ECLI:NL:RBAMS:2019:2925

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
23 april 2019
Zaaknummer
13/665547-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 18-jarige man voor straatroof met geweld en schadevergoeding aan het slachtoffer

Op 23 april 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een 18-jarige man veroordeeld tot drie maanden voorwaardelijke jeugddetentie voor zijn betrokkenheid bij een straatroof die op 13 september 2018 in Amsterdam plaatsvond. De verdachte, samen met twee medeverdachten, heeft het slachtoffer, een vrouw, beroofd van haar telefoon en andere persoonlijke bezittingen. Tijdens de roof werd geweld gebruikt, waaronder het trekken aan de telefoon van het slachtoffer en het spuiten van pepperspray in haar gezicht. Het slachtoffer liep hierdoor zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een gebroken enkel en open wonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een belangrijke rol speelde in de diefstal en dat er sprake was van nauwe samenwerking met zijn medeverdachten. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie tot bewezenverklaring van de tenlastelegging gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie, rekening houdend met zijn kwetsbare positie en psychiatrische problematiek. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld om een schadevergoeding van € 15.434,66 aan het slachtoffer te betalen, bestaande uit immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/665547-18
Datum uitspraak: 23 april 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 april 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Lobregt en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J. El Haddouchi naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 13 september 2018, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, omstreeks 00.30 uur, op de openbare weg in de omgeving van het Surinameplein, althans op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon (merk: Iphone, type: 5 SE) en/of een OV Chipkaart en/of twee ING bankpassen en/of twee ABN/AMRO passen en/of sleutels, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [salchtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [salchtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond uit het
- trekken aan de telefoon van die voorgenoemde [salchtoffer] en/of het (op dat moment) (hard) wegrijden met de auto (merk: Saab, kenteken: [kenteken] ), waardoor die [salchtoffer] werd meegetrokken en/of met haar been onder die voorgenoemde auto kwam en/of
- slaan (in het gezicht) van die [salchtoffer] (terwijl die [salchtoffer] met de auto meegetrokken werd) en/of
- spuiten van pepperspray in het gezicht en/of de ogen van die [salchtoffer] (terwijl die [salchtoffer] met de auto meegetrokken werd)
- losmaken van de vingers/handen van de [salchtoffer] , waarmee zij de auto (merk: Saab, kenteken: [kenteken] ) en/of telefoon vasthield
welk feit zwaar lichamelijk letsel bij die [salchtoffer] , te weten een gebroken enkel en/of een of meerdere (grote) open wond(en), ten gevolge heeft gehad.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Daartoe heeft hij aangevoerd dat het vereiste opzet bij verdachte niet kan worden bewezen. Verdachte zat namelijk toevallig in de auto en de diefstal was een spontane actie van medeverdachte [medeverdachte 1] . Gelet op de snelheid waarmee de auto reed, was er voor verdachte geen mogelijkheid om zich te distantiëren van de situatie. Verdachte heeft uit angst en in paniek alleen de vingers van het slachtoffer losgemaakt. Achteraf gezien had verdachte geen betere optie.
Ook voor medeplegen is volgens de raadsman onvoldoende bewijs. De vereisten voor medeplegen werken in het onderhavige geval juist ontlastend voor verdachte.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde kan worden bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie en ter zitting verklaard dat hij en medeverdachten [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) in de auto zaten, dat [medeverdachte 1] het slachtoffer naar de weg vroeg en haar telefoon afpakte, dat [medeverdachte 2] achter het stuur zat en op aansporing van [medeverdachte 1] als een gek wegreed, terwijl het slachtoffer zich aan de auto vasthield. Verdachte probeerde daarna de vingers en handen van het slachtoffer los te krijgen en even later viel ze op de grond. Verdachte hoorde ‘duduk’ op het moment dat de auto vermoedelijk over de voet van het slachtoffer reed, aldus verdachte.
Uit deze verklaring volgt dat verdachte een belangrijk aandeel heeft gehad in de diefstal met geweld. Verdachte heeft immers geprobeerd de handen en vingers van het slachtoffer van de auto los te maken op het moment dat de auto met grote snelheid wegreed, in de wetenschap dat [medeverdachte 1] zojuist haar telefoon had afgepakt. Zodoende heeft hij een wezenlijke bijdrage geleverd aan het afnemen van de telefoon, de OV-chipkaart en de bankpassen van het slachtoffer, althans het verzekeren van het bezit van de gestolen spullen. Daarbij was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Op grond van voormelde gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat verdachte medepleger was van de ten laste gelegde diefstal, gepleegd tezamen en in vereniging met anderen, met geweld.
