ECLI:NL:RBAMS:2019:2924

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
23 april 2019
Zaaknummer
C/13/661554 / FA RK 19-742
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag wegens ernstige bedreiging van de minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 april 2019 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader en de stiefmoeder over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2003 in Irak. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze beëindiging vanwege ernstige zorgen over de veiligheid van de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader de minderjarige heeft bedreigd met de dood en dat er sprake is van huiselijk geweld binnen het gezin. De rechtbank heeft de situatie van de minderjarige als zeer kwetsbaar beoordeeld, gezien haar traumatische ervaringen en de onveilige thuissituatie. De ouders zijn niet in staat gebleken om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen binnen een aanvaardbare termijn. De rechtbank heeft daarom besloten het gezag van de ouders te beëindigen en Jeugdbescherming Regio Amsterdam als voogd aan te stellen. Deze beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, die nu de nodige rust en ondersteuning kan krijgen om haar toekomst op te bouwen. De rechtbank benadrukt dat deze beslissing niets afdoet aan de waardigheid van de vader, die altijd de vader van de minderjarige zal blijven.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
zaakgegevens : C/13/661522 / FA RK 19-727
datum uitspraak: 24 april 2019

beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag,

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING AMSTERDAM,

gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de Raad,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , Irak,

hierna te noemen [minderjarige] .

[de vader] , wonende te [woonplaats] , is de vader.

[de stiefmoeder], wonende te [woonplaats] , is de stiefmoeder.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
  • de minderjarige [minderjarige] ,
  • de vader,
  • de stiefmoeder,
  • Jeugdbescherming Regio Amsterdam, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen Jeugdbescherming.

Het verdere procesverloop

Bij beschikking van 18 februari 2019, die als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, heeft de rechtbank in de zaak C/13/661549 FA RK 19-741 het gezag van de vader over [minderjarige] geschorst tot 30 april 2019 en in deze zaak de beslissing op het verzoek tot beëindiging van het gezag voor onbepaalde tijd aangehouden, om de ouders in de gelegenheid te stellen zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat.
Op 11 maart 2019 is de behandeling ter zitting voortgezet. De rechtbank heeft de zaak nogmaals aangehouden om de raadsman van de ouders in de gelegenheid te stellen zich goed op de zaak voor te bereiden. Het proces-verbaal van deze zitting is reeds aan partijen verzonden.
De rechtbank heeft daarna nog kennisgenomen van het gewijzigd verzoek van de Raad van
1 april 2019, ontvangen op 3 april 2019.
Op 8 april 2019 is de behandeling ter zitting voortgezet.
Op deze zitting zijn gehoord:
- de vader en de stiefmoeder, bijgestaan door hun raadsman mr. A. El Aqde en mevrouw A. Arpad als tolk Kurmancȋ, alsmede door hun vertrouwenspersoon de heer [naam vertrouwenspersoon] ,
- mevrouw [naam medewerker de Raad] namens de Raad,
- de heer [naam medewerker Jeugdbescherming] namens Jeugdbescherming.

Het verzoek

De Raad heeft na wijziging van het verzoek verzocht het gezag van de vader en, indien zij naar Irakees recht het gezag heeft, ook het gezag van de stiefmoeder over [minderjarige] te beëindigen.
De Raad legt aan het verzoek ten grondslag dat er nog steeds ernstige zorgen bestaan omtrent de veiligheid van [minderjarige] en dat de vader en de stiefmoeder niet in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbare termijn. De vader heeft [minderjarige] gedreigd haar te (laten) vermoorden, omdat zij zonder zijn toestemming contact heeft gehad met een islamitische jongen en omdat zij weigert mee te werken aan een door de vader gearrangeerd huwelijk. Gezien de culturele achtergrond van het gezin en de inschatting van het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld (LEC EGG), schat de Raad de dreiging als zeer reëel in. Daarnaast is er in het gezin sprake van verbaal en fysiek geweld. Als de vader het gezag heeft kan Jeugdbescherming de geheime plaatsing van [minderjarige] niet langer waarborgen, omdat de ouders dan inzicht hebben in officiële gegevens van [minderjarige] . Het is daarom noodzakelijk dat de geheime plaatsing van [minderjarige] wordt gewaarborgd middels een voogdijmaatregel.
De Raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [minderjarige] wel is overwogen, maar dat dit geen passende maatregelen zijn, omdat terugplaatsing van [minderjarige] bij de ouders niet aan de orde is. Het is duidelijk dat het hele gezin hulp nodig heeft. De andere drie kinderen zullen die hulp binnen de ondertoezichtstelling ontvangen en [minderjarige] zal die hulp krijgen in het kader van de voogdij, met de zekerheid dat zij op een veilig plek kan blijven tot zij 18 is. Er zal worden toegewerkt naar zelfstandigheid met behandeling en begeleiding voor hetgeen zij heeft meegemaakt. De Raad vindt het belangrijk dat er contact komt tussen [minderjarige] en de ouders, maar dat moet wel onbelast contact zijn, zonder spanning en aangepast aan de ontwikkeling van [minderjarige] . De ouders moeten niet van [minderjarige] verwachten dat zij thuis komt. Als haar ontwikkeling het contact niet toelaat kan Jeugdbescherming daaraan beperkingen stellen. Er moet worden onderzocht wat [minderjarige] nodig heeft. Voorts vindt de Raad het belangrijk dat er een goede balans voor [minderjarige] zal worden gevonden tussen de Yezidische en de Nederlandse cultuur.

