ECLI:NL:RBAMS:2019:2923

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
23 april 2019
Zaaknummer
13/669004-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor straatroof met geweld en schadevergoeding aan het slachtoffer

Op 23 april 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een vonnis uitgesproken in de strafzaak tegen een 24-jarige man, die op 13 september 2018 samen met twee medeverdachten een straatroof heeft gepleegd in Amsterdam. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en moet samen met zijn medeverdachten een schadevergoeding van 15.000 euro aan het slachtoffer betalen. Tijdens de straatroof werd het slachtoffer met geweld bedreigd en onder andere met pepperspray bespoten, wat leidde tot zwaar lichamelijk letsel, waaronder een gebroken enkel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een belangrijke rol speelde in de straatroof en dat zijn eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten meegewogen moesten worden in de strafmaat. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, gedeeltelijk toegewezen, waarbij de totale schadevergoeding is vastgesteld op 15.434,66 euro, inclusief immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de proceskosten van de benadeelde partij te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669004-19
Datum uitspraak: 23 april 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 april 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Lobregt en van wat de gemachtigde raadsman van verdachte mr. M. Rasterhoff naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 13 september 2018, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, omstreeks 00.30 uur, op de openbare weg in de omgeving van het Surinameplein, althans op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon (merk: Iphone, type: 5 SE) en/of een OV Chipkaart en/of twee ING bankpassen en/of twee ABN/AMRO passen en/of sleutels, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond uit het
- trekken aan de telefoon van die voorgenoemde [slachtoffer] en/of het (op dat moment) (hard) wegrijden met de auto (merk: Saab, kenteken: [kenteken] ), waardoor die [slachtoffer] werd meegetrokken en/of met haar been onder die voorgenoemde auto kwam en/of
- slaan (in het gezicht) van die [slachtoffer] (terwijl die [slachtoffer] met de auto meegetrokken werd) en/of
- spuiten van pepperspray in het gezicht en/of de ogen van die [slachtoffer] (terwijl die [slachtoffer] met de auto meegetrokken werd)
- losmaken van de vingers/handen van de [slachtoffer] , waarmee zij de auto (merk: Saab, kenteken: [kenteken] ) en/of telefoon vasthield
welk feit zwaar lichamelijk letsel bij die [slachtoffer] , te weten een gebroken enkel en/of een of meerdere (grote) open wond(en), ten gevolge heeft gehad.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Er is maar één bewijsmiddel dat wijst op betrokkenheid van verdachte, namelijk de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] . Deze verklaring is bovendien onbetrouwbaar en wordt weersproken door diverse gegevens uit het dossier.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde kan worden bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) heeft tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij in de auto van verdachte, een Zwarte Saab, zat met medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en verdachte, die een buurjongen van hem is. Verdachte zat voorin en vroeg het slachtoffer naar de weg, waarna hij de telefoon van het slachtoffer afpakte. [medeverdachte 2] die achter het stuur zat reed toen op aansporing van verdachte hard weg, terwijl het slachtoffer zich aan de auto vasthield. [medeverdachte 1] probeerde de handen en vingers van het slachtoffer los te krijgen en even later viel het slachtoffer van de auto af. [medeverdachte 1] hoorde vervolgens ‘duduk’ op het moment dat de auto vermoedelijk over de voet van het slachtoffer reed. Uit de verklaring van [medeverdachte 1] volgt dat verdachte bij de diefstal betrokken was en daar bovendien een belangrijk aandeel in heeft gehad.
De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte 1] , anders dan de raadsman heeft betoogd, betrouwbaar en overweegt daartoe als volgt. [medeverdachte 1] heeft gedurende het onderzoek consistent verklaard. Zijn verklaring komt daarnaast op een aantal essentiële punten overeen met de verklaring van het slachtoffer, maar ook – ten aanzien van het overgaan van het kenteken van de Saab van verdachte waarmee de straatroof is gepleegd – met de verklaring van getuige [naam getuige] . De verklaring van [medeverdachte 1] is bovendien niet alleen belastend voor [medeverdachte 2] en verdachte, maar ook voor hemzelf en heeft daarnaast ook negatieve gevolgen voor hem in privé.