Verdachte zat als enige achterin de auto. Hij stelt het slachtoffer niet geslagen te hebben. Daarin is hij stellig, maar tegelijkertijd heeft hij verschillende malen gezegd dat hij onder invloed was, niet helder en het niet zo precies meer weet. Het slachtoffer beschrijft heel duidelijk dat de jongen die achterin zat haar heeft geslagen. Zij verklaart niet dat door hem geprobeerd is haar handen los te maken, maar het is voor haar, mede vanwege de snelheid en intensiteit van de gebeurtenis, natuurlijk lastig te weten wat de bedoeling was van verdachte. Kennelijk heeft zij het ingrijpen van verdachte ervaren als slaan.
De rechtbank gaat uit van de verklaring van aangeefster, door het slaan bewezen te achten en daarbij als bewijsmiddel naast de aangifte op te nemen dat verdachte heeft geprobeerd de vingers/handen van het slachtoffer los te maken.
Belangrijk in dit verband is voorts dat de verklaringen van verdachte en het slachtoffer op een bijzonder onderdeel overeen komen. Verdachte verklaart dat hij uit angst handelde en aangeefster verklaart dat verdachte angstig keek. Voor het eerst ter terechtzitting verklaart verdachte dat hij angst had voor het welzijn van het slachtoffer, dat hij erger wilde voorkomen door haar handen los te maken. De rechtbank gelooft dit niet, omdat een dergelijk ingrijpen het gevaar voor het slachtoffer dat zij ongecontroleerd komt te vallen juist vergroot, omdat verdachte voor het eerst op de zitting komt met een uit zorg voor het slachtoffer bestaande angst en omdat er geen enkele steun is te vinden voor de betrokkenheid van verdachte bij het welzijn van het slachtoffer. Integendeel, hij heeft feitelijk meegeholpen om haar af te schudden, heeft niets gezegd of ondernomen nadat hij merkte dat de auto haar had geraakt en heeft ook nadat hij een uur later uit de auto was gestapt zich niet gemeld of anderszins verantwoordelijkheid genomen.
Wat de rechtbank evenmin gelooft is dat [medeverdachte 1] degene zou zijn geweest die het slachtoffer heeft geslagen, zoals verdachte ter zitting heeft verteld. Dit omdat hij bij de politie duidelijk heeft verklaard dat hij dit vermoedt, maar niet heeft gezien.
De rechtbank gaat er wel van uit dat het initiatief voor de straatroof bij [medeverdachte 1] heeft gelegen, nu de aangeefster nadat [medeverdachte 1] haar telefoon had afgepakt [medeverdachte 2] heeft horen roepen “Wat doe je nou!”, waarna [medeverdachte 1] hem toeriep “rijden, rijden’. Hiermee zal de rechtbank rekening houden bij de strafmaat.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 13 september 2018, te Amsterdam, omstreeks 00.30 uur, op de openbare weg in de omgeving van het Surinameplein, tezamen en in vereniging met anderen, een telefoon (merk: IPhone, type: 5 SE) en een OV-chipkaart en twee ING bankpassen en twee ABN AMRO bankpassen, die toebehoorden aan [salchtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen voornoemde [salchtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond uit het
- trekken aan de telefoon van die voorgenoemde [salchtoffer] en het (op dat moment) hard wegrijden met de auto (merk: Saab, kenteken: [kenteken] ), waardoor die [salchtoffer] werd meegetrokken en met haar voet onder die voorgenoemde auto kwam en
- slaan van die [salchtoffer] , terwijl die [salchtoffer] met de auto meegetrokken werd en
- spuiten van pepperspray in het gezicht van die [salchtoffer] , terwijl die [salchtoffer] met de auto meegetrokken werd en
welk feit zwaar lichamelijk letsel bij die [salchtoffer] , te weten een gebroken enkel en grote open wonden, ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Motivering van de straf

5.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld met toepassing van het jeugdstrafrecht tot een jeugddetentie van twee maanden voorwaardelijk en een taakstraf van 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Zij heeft aangevoerd dat verdachte een lagere straf moet krijgen dan medeverdachten, gelet op zijn proceshouding en beperkte rol bij het plegen van het feit.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een straf niet op zijn plaats is, gelet op de impact die het feit heeft gehad op verdachte en de proceshouding van verdachte. Bovendien kan verdachte geen geldboete betalen of taakstraf uit voeren.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met medeverdachten schuldig gemaakt aan een straatroof. Daarbij is jegens het slachtoffer grof geweld gebruikt, hetgeen zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad. Verdachte en medeverdachten deden alsof zij opzoek waren naar de weg en hebben het slachtoffer vervolgens van haar telefoon beroofd. Toen het slachtoffer haar telefoon probeerde terug te pakken, zijn verdachte en medeverdachten hard weggereden met hun auto en is het slachtoffer meegetrokken. Terwijl het slachtoffer zich vasthield aan de rijdende auto, is zij geslagen en is er pepperspray in haar gezicht gespoten. Daarna is zij ten val gekomen en met haar voet onder de auto is gekomen.
