Op 30 april 2019 heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van een plofkraak op een pinautomaat van de ABN AMRO bank. De verdachte, geboren in 1992 en gedetineerd, werd ervan beschuldigd samen met anderen explosief materiaal te hebben aangebracht en tot ontploffing te hebben gebracht, met als doel geld te stelen. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, dat voornamelijk bestond uit vijftien herkenningen van de verdachte door verbalisanten op basis van camerabeelden. De verdediging betwistte de herkenningen en pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de herkenningen betrouwbaar waren en dat de verdachte inderdaad betrokken was bij de plofkraak. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte opzettelijk een ontploffing teweeg had gebracht, gebouwen had beschadigd en had geprobeerd geld te stelen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en het gevaar dat de plofkraak met zich meebracht voor omstanders. De rechtbank wees ook het verzoek van de verdediging om de voorlopige hechtenis op te heffen af, omdat de gronden voor de voorlopige hechtenis nog steeds van toepassing waren.