6.4.1Ontvankelijkheid van de vordering
Hoewel de rechtbank met de raadsman van oordeel is dat de vordering van de benadeelde partij in een laat stadium is ingediend, ziet de rechtbank hierin geen reden de vordering in zijn geheel niet-ontvankelijk te verklaren. Het wettelijke systeem laat immers toe dat vorderingen van benadeelde partijen ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting worden ingediend. Dit is alleen anders indien hierdoor de raadsman in onvoldoende mate in de gelegenheid zou zijn geweest om verweer te voeren tegen de vordering en, voor zover nodig en mogelijk, daarvan bewijs te leveren.Dat is hier niet het geval. Daarom verklaart de rechtbank de benadeelde partij ontvankelijk in haar vordering.
6.4.3Materiële schade
De rechtbank wijst van de gevorderde medische kosten door de Zilveren Kruis niet vergoede kosten in 2018 en 2019 (posten 1 en 2), de kosten van de Absording onderlegger (post 4), de kosten van het verwijderen van littekens van de voet (post 5), de kosten voor de fysiotherapeut (post 8) en de kosten voor de OV-chipkaart (post 19) geheel toe, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de kosten zijn gemaakt. Deze kosten zijn tegenover de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing onvoldoende betwist.
De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van de kosten voor de medische pedicure op 20 november 2018 en 21 februari 2019 (posten 6 en 7) geheel toe, nu deze kosten blijkens het journaal van de huisartsenpost in voldoende rechtstreeks verband staan tot het bewezenverklaarde feit om als een gevolg daarvan aan verdachte te kunnen worden toegerekend. De rechtbank heeft bij het gevorderde bedrag van in totaal € 89,50 nog een bedrag van € 69,00 opgeteld, omdat uit het overzicht van niet-vergoede medicijnen (post 3) blijkt dat de benadeelde partij eveneens vergoeding vraagt van de kosten van een medische pedicure op 10 oktober 2018 van € 69,00. Het voorgaande betekent dat in totaal een bedrag van € 158,50 zal worden toegewezen voor kosten die zijn gemaakt voor medische pedicures.
De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van de niet-vergoede medicijnen (post 3) gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 74,16 nu – zoals hiervoor opgemerkt – een vergoeding van € 69,00 abusievelijk in dit overzicht terecht is gekomen. Het overige deel wordt dus ook toegewezen, maar onder een andere noemer.
De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van de IPhone + hoesje (post 12), de schoenen (post 13), de sokken (post 14), de jeans (post 15), de jas (post 16) en de tas (post 17) gedeeltelijk toe, omdat de rechtbank voldoende aannemelijk acht dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit schade heeft geleden aan de genoemde goederen, welke schade zal worden vergoed naar de geschatte dagwaarde. De rechtbank gaat daarbij uit van een afschrijving van 50% en zal de vordering daarom toewijzen tot een bedrag van € 630,72. De rechtbank wijst het overige deel van dit onderdeel van de vordering af.
De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van de nieuwe sloten en sleutels (post 18) gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 249,30 en verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk, omdat niet is gebleken of en in hoeverre dit deel van de vordering het gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in de vordering ten aanzien van de Shiatsu behandelingen (post 9) en de bio-therapie (post 10) niet-ontvankelijk. Uit de facturen van de Shiatsu behandelingen blijkt dat deze mede zijn gedaan vanwege fybromyalgie, maar niet is gesteld of gebleken dat het slachtoffer fybromyalgie heeft opgelopen door het ongeval. Daarnaast is ook niet gesteld of gebleken dat deze kosten in zodanig verband staan tot het bewezenverklaarde feit dat deze als gevolg daarvan aan verdachte kunnen worden toegerekend. Dat geldt tevens voor de bio-therapie.
De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van de borstvulling (post 11) af, omdat deze kosten in onvoldoende rechtstreeks verband staan tot het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in de vordering ten aanzien van de geannuleerde deelname aan “Mrs. Top of the World” (post 20) niet-ontvankelijk, omdat onvoldoende is gebleken of en in hoeverre deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in de vordering ten aanzien van de taxiritten (posten 21 en 22) niet-ontvankelijk, omdat niet is gebleken waar deze taxiritten op zien en daarmee ook niet kan worden vastgesteld of en in hoeverre dezekosten in zodanig verband staan tot het bewezenverklaarde feit dat deze als gevolg daarvan aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in de vordering ten aanzien van de € 500,00 contant geld (post 23) niet-ontvankelijk, omdat niet is gebleken dat zij als gevolg van het bewezenverklaarde feit € 500,00 contant geld is kwijtgeraakt. Zulks blijkt niet uit de aangifte en voorts heeft de benadeelde partij ook geen stukken ingebracht waaruit het verlies van enig contant geld blijkt.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in de vordering ten aanzien de rijlessen en het rijexamen (post 24) niet-ontvankelijk, omdat het causale verband tussen deze kosten en het bewezenverklaarde feit onvoldoende is komen vast te staan.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in de vordering ten aanzien van de huishoudelijke hulp (post 25) niet-ontvankelijk. De benadeelde partij heeft ter onderbouwing verwezen naar een door haar opgestelde berekening, gebaseerd op de Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp. Zij heeft daarbij echter geen stukken ingebracht noch op andere wijze inzichtelijk gemaakt hoe zij tot deze berekening is gekomen.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij ten aanzien van de vordering voor toekomstige schade (post 26) niet-ontvankelijk, omdat deze schade niet is onderbouwd en er onvoldoende aanknopingspunten zijn om ambtshalve tot een begroting van deze schade te komen.
6.4.4Toe te wijzen bedragen
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van immateriële schade wordt toegewezen tot een bedrag van € 10.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten de dag van de straatroof (13 september 2018) tot aan het moment dat de schade is vergoed.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade in verband met niet-vergoede medische kosten wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.725,99, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade in verband met niet-vergoede medicijnen wordt toegewezen tot een bedrag van € 74,16, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade in verband met de Absording onderlegger wordt toegewezen tot een bedrag van € 9,99, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade in verband met de kosten voor het verwijderen van de littekens op de voet tot een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade in verband met het drietal medische pedicures wordt toegewezen tot een bedrag van € 158,50, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade in verband met de medische verslaglegging door de fysiotherapeut wordt toegewezen tot een bedrag van € 75,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade in verband met de schade aan IPhone (incl. hoesje), kleding, schoenen en tas wordt toegewezen tot een bedrag van € 630,72.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade in verband met de nieuwe sloten en sleutels wordt toegewezen tot een bedrag van € 249,30.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade in verband met de OV chipkaart wordt toegewezen tot een bedrag van € 11,00.
De rechtbank zal de ingangsdatum van de wettelijke rente over voornoemde materiële schadeposten – schattenderwijs – bepalen op 1 januari 2019, zijnde de datum gelegen in het midden van de periode waarin de gevorderde materiële kosten zijn gemaakt.
6.4.5Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [salchtoffer 2] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 15.434,66, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade – zoals hiervoor onder 6.4.5 weergegeven – tot aan het moment dat de schade is vergoed. Als verdachte niet betaalt wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 110 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Het bedrag dat verdachte betaalt aan de Staat, hoeft hij niet meer te betalen aan de benadeelde partij. Omgekeerd geldt hetzelfde.