA;
  • zal meewerken aan behandeling bij De Bascule;
- zich tot 30 oktober 2019 zal houden aan een avondklok die inhoudt dat hij dagelijks van 19.00 tot 7.00 uur in de ouderlijke woning zal verblijven, met dien verstande dat op deze avondklok middels elektronisch toezicht – geldend tot 30 oktober 2019 – zal worden toegezien en dat Jeugdbescherming Regio Amsterdam de tijden van de avondklok ten voordele van verdachte kan wijzigen. De verdachte zal in dat kader meewerken aan het aansluiten van elektronisch toezicht en zal zich houden aan de regels behorende bij het elektronisch toezicht.
Van rechtswegegelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Regio Amsterdamtot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast de tenuitvoerlegging vande straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd - en nog niet ten uitvoer is gelegd - bij voornoemd vonnis d.d. 19 juni 2018, zijnde
een werkstraf voor de duur van 20 (twintig) uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen.
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van der Kaay, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. J.P.C. van Dam van Isselt en G.S. Crince Le Roy, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Veldman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 april 2019.