De rechtbank acht de bewezen straatroof een zeer ernstig feit. De gevolgen zijn voor het slachtoffer zeer ingrijpend, zo blijkt uit de slachtofferverklaring die haar raadsvrouw ter terechtzitting heeft voorgedragen. Door het handelen van verdachte en medeverdachten heeft het slachtoffer nog dagelijks last van lichamelijke en psychische klachten. Het is bovendien nog onzeker wanneer zij weer zonder krukken kan lopen, wanneer zij weer kan werken en wanneer zij zich weer ongehinderd op de toekomst kan gaan richten. De rechtbank rekent dit verdachte en medeverdachten zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 maart 2019 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van 5 april 2019 betreffende verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte een zeer kwetsbare, naïeve en beïnvloedbare jongeman is, die – voordat hij het feit pleegde – onder behandeling stond van een psychiater vanwege zijn psychiatrische problematiek. Verdachte staat inmiddels ook onder behandeling van het Fact-team en er is een rechterlijke machtiging aan hem opgelegd. Verdachte is aldus goed ingebed in zorg en hulpverlening. In het opleggen van een dwangkader ziet de reclassering daarom op dit moment geen meerwaarde. In verband met zijn psychiatrische problematiek, adviseert de reclassering geen gevangenisstraf op te leggen. Ook acht de reclassering verdachte niet in staat een taakstraf te verrichten. Verdachte heeft een laag inkomen en kan een geldboete waarschijnlijk niet betalen. De reclassering adviseert jeugdstrafrecht toe te passen en, indien verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf, hem in een justitiële jeugdinrichting te plaatsen.
Gelet op de ernst van het feit, acht de rechtbank een straf op zijn plaats. De rechtbank is van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf passend is. De rechtbank is– op grond van het reclasseringsadvies – van oordeel dat een taakstraf, zelfs indien deze in voorwaardelijke vorm wordt opgelegd, geen passende straf is, omdat verdachte niet in staat wordt geacht een taakstraf uit te voeren.
Ten aanzien van de vraag of jeugdstrafrecht moet worden toegepast overweegt de rechtbank dat in de persoon van de verdachte, waarvan onder meer blijkt uit het reclasseringsrapport, voldoende aanleiding kan worden gevonden om het jeugdstrafrecht toe te passen. Daarbij noemt de rechtbank in het bijzonder de verstandelijke beperking van de verdachte alsmede de omstandigheid dat de verdachte blijkens bovengenoemde adviezen een zeer kwetsbare, naïeve en beïnvloedbare jongeman is. De rechtbank zal de verdachte dan ook berechten met toepassing van het jeugdstrafrecht en zal bij de strafmaat rekening houden met de kwetsbaarheid van verdachte.
Alles afwegende, acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van drie maanden, geheel voorwaardelijk, passend en geboden.

6.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

6.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [salchtoffer] vordert € 25.684,44 aan materiële schadevergoeding, bestaande uit medische en overige kosten, en € 20.000,00 aan immateriële schadevergoeding, alles te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast heeft de benadeelde partij vergoeding van proceskosten gevorderd van € 2.148,00.
Door de benadeelde partij zijn bovengenoemde materiele kosten op de volgende wijze gespecificeerd.
