ECLI:NL:RBAMS:2019:2843

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 januari 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
C/13/659346 HA RK 18/407
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van een rechter na einduitspraak in een civiele procedure

Op 4 januari 2019 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een verzoek tot wraking van mr. Y.A.M. Jacobs, kantonrechter te Amsterdam. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die betrokken was bij een eerdere civiele procedure onder zaaknummer 7348594 KK EXPL 18-1063, waarin de eisende partijen ontruiming van een gehuurde bedrijfsruimte en betaling van huurachterstand vorderden. De wraking werd aangevraagd op 19 december 2018, nadat er al een einduitspraak was gedaan in de eerdere procedure op 18 december 2018.

De Wrakingskamer overwoog dat volgens artikel 36 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen een rechter die een zaak van de betrokken partij in behandeling heeft. Aangezien de rechter in kwestie geen zaak van de verzoeker meer behandelde op het moment van het indienen van het verzoek, was het verzoek niet-ontvankelijk. De Wrakingskamer concludeerde dat er geen aanleiding was voor een behandeling van het verzoek, omdat het niet meer mogelijk was om de rechter te wraken die niet meer betrokken was bij de zaak van de verzoeker.

De beslissing van de Wrakingskamer was dat het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk werd verklaard, en tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op 4 januari 2019.

Uitspraak

Wrakingskamer

Beslissing op het bij e-mail van 19 december 2018 gedane en onder rekestnummer C/13/659346 HA RK 18/407 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. Y.A.M. Jacobs, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

Verloop van de procedure

Bij de rechtbank is onder zaaknummer 7348594 KK EXPL 18-1063 een procedure aanhangig geweest waarbij verzoeker één van de gedaagde partijen was. Het betreft een procedure waarbij de eisende partijen hebben gevorderd dat de gedaagden, waaronder verzoeker, zouden worden veroordeeld tot ontruiming van het door hen gehuurde bedrijfsruimte en tot betaling van een ontstane huurachterstand.
Bij vonnis van 18 december 2018 is in deze procedure uitspraak gedaan.

Gronden van de beslissing

2.1
In artikel 36 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt, op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2
Uit voornoemd artikel 36 Rv blijkt dat een wrakingsverzoek slechts de rechter kan betreffen die een zaak van de betrokken partij in behandeling heeft. Dit brengt mee dat geen wrakingsverzoek meer kan worden gedaan als de rechter niet of niet meer bij de zaak van verzoeker betrokken is.
2.3
Nu het verzoek als gedaan op 19 december 2018 is gericht tegen een rechter die geen zaak van verzoeker meer in behandeling heeft, kan verzoeker, gelet op hetgeen hiervoor onder 2.2 is overwogen, niet in het door hem ingediende verzoek worden ontvangen.
2.4
Voor een behandeling als bedoeld in artikel 39 lid 1 Rv bestaat geen aanleiding. Het in deze bepaling als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de Wrakingskamer niet toe omdat het verzoek aanstonds niet-ontvankelijk moet worden verklaard aangezien de rechter niet (meer) bij de zaak van verzoeker betrokken is.
3. Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing

BESLISSING

 verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, A.W.J. Ros en P.B. Martens, leden, in aanwezigheid van de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2019.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen voorziening open.