[medeverdachte 1] zat als enige achterin de auto. Hij stelt het slachtoffer niet geslagen te hebben. Daarin is hij stellig, maar tegelijkertijd heeft hij verschillende malen gezegd dat hij onder invloed was, niet helder en het niet zo precies meer weet. Het slachtoffer beschrijft heel duidelijk dat de jongen die achterin zat haar heeft geslagen. Zij verklaart niet dat door hem geprobeerd is haar handen los te maken, maar het is voor haar, mede vanwege de snelheid en intensiteit van de gebeurtenis, natuurlijk lastig te weten wat de bedoeling was van [medeverdachte 1] . Kennelijk heeft zij het ingrijpen van [medeverdachte 1] ervaren als slaan.
De rechtbank gaat uit van de verklaring van aangeefster, door het slaan bewezen te achten en daarbij als bewijsmiddel naast de aangifte op te nemen dat [medeverdachte 1] heeft geprobeerd de vingers/ handen van het slachtoffer los te maken.
De rechtbank gaat er niet van uit dat verdachte het slachtoffer heeft geslagen. De aangeefster heeft dit niet verklaard en [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij dit enkel vermoedt, maar niet heeft gezien.
De rechtbank gaat er wel van uit dat het initiatief voor de straatroof bij verdachte heeft gelegen, nu de aangeefster nadat verdachte onverhoeds haar telefoon had afgepakt [medeverdachte 2] heeft horen roepen “Wat doe je nou!”, waarna verdachte hem toeriep “rijden, rijden’. Hiermee zal de rechtbank rekening houden bij de strafmaat.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 13 september 2018, te Amsterdam, omstreeks 00.30 uur, op de openbare weg in de omgeving van het Surinameplein, tezamen en in vereniging met anderen, een telefoon (merk: Iphone, type: 5 SE) en een OV Chipkaart en twee ING bankpassen en twee ABN/AMRO passen, die toebehoorden aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en om, het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond uit het
- trekken aan de telefoon van die voorgenoemde [slachtoffer] en het (op dat moment) hard wegrijden met de auto (merk: Saab, kenteken: [kenteken] ), waardoor die [slachtoffer] werd meegetrokken en met haar voet onder die voorgenoemde auto kwam en
- slaan van die [slachtoffer] terwijl die [slachtoffer] met de auto meegetrokken werd en
- spuiten van pepperspray in het gezicht van die [slachtoffer] terwijl die [slachtoffer] met de auto meegetrokken werd en
welk feit zwaar lichamelijk letsel bij die [slachtoffer] , te weten een gebroken enkel en grote open wonden, ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Motivering van de straf

5.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Zij heeft aangevoerd dat verdachte een hogere straf moet krijgen dan medeverdachten, omdat uit het dossier blijkt dat verdachte de veroorzaker dan wel het brein was achter de straatroof. Bovendien is verdachte eerder veroordeeld voor een geweldsdelict en is er dus sprake van recidive.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over de op te leggen straf omdat hij een verweer tot vrijspraak heeft gevoerd. De raadsman heeft verzocht de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met medeverdachten schuldig gemaakt aan een straatroof, waarbij jegens het slachtoffer grof geweld is gebruikt, hetgeen zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad. Verdachte en medeverdachten deden alsof zij opzoek waren naar de weg en hebben het slachtoffer vervolgens van haar telefoon beroofd. Toen het slachtoffer haar telefoon probeerde terug te pakken, zijn verdachte en medeverdachten hard weggereden met hun auto en is het slachtoffer meegetrokken. Terwijl het slachtoffer zich vasthield aan de rijdende auto, is zij geslagen en is er pepperspray in haar gezicht gespoten. Het slachtoffer is ten val gekomen en met haar voet onder de auto gekomen.