Medische kosten
Bedrag
1.
Zilveren Kruis niet vergoed 2018
€ 1.278,99
2.
Zilveren Kruis niet vergoed 2019
€ 447,00
3.
Niet vergoede medicijnen
€ 143,16
4.
Absordin onderlegger
€ 9,99
5.
Verwijderen littekens voet
€ 2.500,00
6.
Medische pedicure d.d. 20-11-2018
€ 59,50
7.
Medische pedicure d.d. 21-2-2019
€ 30,00
8.
Factuur Fysio
€ 75,00
9.
Facturen Shiatsu behandelingen
€ 1.200,00
10.
Plan van aanpak bio. Therapie
€ 3.738,00
11.
Borstvulling i.v.m. 20 kilo < gewicht
€ 4.200,00
subtotaal:
€ 13.681,64
Overige kosten
12.
IPhone + hoesje
€ 341,94
13.
Schoenen
€ 139,95
14.
Sokken
€ 9,70
15.
Jeans
€ 139,95
16.
Jas
€ 599,95
17.
Tas
€ 29,95
18.
Nieuwe sloten & sleutels
€ 374,80
19.
OV-chipkaart
€ 11,00
20.
Factuur annuleren Mrs. Top World
€ 1.000,00
21.
Taxi bonnen 1
€ 301,70
22.
Taxi bonnen 2
€ 110,36
23.
€ 500,00 cash geld (zat in tel. hoesje)
€ 500,00
24.
Kosten opnieuw rijlessen + examen
€ 1.822,50
25.
Vergoeding huishoudelijke hulp
€ 1.644,00
26.
Begroting toekomstige schade
€ 4.977,00
Totaal:
€ 25.684,44
6.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot vergoeding van materiële kosten en de proceskosten moet worden toegewezen met uitzondering van de toekomstige kosten. De benadeelde partij dient voor wat betreft dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de immateriële kosten heeft de officier van justitie verzocht de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 10.000,00 euro en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
6.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering een onevenredige belasting oplevert van het strafgeding en heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Subsidiair heeft de raadsman de immateriële schade en een groot aantal materiële kosten (posten 1, 2, 5, 9 t/m 17, 20, 24 en 25) betwist.
6.4
Het oordeel van de rechtbank
6.4.1
Ontvankelijkheid van de vordering
Hoewel de rechtbank met de raadsman van oordeel is dat de vordering van de benadeelde partij in een laat stadium is ingediend, ziet de rechtbank hierin geen reden de vordering in zijn geheel niet-ontvankelijk te verklaren. Het wettelijke systeem laat immers toe dat vorderingen van benadeelde partijen ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting worden ingediend. Dit is alleen anders indien hierdoor de raadsman in onvoldoende mate in de gelegenheid zou zijn geweest om verweer te voeren tegen de vordering en, voor zover nodig en mogelijk, daarvan bewijs te leveren. [1] Dat is hier niet het geval. Daarom verklaart de rechtbank de benadeelde partij ontvankelijk in haar vordering.
6.4.2
Immateriële schade
De rechtbank wijst de vordering tot vergoeding van de immateriële schade gedeeltelijk toe. De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat is gebleken dat het slachtoffer aan het ongeval blijvend letsel, CRPS (Complex Regionaal Pijn Syndroom] en een ontsierend litteken heeft overgehouden. Voor het bepalen van de hoogte van het toegewezen bedrag heeft de rechtbank gekeken naar bedragen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. De rechtbank waardeert de hoogte van de immateriële schade op € 10.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 september 2018. Voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van haar vordering.
6.4.3
Materiële schade
De rechtbank wijst van de gevorderde medische kosten door de Zilveren Kruis niet vergoede kosten in 2018 en 2019 (posten 1 en 2), de kosten van de Absording onderlegger (post 4), de kosten van het verwijderen van littekens van de voet (post 5), de kosten voor de fysiotherapeut (post 8) en de kosten voor de OV-chipkaart (post 19) geheel toe, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de kosten zijn gemaakt. Deze kosten zijn tegenover de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing onvoldoende betwist.