Het (nadere) standpunt van belanghebbenden

Voor het standpunt van belanghebbenden verwijst de rechtbank allereerst naar de beschikking van 18 februari 2019 en het proces-verbaal van 11 maart 2019.
De vader heeft ter zitting verder nog naar voren gebracht dat er op 17 april 2019 een belangrijke Yezidische feestdag is en dat hij hoopt dat [minderjarige] dit met haar familie kan vieren. [minderjarige] zal veilig zijn bij de familie. De ouders staan open voor toezicht en hulp van buitenaf. De vader maakt zich zorgen over de toekomst van [minderjarige] . Hij heeft er alles aan gedaan om ervoor te zorgen dat het gezin en [minderjarige] veilig zijn en dat zij krijgen wat zij nodig hebben. Indien het gezag hem wordt ontnomen verzoekt hij de verantwoordelijkheid voor [minderjarige] bij de betreffende instanties neer te leggen, omdat hij dan geen verantwoordelijkheid meer voor haar kan nemen.
De stiefmoeder heeft naar voren gebracht dat de ouders accepteren dat zij onder de wetgeving van Nederland leven. De ouders willen graag dat [minderjarige] weer thuis komt wonen. Zij hoopt dat de familie weer bij elkaar komt met hulp van de overheid. Er zullen geen problemen meer zijn in de toekomst. Er is geen verschil tussen de opvoeding van [minderjarige] en de andere kinderen. Het is niet zo dat er is gezegd dat [minderjarige] zou worden vermoord, dat is verkeerd vertaald.
De raadsman van de ouders heeft ter zitting naar voren gebracht dat het verzoek om gezagsbeëindiging prematuur en een te ver strekkende maatregel is. De Raad heeft onvoldoende onderbouwd dat nu reeds de conclusie kan worden getrokken dat het perspectief van [minderjarige] niet bij de ouders ligt. Onduidelijk is waarom de Raad de ouders niet de ruimte en tijd geeft om de huidige situatie te accepteren en hen de gelegenheid biedt de zorgen zelf weg te nemen met ondersteuning van het netwerk en de hulpverlening. De geplande aangifte tegen de vader kan niet bijdragen aan een oplossing voor de problemen rond [minderjarige] . De ouders hebben geen haat tegen moslims in het algemeen, maar enkel tegen de groep die hen in Irak heeft vervolgd, volgens de raadsman.
Mede op grond van informatie van verschillende tolken stelt de raadsman dat doodsbedreigingen zoals de vader die heeft gebezigd als normaal dagelijks taalgebruik moeten worden gezien. Er zit geen intentie achter om die bedreiging ten uitvoer te brengen. Het is wel bedoeld om de ernst van het geval te onderstrepen. De uitleg die aan de woorden van de vader is gegeven is mogelijk ingegeven door een impulsieve angst jegens Yeziden, omdat men weinig over die bevolkingsgroep weet. De raadsman heeft met de ouders besproken dat zo’n uitspraak in Nederland wel serieus wordt genomen.
Voorts betwisten de ouders onder verwijzing naar de rapportage van Spirit de stelling van de Raad dat zij hulpverlening afwijzen. Spirit concludeert dat alle leden van het gezin getraumatiseerd zijn en hulp nodig hebben én dat de ouders zich hiervoor open stellen. De ouders gaan akkoord met de gemaakte afspraken en accepteren de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [minderjarige] .