De rechtbank acht de bewezen straatroof een zeer ernstig feit. De gevolgen zijn voor het slachtoffer zeer ingrijpend, zo blijkt uit de slachtofferverklaring die haar raadsvrouw ter terechtzitting heeft voorgedragen. Door het handelen van verdachte en medeverdachten heeft het slachtoffer nog dagelijks last van lichamelijke en psychische klachten. Het is bovendien nog onzeker wanneer zij weer zonder krukken kan lopen, wanneer zij weer kan werken en wanneer zij zich weer op de toekomst kan gaan richten. De rechtbank rekent dit verdachte en medeverdachten zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 maart 2019 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte op 15 maart 2018 door de politierechter te Amsterdam is veroordeeld voor openlijke geweldpleging tot een taakstraf van 120 uur en een gevangenisstraf voor de duur van één maand. Er is sprake van recidive. De rechtbank houdt hier, in het nadeel van verdachte, rekening mee.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van 7 maart 2018 betreffende verdachte dat is opgemaakt in een andere zaak. Hieruit volgt dat verdachte op meerdere leefgebieden problemen heeft. Hij had geen vaste woon-of verblijfplaats, hetgeen nog steeds het geval is, en hoewel hij in januari 2018 aangaf dat hij hulp nodig heeft, stelde hij zich negatief op ten opzichte van hulpverlenende instantie. Enerzijds trekt de reclassering de conclusie dat de stress van het ontbreken van basisvoorzieningen bij verdachte mogelijk heeft geleid tot delictpleging. Anderzijds sluit de reclassering niet uit dat verdachte bewust kiest voor een criminele leefstijl. Zo blijkt ook uit de verklaring van verdachte dat hij steelt, omdat hij ziet dat hij daar meer geld mee kan verdienen.
Tot slot volgt uit het dossier dat verdachte een grotere rol heeft gespeeld in de diefstal met geweld dan de medeverdachten, nu hij onverhoeds de telefoon van het slachtoffer heeft afgepakt en tegen medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gezegd dat hij moest gaan rijden op het moment dat het slachtoffer zich aan de auto vasthield. Daarom acht de rechtbank het passend dat verdachte voor dit feit een hogere straf krijgt dan de medeverdachten.
Daarbij is een gevangenisstraf aangewezen, gezien de aard en ernst van het feit. Alles afwegende acht de rechtbank, net als de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. Met het voorwaardelijk deel wil de rechtbank een drempel opwerpen voor verdachte om nieuwe strafbare feiten te plegen.

6.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

6.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 25.684,44 aan materiële schadevergoeding, bestaande uit medische en overige kosten, en € 20.000,00 aan immateriële schadevergoeding, alles te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast heeft de benadeelde partij vergoeding van proceskosten gevorderd van € 2.148,00.
Door de benadeelde partij zijn bovengenoemde materiele kosten op de volgende wijze gespecificeerd.
Medische kosten
Bedrag
1.
Zilveren Kruis niet vergoed 2018
€ 1.278,99
2.
Zilveren Kruis niet vergoed 2019
€ 447,00
3.
Niet vergoede medicijnen
€ 143,16
4.
Absordin onderlegger
€ 9,99
5.
Verwijderen littekens voet
€ 2.500,00
6.
Medische pedicure d.d. 20-11-2018
€ 59,50
7.
Medische pedicure d.d. 21-2-2019
€ 30,00
8.
Factuur Fysio
€ 75,00
9.
Facturen Shiatsu behandelingen
€ 1.200,00
10.
Plan van aanpak bio. Therapie
€ 3.738,00
11.
Borstvulling i.v.m. 20 kilo < gewicht
€ 4.200,00
subtotaal:
€ 13.681,64
Overige kosten
12.
IPhone + hoesje
€ 341,94
13.
Schoenen
€ 139,95
14.
Sokken
€ 9,70
15.
Jeans
€ 139,95
16.
Jas
€ 599,95
17.
Tas
€ 29,95
18.
Nieuwe sloten & sleutels
€ 374,80
19.
OV-chipkaart
€ 11,00
20.
Factuur annuleren Mrs. Top World
€ 1.000,00
21.
Taxi bonnen 1
€ 301,70
22.
Taxi bonnen 2
€ 110,36
23.
€ 500,00 cash geld (zat in tel. hoesje)
€ 500,00
24.
Kosten opnieuw rijlessen + examen
€ 1.822,50
25.
Vergoeding huishoudelijke hulp
€ 1.644,00
26.
Begroting toekomstige schade
€ 4.977,00
Totaal:
€ 25.684,44
6.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot vergoeding van materiële kosten en de proceskosten moet worden toegewezen met uitzondering van de toekomstige kosten. De benadeelde partij dient voor wat betreft dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de immateriële kosten heeft de officier van justitie verzocht de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 10.000,00 euro en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
6.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering een onevenredige belasting oplevert van het strafgeding en heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Subsidiair heeft de raadsman de immateriële schade en een groot aantal materiële kosten (posten 1, 2, 5, 9 t/m 17, 20, 24 en 25) betwist.
6.4
Het oordeel van de rechtbank
6.4.1
Ontvankelijkheid van de vordering
Hoewel de rechtbank met de raadsman van oordeel is dat de vordering van de benadeelde partij in een laat stadium is ingediend, ziet de rechtbank hierin geen reden de vordering in zijn geheel niet-ontvankelijk te verklaren. Het wettelijke systeem laat immers toe dat vorderingen van benadeelde partijen ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting worden ingediend. Dit is alleen anders indien hierdoor de raadsman in onvoldoende mate in de gelegenheid zou zijn geweest om verweer te voeren tegen de vordering en, voor zover nodig en mogelijk, daarvan bewijs te leveren. [1] Dat is hier niet het geval. Daarom verklaart de rechtbank de benadeelde partij ontvankelijk in haar vordering.
6.4.2
Immateriële schade
De rechtbank wijst de vordering tot vergoeding van de immateriële schade gedeeltelijk toe. De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat is gebleken dat het slachtoffer aan het ongeval blijvend letsel, CRPS (Complex Regionaal Pijn Syndroom] en een ontsierend litteken heeft overgehouden. Voor het bepalen van de hoogte van het toegewezen bedrag heeft de rechtbank gekeken naar bedragen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. De rechtbank waardeert de hoogte van de immateriële schade op € 10.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 september 2018. Voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van haar vordering.
6.4.3
Materiële schade
De rechtbank wijst van de gevorderde medische kosten door de Zilveren Kruis niet vergoede kosten in 2018 en 2019 (posten 1 en 2), de kosten van de Absording onderlegger (post 4), de kosten van het verwijderen van littekens van de voet (post 5), de kosten voor de fysiotherapeut (post 8) en de kosten voor de OV-chipkaart (post 19) geheel toe, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de kosten zijn gemaakt. Deze kosten zijn tegenover de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing onvoldoende betwist.
De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van de kosten voor de medische pedicure op 20 november 2018 en 21 februari 2019 (posten 6 en 7) geheel toe, nu deze kosten blijkens het journaal van de huisartsenpost in voldoende rechtstreeks verband staan tot het bewezenverklaarde feit om als een gevolg daarvan aan verdachte te kunnen worden toegerekend. De rechtbank heeft bij het gevorderde bedrag van in totaal € 89,50 nog een bedrag van € 69,00 opgeteld, omdat uit het overzicht van niet-vergoede medicijnen (post 3) blijkt dat de benadeelde partij eveneens vergoeding vraagt van de kosten van een medische pedicure op 10 oktober 2018 van € 69,00. Het voorgaande betekent dat in totaal een bedrag van € 158,50 zal worden toegewezen voor kosten die zijn gemaakt voor medische pedicures.
De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van de niet-vergoede medicijnen (post 3) gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 74,16 nu – zoals hiervoor opgemerkt – een vergoeding van € 69,00 abusievelijk in dit overzicht terecht is gekomen. Het overige deel wordt dus ook toegewezen, maar onder een andere noemer.
De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van de IPhone + hoesje (post 12), de schoenen (post 13), de sokken (post 14), de jeans (post 15), de jas (post 16) en de tas (post 17) gedeeltelijk toe, omdat de rechtbank voldoende aannemelijk acht dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit schade heeft geleden aan de genoemde goederen, welke schade zal worden vergoed naar de geschatte dagwaarde. De rechtbank gaat daarbij uit van een afschrijving van 50% en zal de vordering daarom toewijzen tot een bedrag van € 630,72. De rechtbank wijst het overige deel van dit onderdeel van de vordering af.
De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van de nieuwe sloten en sleutels (post 18) gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 249,30 en verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk, omdat niet is gebleken of en in hoeverre dit deel van de vordering het gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in de vordering ten aanzien van de Shiatsu behandelingen (post 9) en de bio-therapie (post 10) niet-ontvankelijk. Uit de facturen van de Shiatsu behandelingen blijkt dat deze mede zijn gedaan vanwege fybromyalgie, maar niet is gesteld of gebleken dat het slachtoffer fybromyalgie heeft opgelopen door het ongeval. Daarnaast is ook niet gesteld of gebleken dat deze kosten in zodanig verband staan tot het bewezenverklaarde feit dat deze als gevolg daarvan aan verdachte kunnen worden toegerekend. Dat geldt tevens voor de bio-therapie.
De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van de borstvulling (post 11) af, omdat deze kosten in onvoldoende rechtstreeks verband staan tot het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in de vordering ten aanzien van de geannuleerde deelname aan “Mrs. Top of the World” (post 20) niet-ontvankelijk, omdat onvoldoende is gebleken of en in hoeverre deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in de vordering ten aanzien van de taxiritten (posten 21 en 22) niet-ontvankelijk, omdat niet is gebleken waar deze taxiritten op zien en daarmee ook niet kan worden vastgesteld of en in hoeverre dezekosten in zodanig verband staan tot het bewezenverklaarde feit dat deze als gevolg daarvan aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in de vordering ten aanzien van de € 500,00 contant geld (post 23) niet-ontvankelijk, omdat niet is gebleken dat zij als gevolg van het bewezenverklaarde feit € 500,00 contant geld is kwijtgeraakt. Zulks blijkt niet uit de aangifte en voorts heeft de benadeelde partij ook geen stukken ingebracht waaruit het verlies van enig contant geld blijkt.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in de vordering ten aanzien de rijlessen en het rijexamen (post 24) niet-ontvankelijk, omdat het causale verband tussen deze kosten en het bewezenverklaarde feit onvoldoende is komen vast te staan.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in de vordering ten aanzien van de huishoudelijke hulp (post 25) niet-ontvankelijk. De benadeelde partij heeft ter onderbouwing verwezen naar een door haar opgestelde berekening, gebaseerd op de Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp. Zij heeft daarbij echter geen stukken ingebracht noch op andere wijze inzichtelijk gemaakt hoe zij tot deze berekening is gekomen.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij ten aanzien van de vordering voor toekomstige schade (post 26) niet-ontvankelijk, omdat deze schade niet is onderbouwd en er onvoldoende aanknopingspunten zijn om ambtshalve tot een begroting van deze schade te komen.