De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van de kosten voor de medische pedicure op 20 november 2018 en 21 februari 2019 (posten 6 en 7) geheel toe, nu deze kosten blijkens het journaal van de huisartsenpost in voldoende rechtstreeks verband staan tot het bewezenverklaarde feit om als een gevolg daarvan aan verdachte te kunnen worden toegerekend. De rechtbank heeft bij het gevorderde bedrag van in totaal € 89,50 nog een bedrag van € 69,00 opgeteld, omdat uit het overzicht van niet-vergoede medicijnen (post 3) blijkt dat de benadeelde partij eveneens vergoeding vraagt van de kosten van een medische pedicure op 10 oktober 2018 van € 69,00. Het voorgaande betekent dat in totaal een bedrag van € 158,50 zal worden toegewezen voor kosten die zijn gemaakt voor medische pedicures.
De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van de niet-vergoede medicijnen (post 3) gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 74,16 nu – zoals hiervoor opgemerkt – een vergoeding van € 69,00 abusievelijk in dit overzicht terecht is gekomen. Het overige deel wordt dus ook toegewezen, maar onder een andere noemer.
De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van de IPhone + hoesje (post 12), de schoenen (post 13), de sokken (post 14), de jeans (post 15), de jas (post 16) en de tas (post 17) gedeeltelijk toe, omdat de rechtbank voldoende aannemelijk acht dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit schade heeft geleden aan de genoemde goederen, welke schade zal worden vergoed naar de geschatte dagwaarde. De rechtbank gaat daarbij uit van een afschrijving van 50% en zal de vordering daarom toewijzen tot een bedrag van € 630,72. De rechtbank wijst het overige deel van dit onderdeel van de vordering af.
De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van de nieuwe sloten en sleutels (post 18) gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 249,30 en verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk, omdat niet is gebleken of en in hoeverre dit deel van de vordering het gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in de vordering ten aanzien van de Shiatsu behandelingen (post 9) en de bio-therapie (post 10) niet-ontvankelijk. Uit de facturen van de Shiatsu behandelingen blijkt dat deze mede zijn gedaan vanwege fybromyalgie, maar niet is gesteld of gebleken dat het slachtoffer fybromyalgie heeft opgelopen door het ongeval. Daarnaast is ook niet gesteld of gebleken dat deze kosten in zodanig verband staan tot het bewezenverklaarde feit dat deze als gevolg daarvan aan verdachte kunnen worden toegerekend. Dat geldt tevens voor de bio-therapie.
De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van de borstvulling (post 11) af, omdat deze kosten in onvoldoende rechtstreeks verband staan tot het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in de vordering ten aanzien van de geannuleerde deelname aan “Mrs. Top of the World” (post 20) niet-ontvankelijk, omdat onvoldoende is gebleken of en in hoeverre deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in de vordering ten aanzien van de taxiritten (posten 21 en 22) niet-ontvankelijk, omdat niet is gebleken waar deze taxiritten op zien en daarmee ook niet kan worden vastgesteld of en in hoeverre dezekosten in zodanig verband staan tot het bewezenverklaarde feit dat deze als gevolg daarvan aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in de vordering ten aanzien van de € 500,00 contant geld (post 23) niet-ontvankelijk, omdat niet is gebleken dat zij als gevolg van het bewezenverklaarde feit € 500,00 contant geld is kwijtgeraakt. Zulks blijkt niet uit de aangifte en voorts heeft de benadeelde partij ook geen stukken ingebracht waaruit het verlies van enig contant geld blijkt.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in de vordering ten aanzien de rijlessen en het rijexamen (post 24) niet-ontvankelijk, omdat het causale verband tussen deze kosten en het bewezenverklaarde feit onvoldoende is komen vast te staan.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in de vordering ten aanzien van de huishoudelijke hulp (post 25) niet-ontvankelijk. De benadeelde partij heeft ter onderbouwing verwezen naar een door haar opgestelde berekening, gebaseerd op de Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp. Zij heeft daarbij echter geen stukken ingebracht noch op andere wijze inzichtelijk gemaakt hoe zij tot deze berekening is gekomen.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij ten aanzien van de vordering voor toekomstige schade (post 26) niet-ontvankelijk, omdat deze schade niet is onderbouwd en er onvoldoende aanknopingspunten zijn om ambtshalve tot een begroting van deze schade te komen.