De ouders willen graag weer contact met [minderjarige] , maar daarvoor zijn nog geen stappen gezet. De vader heeft [minderjarige] sinds oktober maar eenmaal gesproken. Weliswaar is [minderjarige] hierin ambivalent, omdat zij bang is voor de vader, maar zij mist ook haar familie. Mede gelet op het feit dat er nog drie andere dochters in het gezin zijn is gezagsbeëindiging een verkeerd signaal, ook naar de ouders toe. In samenwerking met de ouders kan Jeugdbescherming de problemen in het gezin verhelpen, terwijl de ouders het gezag hebben. Zo kunnen de ouders leren hoe het hier werkt in Nederland. Men kan niet van de ouders, gelet op hun specifieke situatie, verwachten dat ze van de ene op de andere dag hun gedrag veranderen. Ook in dit opzicht heeft gezagsbeëindiging een negatieve invloed. [minderjarige] voelt zich nu al eenzaam, maar als zij helemaal bij de ouders wordt weggehaald zal dat een negatief effect op haar hebben.
Jeugdbescherming heeft naar voren gebracht dat er al jaren veel hulpverlening is in het gezin. In oktober 2018 gaf [minderjarige] aan dat de vader had gedreigd haar te zullen doden. [minderjarige] heeft een bewogen jeugd gehad. Zij heeft - onder meer - haar moeder verloren en is tot haar achtste levensjaar opgegroeid bij een oom. Het gezin heeft familieleden verloren in Irak. Zij is met de stiefmoeder en -zusjes in 2015 de situatie in Irak ontvlucht. De vader is pas sinds 2017 in Nederland. [minderjarige] zit klem tussen twee culturen. Er bestaan ten aanzien van haar andere verwachtingen dan wat hier in Nederland mogelijk is. De ouders ontkennen het huiselijk geweld, zodat hulpverlening daarvoor niet aan de orde is. De vader wil zijn netwerk niet betrekken om de situatie in het gezin te bespreken en te veranderen. Jeugdbescherming kan op dit moment de veiligheid van [minderjarige] niet waarborgen. Als de ouders stukken kunnen inzien dan komen zij te weten op welk adres zij verblijft. Er zijn ernstige zorgen over het uithuwelijken en de doodsbedreiging, welke zorgen door instanties met expertise op dit gebied worden bevestigd. Er is een grote kans dat [minderjarige] wordt ontvoerd naar het buitenland en dat zij, als zij niet meewerkt aan een huwelijk, wordt gedood. De oudere zus van [minderjarige] is eveneens gedwongen uitgehuwelijkt en die heeft daar met [minderjarige] over gesproken. De ouders zullen alles zeggen en doen om [minderjarige] weer thuis te krijgen. De vader heeft tegen Jeugdbescherming gezegd dat hij wil sterven voor zijn eer. Ook na de uithuisplaatsing heeft de familie via de broer druk uitgeoefend op [minderjarige] om te trouwen met iemand die zij goedkeuren en gezegd dat men haar dan niet zal doden. In de huidige situatie kan [minderjarige] niet toekomen aan verwerking. Zij heeft rust en stabiliteit nodig. De ouders staan het contact met de stiefzusjes niet toe. Zij willen dat [minderjarige] eerst met de vader gaat praten, maar [minderjarige] ervaart dit als onveilig. [minderjarige] was met name in het begin heel angstig, zij voelt zich geïsoleerd en weet niet wie zij kan vertrouwen. Het netwerk van de ouders in Nederland is best groot. Yezidische mensen kennen elkaar allemaal in Nederland. Als [minderjarige] die mensen tegenkomt zullen zij haar ouders kunnen informeren. Als de ouders informatie willen over [minderjarige] kunnen zij aan de hulpverlening vragen hoe het met haar gaat.

De beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen in de beschikking van 18 februari 2019 is overwogen tenzij hieronder anders wordt geoordeeld.
De rechtbank kan op grond van de stukken, de verklaringen van de vader en de stiefmoeder ter zitting en de geraadpleegde Irakese wetgeving (Personal Status Law no (188) 1959 and amendments, vertaling: American Bar Association) niet vaststellen of de stiefmoeder op grond van haar huwelijk met de vader mede met het gezag over [minderjarige] is belast. De rechtbank zal, gelet op het belang van [minderjarige] , rekening houden met de mogelijkheid dat de stiefmoeder met het gezag is belast.
Ingevolge artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan het gezag van een ouder over een of meer van zijn kinderen beëindigd worden indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank komt tot het oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266 lid 1 onder a BW is voldaan. Zij overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank erkent dat de vader en de stiefmoeder met hun gezin traumatische ervaringen hebben meegemaakt. Bij de beoordeling van het verzoek van de Raad dient de rechtbank echter in eerste instantie oog te hebben voor het belang van [minderjarige] .
De rechtbank is gelet op de rapportage van de Raad van 29 januari 2019 en de verklaringen van partijen op de zittingen van 11 februari 2019, 11 maart 2019 en 8 april 2019 van oordeel dat de ontwikkeling en veiligheid van [minderjarige] ernstig worden bedreigd. De door de vader geuite doodsbedreiging en dreiging om haar uit te huwelijken beoordeelt de rechtbank als serieuze dreiging. Het verweer van de vader dat een dergelijke doodsbedreiging in zijn taal / cultuur een gangbare manier van zeggen is, waar geen serieuze dreiging vanuit gaat, wordt niet gevolgd. De Raad heeft de situatie onder meer laten beoordelen door het LEC EGG en deze instantie heeft de dreiging als reëel en ernstig ingeschat. Daar komt bij dat [minderjarige] zelf deze bedreiging geenszins als een normale gang van zaken heeft opgevat, maar zich ernstig bedreigd voelt.
Verder blijkt uit het onderzoek van de Raad dat sprake is geweest van huiselijk geweld jegens [minderjarige] in het gezin, hetgeen eveneens een ernstige bedreiging voor haar vormt. Jeugdbescherming wil hiervoor hulp in zetten, maar omdat de vader en stiefmoeder ontkennen dat hiervan sprake is, komt dit moeilijk van de grond.
Daar komt bij dat [minderjarige] , gelet op haar persoonlijke situatie extra hulp en ondersteuning nodig heeft. Zij heeft traumatiserende gebeurtenissen meegemaakt. Haar moeder is kort na haar geboorte overleden en [minderjarige] heeft verschillende opvoedsituaties gekend. Zij heeft lange tijd in het gezin van een oom gewoond, in 2015 is zij met de stiefmoeder en stiefzusjes naar Nederland gekomen. Zij woont eigenlijk pas sinds kort in gezinsverband met zowel de stiefmoeder als de vader. De vader en stiefmoeder kunnen haar, gelet op het feit dat zij zelf getraumatiseerd zijn en gelet op hun persoonlijke overtuigingen, niet de ondersteuning bieden die [minderjarige] nodig heeft.
De rechtbank beoordeelt de beëindiging van het gezag niet als prematuur of te ver strekkend, zoals de raadsman heeft betoogd. De bedreiging van [minderjarige] door de vader wordt als reëel ingeschat en het risico dat deze bedreiging met zich meebrengt is ook nu nog niet geweken. Dit blijkt ook uit het feit dat [minderjarige] later door haar broer is gebeld en onder druk is gezet. De Raad heeft terecht aangevoerd dat de veiligheid van [minderjarige] met alleen ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing niet kan worden gegarandeerd zolang de ouders het gezag nog hebben, omdat dan de geheimhouding van haar adres niet kan worden gewaarborgd. Bovendien is het doel van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing dat wordt toegewerkt aan thuisplaatsing en dat perspectief ontbreekt vooralsnog. De rechtbank is met de Raad van oordeel dat gelet op de persoonlijke omstandigheden en overtuigingen van de vader en de stiefmoeder, niet te verwachten valt dat zij binnen een voor [minderjarige] aanvaardbare termijn die verantwoordelijkheid kunnen dragen.
Voor [minderjarige] is rust en duidelijkheid over haar perspectief van groot belang. Duidelijkheid en veiligheid maken dat [minderjarige] zich kan richten op haar toekomst, met de benodigde ondersteuning.
Gelet op al het voorgaande zal het ouderlijk gezag van de vader en, voor zover zij het gezag over [minderjarige] heeft, ook het gezag van de stiefmoeder worden beëindigd.
Omdat de beëindiging van het gezag van de ouders ertoe zal leiden, dat een gezagsvoorziening over [minderjarige] komt te ontbreken, zal de rechtbank een voogd over haar benoemen.
Jeugdbescherming heeft zich schriftelijk bereid verklaard de voogdij over [minderjarige] te aanvaarden. Daarom zal de rechtbank Jeugdbescherming benoemen tot voogdes over [minderjarige] .
De rechtbank wenst tot slot op te merken dat zij deze beslissing neemt in het belang van [minderjarige] , maar dat dit niets af doet aan de waardigheid van de vader. Hij zal altijd haar vader zijn. De verantwoordelijkheid voor de veiligheid, de ontwikkeling en het welzijn van [minderjarige] ligt nu niet meer bij de vader en de stiefmoeder, maar bij Jeugdbescherming.

De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt het gezag van
[de vader]en, voor zover zij met het gezag is belast,
[de stiefmoeder]over

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , Irak;

- benoemt tot voogd over [minderjarige]
Jeugdbescherming Regio Amsterdam;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.I. Heyning, mr. B. de Vos en mr. G.S. Crince le Roy, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. I.H.H. Krajenbrink als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam