In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres, die woonachtig is in Duitsland. Eiseres, geboren in 1960, had eerder een WIA-uitkering ontvangen vanwege een 100% arbeidsongeschiktheid door psychische klachten, waaronder een angststoornis en een depressieve stoornis. De uitkering was beëindigd per 15 mei 2018, na een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) op 8 maart 2018. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond op 17 september 2018.
Tijdens de zitting op 21 maart 2018 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die de medische situatie van eiseres had beoordeeld, geen aanleiding zag om af te wijken van het eerdere oordeel dat eiseres niet volledig arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft de rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige als zorgvuldig en concludent beoordeeld. Eiseres had geen medische stukken overgelegd die het oordeel van de verzekeringsarts konden ondermijnen.
De rechtbank concludeert dat de beëindiging van de WIA-uitkering op goede gronden is vastgesteld en dat eiseres vanaf 15 mei 2018 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.