ECLI:NL:RBAMS:2019:2846

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
C/13/657530 / HA RK 18/376
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van een bestuursrechter wegens vermeende partijdigheid

Op 24 januari 2019 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een verzoek tot wraking van mr. N.M. van Waterschoot, bestuursrechter bij de rechtbank Amsterdam. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die betrokken was bij een procedure onder zaaknummer AMS 17/5603 PW 151. De verzoeker had op 5 november 2018 een brief gestuurd aan het openbaar ministerie waarin hij verzocht om wraking van de rechter. De Wrakingskamer heeft vastgesteld dat de verzoeker geen concrete feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die de schijn van partijdigheid van de rechter zouden kunnen onderbouwen. Ondanks een verzoek van de griffier om aanvullende informatie te verstrekken, heeft de verzoeker hier niet op gereageerd.

De Wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet voldeed aan de eisen die aan een wrakingsverzoek worden gesteld. De verzoeker had geen relevante feiten aangedragen die zouden kunnen wijzen op een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter. Hierdoor kon de Wrakingskamer niet vaststellen dat er sprake was van (de schijn van) partijdigheid. Het verzoek werd dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Bovendien oordeelde de Wrakingskamer dat het indienen van het wrakingsverzoek zonder onderbouwde feiten en omstandigheden lichtvaardig was en dat dit misbruik van recht opleverde. De Wrakingskamer besloot dat een volgend verzoek tot wraking van dezelfde rechter niet in behandeling zou worden genomen. De procedure onder zaaknummer 7413051 CV EXPL 18-28073 zou worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op het bij brief van 5 november 2018 schriftelijke gedane en onder rekestnummer C/13/657530 / HA RK 18/376 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr N.M. van Waterschoot, bestuursrechter bij de rechtbank Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • Een door verzoeker aan het openbaar ministerie gerichte brief van 5 november 2018 inhoudende, zo begrijpt de Wrakingskamer, een verzoek tot wraking;
  • een brief van de griffier van de Wrakingskamer aan verzoeker van 28 november 2018.

2.De beoordeling van het verzoek

2.1.
Bij de rechtbank is onder zaaknummer AMS 17/5603 PW 151 een procedure aanhangig waarbij verzoeker partij is. De zaak stond voor een behandeling bij de rechter gepland op de zitting van 15 januari 2019.
2.2.
In artikel 8:15 de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt, op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.3.
Uit de wet en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat een verzoeker concrete feiten en omstandigheden dient aan te voeren waaruit volgt dat de rechter jegens een partij vooringenomen is, of dat de vrees van een partij dat er sprake is van een dergelijke vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Alle feiten en omstandigheden moeten tegelijk - in het verzoek - worden voorgedragen.
2.4.
In het verzoekschrift, dat aan deze beschikking is gehecht, wordt gesteld dat de rechter eerder betrokken is geweest bij een procedure met verzoeker als deelnemer. Bij brief van 28 november 2018 heeft de griffier op verzoek van de Wrakingskamer verzoeker verzocht aan te geven bij welke andere procedures de rechter betrokken was en wat haar rol in die procedures was. Op die brief is door verzoeker niet gereageerd.
2.5.
Verzoeker heeft, ook niet nadat daarom uitdrukkelijk gevraagd is, geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, althans door de Wrakingskamer kan niet worden vastgesteld waaruit (de schijn van) die partijdigheid van de rechter jegens verzoeker zou blijken. Nu het verzoek niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld, dient verzoeker niet ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek. De mondelinge behandeling kan daarom achterwege blijven.
2.6.
Omdat door verzoeker het middel tot wraking lichtvaardig, want zonder onderbouwde feiten en omstandigheden is ingezet, is naar het oordeel van de Wrakingskamer sprake van misbruik van recht. De Wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter belast met de behandeling van de zaak van verzoeker niet in behandeling wordt genomen.
2.7.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Wrakingskamer:
 verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking;
 bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking gericht tegen de rechter belast met de behandeling van de zaak van verzoeker niet meer in behandeling zal worden genomen;
 bepaalt dat de procedure geregistreerd onder zaaknummer 7413051 CV EXPL 18-28073 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het wrakingverzoek werd ingediend.
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, A.W.J. Ros en P.B. Martens, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 januari 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.