Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 3 april 2018 en het herstelexploot van 10 april 2018,
- de akte overlegging producties behorende bij de dagvaarding, van 25 april 2018,
- de akte van depot met nummer 5/2018 (productie 17) van De Meeuw van 25 april 2018,
- de conclusie van antwoord tevens houdende conclusie van voorwaardelijke eis in reconventie, met producties, van 18 juli 2018,
- het tussenvonnis van 17 oktober 2018 waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, met producties, van 28 november 2018,
- het proces-verbaal van comparitie van 26 februari 2019, en de daarin genoemde stukken,
- de brief van mr. Rijntjes van 8 maart 2019 naar aanleiding van het proces-verbaal.
2.De feiten
PROJECTOVEREENKOMST WASA STUDENT VILLAGE
- een turnkey-overeenkomst tussen De Meeuw en Wasa betreffende de oplevering van de woningen c.a. door De Meeuw;
- een huurovereenkomst ter zake van de woningen c.a. tussen De Meeuw (als verhuurder) en Wasa (als huurder), met Porten als garant voor de verplichtingen van Wasa;
- een garantie van onderhuurders aan De Meeuw voor de nakoming van (een deel van) de door Wasa aan De Meeuw te verrichten huurbetalingen.
- een recht van opstal dat ten gunste van De Meeuw moet worden gevestigd ten opzichte van de desbetreffende grond, die in eigendom is van de gemeente Amsterdam;
- een concerngarantie, af te geven door Porten als moeder van Wasa;
- een bankgarantie voor de duur van de huurovereenkomst, af te geven door Wasa.
- een pandrecht op de aandelen van Wasa (niet beperkt tot twee jaar);
- een minderheidsbelang in het kapitaal van Wasa (teneinde een gunstige uitgangspositie te creëren in geval van uitwinning van het pandrecht op de aandelen);
- een pandrecht op de vorderingen die Wasa en Porten hebben op derden.
- i) een verklaring voor recht dat Wasa toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen jegens De Meeuw;
- ii) veroordeling van Wasa tot betaling aan De Meeuw van € 1.889.000 aan schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente;
- i) een verklaring voor recht dat Wasa onrechtmatig jegens De Meeuw heeft gehandeld door de onderhandelingen aangaande de turnkey-overeenkomst af te breken op het moment en de wijze waarop Wasa dat feitelijk heeft gedaan;
- ii) veroordeling van Wasa tot betaling aan De Meeuw van € 1.889.000 aan schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente;
- i) een gebod aan Wasa tot betaling aan De Meeuw van loon voor de door De Meeuw in opdracht van Wasa uitgevoerde werkzaamheden;
- ii) veroordeling van Wasa tot betaling aan De Meeuw van het op de gebruikelijke wijze berekende loon of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon van € 1.356.000, te vermeerderen met wettelijke rente;
- i) een verklaring voor recht dat Wasa ongerechtvaardigd is verrijkt in de zin van artikel 6:212 BW;
- ii) veroordeling van Wasa tot betaling aan De Meeuw van € 1.356.000 aan schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente.
commitmentover en weer vastleggen in een contract, om te voorkomen dat een partij zich in een laat stadium nog eenzijdig uit het Project zou kunnen terugtrekken. Het overeengekomen commitment blijkt ook uit de gang van zaken na het sluiten van de Projectovereenkomst, erin bestaande dat ondanks dat de turnkey-overeenkomst nog niet was getekend, partijen verder aan de slag zijn gegaan met de realisatie en exploitatie van het Project. Het stond Wasa dus niet vrij om het Project zonder De Meeuw te realiseren en te exploiteren. Doordat Wasa eenzijdig de samenwerking beëindigd, is Wasa tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen uit hoofde van de Projectovereenkomst. De Meeuw begroot de schade op € 1.889.000 aan positief contractsbelang.
4.De beoordeling
gaanvastleggen in een turnkey-overeenkomst, konden partijen de Projectovereenkomst redelijkerwijze niet anders opvatten, dan dat zij in dat stuk over en weer uitspreken dat zij de intentie hebben om tot een turnkey-overeenkomst te komen. Partijen zijn na het sluiten van de Projectovereenkomst met elkaar gaan onderhandelen, over onder meer de prijsstelling en de zekerheden. Van een professionele partij als De Meeuw mag verwacht worden dat zij zich realiseerde dat de mogelijkheid bestond dat die onderhandelingen niet zouden slagen, juist in een situatie als de onderhavige, waarin over belangrijke onderwerpen nog tot overeenstemming moest worden gekomen. In de Projectovereenkomst is geen voorziening opgenomen die zou hebben te gelden indien partijen geen overeenstemming zouden bereiken, bijvoorbeeld het verkrijgen van een bindend advies. Als partijen daadwerkelijk een contracteerverplichting zoals door De Meeuw is bepleit hadden beoogd, had een dergelijke voorziening – bijvoorbeeld een bindend advies ter zake de prijs – wel voor de hand gelegen. Dat De Meeuw zich realiseerde dat het totstandkomen van de turnkey-overeenkomst ook voor haar nog geen vast gegeven was, blijkt bovendien uit de discussie over de zekerheden die is ontstaan op basis van de conceptovereenkomsten die De Meeuw aan Wasa had toegezonden. Daarmee week De Meeuw bovendien zelf af van de in de Projectovereenkomst benoemde zekerheid.
If De Meeuw is not prepared to accept this it will be very hard to conclude the deal”. Uit de mededelingen van Wasa kon dus niet het gerechtvaardigd vertrouwen bij De Meeuw ontstaan dat de nieuwe eisen tóch door Wasa zouden worden geaccepteerd. De door De Meeuw ingenomen en door Wasa gemotiveerd betwiste stelling dat Wasa desalniettemin met een tegenvoorstel zou komen – en ook heeft geïnformeerd naar de vertegenwoordigingsbevoegdheid – is in de gegeven omstandigheden onvoldoende om te concluderen dat het afbreken van de onderhandelingen ontoelaatbaar was, juist omdat er gelet op de ver uit elkaar staande posities sinds 14 maart 2017 geen sprake kón zijn van het gerechtvaardigd vertrouwen van De Meeuw in het tot stand komen van de overeenkomst. Zelfs indien dit laatste anders zou zijn, is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat De Meeuw (en haar financier) bereid was zodanig te bewegen dat de nieuwe eisen van tafel gingen. De Meeuw heeft onvoldoende concreet gesteld om – na eventuele bewijslevering – te kunnen aannemen dat en waarom partijen bij voortonderhandelen tot nadere overeenstemming zouden zijn gekomen.