ECLI:NL:RBAMS:2019:2842

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 januari 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
C/13/659345 HA RK 18/406
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van een rechter na mondelinge einduitspraak in twee procedures

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 4 januari 2019 uitspraak gedaan over twee verzoeken tot wraking van mr. drs. W.M.C. Van den Berg, strafrechter te Amsterdam. De verzoeker had deze wrakingsverzoeken ingediend na een mondelinge einduitspraak in twee aanhangige procedures. De eerste procedure betrof een verzoek om schadevergoeding ten laste van de staat wegens vrijheidsbeneming, en de tweede een klaagschrift ex artikel 552 van het Wetboek van Strafvordering. Beide procedures zijn behandeld op 21 december 2018, waarna de verzoeker op dezelfde dag een wrakingsverzoek heeft ingediend via e-mail.

De rechtbank heeft in haar beslissing overwogen dat volgens artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen rechters die daadwerkelijk betrokken zijn bij de behandeling van de zaak. Aangezien de verzoeken tot wraking zijn ingediend nadat de einduitspraak was gedaan, was de rechter niet meer betrokken bij de zaken van de verzoeker. Dit leidde tot de conclusie dat de verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoeken.

De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De rechtbank benadrukte dat het recht op hoor en wederhoor in deze context niet van toepassing was, omdat de verzoeken niet ontvankelijk waren. De uitspraak werd gedaan door de wrakingskamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig bij de uitspraak.

Uitspraak

Wrakingskamer

Beslissing op het bij e-mail van 21 december 2018 gedane en onder rekestnummer C/13/659345 HA RK 18/406 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. drs. W.M.C. Van den Berg, strafrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

Verloop van de procedure

Bij de rechtbank zijn twee procedure aanhangig geweest. Het betreft een onder zaaknummer 18/3203 ingeschreven procedure ex artikel 38ij van het Wetboek van Strafrecht (Sr), waarbij verzoeker heeft verzocht hem een vergoeding ten laste van de staat toe te kennen voor de schade die hij heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van artikel 38x Sr. Daarnaast betreft het een onder zaaknummer 17/4313 ingeschreven, door verzoeker ingediend klaagschrift ex artikel 552 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Beide procedures zijn in aanwezigheid van verzoeker behandeld op de zitting van 21 december 2018. De zitting is aangevangen om 09.20 uur en is geeindigd om 09.40 uur. Direct na afloop van de behandeling is in beide zaken mondeling uitspraak gedaan.
Bij op 21 december 2018 om 10:39 uur ontvangen e-mail heeft verzoeker in beide zaken een tegen de behandelend rechter gericht verzoek tot wraking gedaan op nader aan te voeren gronden.
Bij e-mails van 21 december 2019 verzonden om 12:31 en 13.10 heeft verzoeker nog stukken toegezonden.

Gronden van de beslissing

2.1
In artikel 512 Sv is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2
Uit voornoemd artikel 512 Sv blijkt dat een wrakingsverzoek slechts de rechter kan betreffen die een zaak van de betrokken partij in behandeling heeft. Dit brengt mee dat geen wrakingsverzoek meer kan worden gedaan als de rechter niet of niet meer bij de zaak van verzoeker betrokken is.
2.3
Nu de verzoeken als gedaan op 21 december 2018 zijn gedaan nadat mondeling einduitspraak is gedaan in beide zaken en de verzoeken daarmee zijn gericht tegen een rechter die geen zaken van verzoeker in behandeling heeft, kan verzoeker, gelet op hetgeen hiervoor onder 2.2 is overwogen, niet in de door hem ingediende verzoeken worden ontvangen.
2.4
Voor een behandeling als bedoeld in artikel 515 lid 1 Sv bestaat geen aanleiding. Het in deze bepaling als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de Wrakingskamer niet toe omdat de verzoeken aanstonds niet-ontvankelijk moeten worden verklaard aangezien de rechter niet (meer) bij de zaken van verzoeker betrokken is.
3. Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing

BESLISSING

 verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoeken tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, A.W.J. Ros en P.B. Martens, leden, in aanwezigheid van de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2019.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen voorziening open.