6.4.4
Toe te wijzen bedragen
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van immateriële schade wordt toegewezen tot een bedrag van € 10.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten de dag van de straatroof (13 september 2018) tot aan het moment dat de schade is vergoed.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade in verband met niet-vergoede medische kosten wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.725,99, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade in verband met niet-vergoede medicijnen wordt toegewezen tot een bedrag van € 74,16, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade in verband met de Absording onderlegger wordt toegewezen tot een bedrag van € 9,99, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade in verband met de kosten voor het verwijderen van de littekens op de voet tot een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade in verband met het drietal medische pedicures wordt toegewezen tot een bedrag van € 158,50, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade in verband met de medische verslaglegging door de fysiotherapeut wordt toegewezen tot een bedrag van € 75,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade in verband met de schade aan IPhone (incl. hoesje), kleding, schoenen en tas wordt toegewezen tot een bedrag van € 630,72.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade in verband met de nieuwe sloten en sleutels wordt toegewezen tot een bedrag van € 249,30.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade in verband met de OV chipkaart wordt toegewezen tot een bedrag van € 11,00.
De rechtbank zal de ingangsdatum van de wettelijke rente over voornoemde materiële schadeposten – schattenderwijs – bepalen op 1 januari 2019, zijnde de datum gelegen in het midden van de periode waarin de gevorderde materiële kosten zijn gemaakt.
6.4.5
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 15.434,66, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade – zoals hiervoor onder 6.4.5 weergegeven – tot aan het moment dat de schade is vergoed. Als verdachte niet betaalt, wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 110 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het bedrag dat verdachte betaalt aan de Staat, hoeft hij niet meer te betalen aan de benadeelde partij. Omgekeerd geldt hetzelfde.
6.4.6
Proceskosten
De gevorderde proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking, met dien verstande dat deze worden begroot conform het in kantonprocedures geldende liquidatietarief. Voor het opstellen en indienen van de vordering en voor behandeling ervan ter zitting worden naar algemeen gebruik twee punten toegekend. Nu de rechtbank een bedrag toekent van in totaal € 15.434,66, komt de vergoeding neer op € 360,00 per punt. De rechtbank wijst dus € 720,00 aan proceskosten toe.
6.4.7
Hoofdelijkheid
Als naast verdachte een ander of anderen worden veroordeeld om dezelfde schade te vergoeden, hoeft verdachte alleen het bedrag te betalen dat niet al door of namens die ander of anderen is betaald.
6.4.8
Niet-ontvankelijk voor het overige
In zoverre de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vorderingen heeft te gelden dat de behandeling daarvan – om de hiervoor telkens bij de desbetreffende posten genoemde redenen – een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan deze vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

8.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden, waarvan 3 (drie) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij verdachte zich voor het einde van de op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Wijst de vordering van [slachtoffer] , toe tot € 15.434,66 (vijftienduizend vierhonderd vierendertig euro en zesenzestig cent), bestaande uit € 10.000,00 (tienduizend euro) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 13 september 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening en € 5.434,66 (vijfduizend vierhonderd vierendertig euro en zesenzestig cent) voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] , hoofdelijk, dat wil zeggen behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Wijst af de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 4.830,72.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] , € 15.434,66 (vijftienduizend vierhonderd vierendertig euro en zesenzestig cent) aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 10.000,00 (tienduizend euro) vanaf 13 september 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening en met de wettelijke rente over € 5.434,66 (vijfduizend vierhonderd vierendertig euro en zesenzestig cent) vanaf 1 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening. Als verdachte niet betaalt wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 110 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Ook deze bestalingsverplichting is hoofdelijk. Verdachte moet voornoemd bedrag aan de Staat betalen, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de twee genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Veroordeelt verdachte in de proceskosten aan de zijde van [slachtoffer] tot op heden begroot op € 720,00.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Leijten, voorzitter,
mrs. A.C.J. Klaver en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. Fleskens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 april 2019.
De jongste rechter is buiten staat om deze uitspraak mede te ondertekenen.

Voetnoten