6.4.4
Toe te wijzen bedragen
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van immateriële schade wordt toegewezen tot een bedrag van € 10.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten de dag van de straatroof (13 september 2018) tot aan het moment dat de schade is vergoed.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade in verband met niet-vergoede medische kosten wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.725,99, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade in verband met niet-vergoede medicijnen wordt toegewezen tot een bedrag van € 74,16, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade in verband met de Absording onderlegger wordt toegewezen tot een bedrag van € 9,99, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade in verband met de kosten voor het verwijderen van de littekens op de voet tot een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade in verband met het drietal medische pedicures wordt toegewezen tot een bedrag van € 158,50, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade in verband met de medische verslaglegging door de fysiotherapeut wordt toegewezen tot een bedrag van € 75,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade in verband met de schade aan IPhone (incl. hoesje), kleding, schoenen en tas wordt toegewezen tot een bedrag van € 630,72.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade in verband met de nieuwe sloten en sleutels wordt toegewezen tot een bedrag van € 249,30.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade in verband met de OV chipkaart wordt toegewezen tot een bedrag van € 11,00.
De rechtbank zal de ingangsdatum van de wettelijke rente over voornoemde materiële schadeposten – schattenderwijs – bepalen op 1 januari 2019, zijnde de datum gelegen in het midden van de periode waarin de gevorderde materiële kosten zijn gemaakt.
6.4.5
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [salchtoffer] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 15.434,66, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade – zoals hiervoor onder 6.4.5 weergegeven – tot aan het moment dat de schade is vergoed..
Gelet op de toepassing van het jeugdstrafrecht en de beperkte financiële middelen van verdachte legt de rechtbank geen vervangende hechtenis op, omdat de rechtbank wil voorkomen dat verdachte de vervangende hechtenis moet uitzitten. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking het rapport van de reclassering van 5 maart 2019, waaruit blijkt dat verdachte kampt met psychische problemen die maken dat een dergelijke vervangende hechtenis niet wenselijk is.
Het bedrag dat verdachte betaalt aan de Staat, hoeft hij niet meer te betalen aan de benadeelde partij. Omgekeerd geldt hetzelfde.
6.4.6
Proceskosten
De gevorderde proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking, met dien verstande dat deze worden begroot conform het in kantonprocedures geldende liquidatietarief. Voor het opstellen en indienen van de vordering en voor behandeling ervan ter zitting worden naar algemeen gebruik twee punten toegekend. Nu de rechtbank een bedrag toekent van in totaal € 15.434,66, komt de vergoeding neer op € 360,00 per punt. De rechtbank wijst dus € 720,00 aan proceskosten toe.
6.4.7
Hoofdelijkheid
Als naast verdachte een ander of anderen worden veroordeeld om dezelfde schade te vergoeden, hoeft verdachte alleen het bedrag te betalen dat niet al door of namens die ander of anderen is betaald.
6.4.8
Niet-ontvankelijk voor het overige
In zoverre de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vorderingen heeft te gelden dat de behandeling daarvan – om de hiervoor telkens bij de desbetreffende posten genoemde redenen – een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan deze vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 77c, 77x, 77y, 77z, en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

8.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie voor de duur van 3 (drie) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij verdachte zich voor het einde van de op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Wijst de vordering van [salchtoffer] , toe tot € 15.434,66 (vijftienduizend vierhonderd vierendertig euro en zesenzestig cent), bestaande uit € 10.000,00 (tienduizend euro) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 13 september 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening en € 5.434,66 (vijfduizend vierhonderd vierendertig euro en zesenzestig cent) voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [salchtoffer] , behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Wijst af de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 4.830,72.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [salchtoffer] , € 15.434,66 (vijftienduizend vierhonderd vierendertig euro en zesenzestig cent) aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 10.000,00 (tienduizend euro) vanaf 13 september 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening en met de wettelijke rente over € 5.434,66 (vijfduizend vierhonderd vierendertig euro en zesenzestig cent) vanaf 1 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Ook deze bestalingsverplichting is hoofdelijk. Verdachte moet voornoemd bedrag aan de Staat betalen, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de twee genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Veroordeelt verdachte in de proceskosten aan de zijde van [salchtoffer] tot op heden begroot op € 720,00.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Leijten, voorzitter,
mrs. A.C.J. Klaver en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. Fleskens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 april 2019.

Voetnoten