In het incident
Greenberg Nielsen vordert in de hoofdzaak, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeling van ServiceNow tot betaling van € 11.979,00 aan hoofdsom,
€ 249,33 aan wettelijke rente en € 894,79 aan buitengerechtelijke kosten, (kennelijk) vermeerderd met verdere wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dagvaarding tot de voldoening, dit alles met veroordeling van ServiceNow in de proceskosten.
Greenberg Nielsen stelt daartoe, kort gezegd, dat zij op grond van een overeenkomst met ServiceNow bemiddelingswerkzaamheden voor ServiceNow heeft uitgevoerd. Die werkzaamheden betroffen, meer specifiek, het aandragen van een kandidaat voor een bepaalde functie. ServiceNow heeft de daarvoor gezonden factuur ad € 11.979,00 echter niet betaald.
3. Bij incidentele conclusie verzoekt ServiceNow de kantonrechter zich onbevoegd te verklaren om van de vordering kennis te nemen. Zij stelt daartoe dat partijen in artikel 5.3 van de door hen gesloten overeenkomst een uitdrukkelijke forum- en rechtskeuze hebben gemaakt. Op grond daarvan hebben zij uitdrukkelijk en exclusief voor de Engelse rechter en het Engelse recht gekozen. Daarmee hebben zij de rechtsmacht van de Nederlandse rechter nadrukkelijk uitgesloten. Op grond van artikel 8 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) juncto artikel 25 lid 1 van de EEX-Verordering en artikel 5.3 van de overeenkomst is de Nederlandse rechter dus niet bevoegd, aldus ServiceNow.
4. Greenberg Nielsen heeft in reactie op de incidentele vordering aangevoerd dat de Nederlandse rechter, ondanks de forum-en rechtskeuze uit artikel 5.3 van de overeenkomst, wel bevoegd is om van de vordering kennis te nemen, en wel op grond van artikel 9 sub c Rv. De onderhavige zaak is voldoende met de rechtssfeer van Nederland verbonden. Beide partijen zijn in Nederland gevestigd, zodat geen sprake is van een internationaal kader. Daarnaast zou het, gezien de omstandigheden van het geval, ook volstrekt onredelijk bezwarend en onaanvaardbaar zijn om van Greenberg Nielsen te vergen dat zij haar vordering aan het oordeel van de Engelse rechter dient te onderwerpen. In dat kader beroept Greenberg Nielsen zich tevens op artikel 6:248 lid 2 BW.
De kantonrechter overweegt als volgt.
5. In geschil is of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt. ServiceNow heeft betoogd dat dat niet het geval is en heeft zich in dat kader beroepen op artikel 5.3 van de overeenkomst tussen partijen. Dat artikel luidt als volgt:
“These Terms are governed by the law of England & Wales and are subject tot he exclusive jurisdiction of the Courts of England & Wales.”
6. In het kader van de beoordeling van vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt wordt vooropgesteld dat de artikelen uit Rv betreffende de rechtsmacht van de Nederlandse rechter, waarnaar partijen (ook) hebben verwezen, slechts gelden voor zover te dien aanzien noch verdragen, noch verordeningen van de EU van toepassing zijn.
7. Partijen hebben ook verwezen naar de Herschikte EEX-Verordening (Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissing in burgerlijke en handelszaken) (hierna: de EEX II-Vo). In het kader van de beoordeling of die Verordening van toepassing is op de onderhavige zaak, wordt het volgende overwogen.
8. De onderhavige zaak is een burgerlijke of handelszaak in de zin van artikel 1 van de EEX II-Vo. Ook in temporeel opzicht is aan het vereiste voor toepassing van de EEX II-Vo voldaan, nu de zaak is aangebracht na 10 januari 2015.
9. Voor de toepasselijkheid van de EEX II-Vo is echter tevens vereist dat de zaak, waar het de rechterlijke bevoegdheid betreft, voldoende internationaal van aard is.
10. Partijen hebben hun vestigingsplaats in een verdragsluitende Staat (te weten Nederland) en zij hebben een gerecht van een verdragsluitende Staat (te weten Engeland en Wales) aangewezen voor de kennisneming van geschillen. Ook wordt door de forumkeuze aan de EEX II-Vo-bevoegdheid van een EEX II-Vo-gerecht gederogeerd, in dit geval de EEX II-Vo-bevoegdheid van de Nederlandse rechter.
11. Toch is in dit geval naar het oordeel van de kantonrechter niet voldaan aan het internationaliteitsvereiste omdat sprake is van een geschil dat in alle opzichten uitsluitend met Nederland is verbonden (vgl. Gerechtshof Den Haag 28 juni 2011, ECLI:NL:GHSGR:2011:BR1381). Beide partijen zijn vennootschappen naar Nederlands recht en zijn in Nederland gevestigd, de werkzaamheden uit hoofde van overeenkomst waarop de vordering van Greenberg Nielsen betrekking heeft zijn uitgevoerd in Nederland, en de factuur waarvan betaling wordt gevorderd is gestuurd aan een in Nederland gevestigde partij (namelijk gedaagde). 12. Omdat niet is voldaan aan het internationaliteitsvereiste, is de EEX II-Vo niet van toepassing. Derhalve dient de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt te worden beantwoord aan de hand van de bepalingen uit Rv.
13. Partijen hebben in artikel 5.3 van de overeenkomst de gerechten van een vreemde staat bij uitsluiting aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van hun rechtsbetrekking zijn of zullen ontstaan. Gelet op artikel 8 lid 2 Rv heeft de Nederlandse rechter, zoals door Greenberg Nielsen ook niet is betwist, in dat geval geen rechtsmacht.
14. Volgens Greenberg Nielsen komt de Nederlandse rechter desalniettemin rechtsmacht toe op grond van artikel 9 sub c Rv. De kantonrechter volgt haar daarin niet. Redengevend daarvoor is het volgende.
15. Op grond van artikel 9 sub c Rv heeft de Nederlandse rechter, indien hem niet op grond van de artikel 2 tot en met 8 Rv rechtsmacht toekomt, niettemin rechtsmacht indien een zaak die bij dagvaarding moet worden ingeleid voldoende met de rechtssfeer van Nederland verbonden is en het onaanvaardbaar is van de eiser te vergen dat hij de zaak aan het oordeel van een rechter van een vreemde staat onderwerpt.
16. De onderhavige zaak betreft een zaak bij dagvaarding moet worden ingeleid. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen in het kader van het internationaliteitsvereiste (zie r.o.11) is de zaak ook voldoende met de rechtssfeer van Nederland verbonden. Er kan echter niet gezegd worden dat het in dit geval onaanvaardbaar is om van Greenberg Nielsen te vergen dat zij de zaak aan het oordeel van de rechter van Engeland en Wales onderwerpt. Blijkens de redactie van deze wetsbepaling dient deze uitzonderingssituatie op de hoofdregel restrictief te worden opgevat. De omstandigheid dat procederen voor de rechter van Engeland en Wales tot extra kosten en vertraging zal leiden, zoals door Greenberg Nielsen gesteld, is daartoe in ieder geval niet voldoende. Ook de omstandigheid dat de politieke ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk mogelijk gevolgen zullen hebben voor de erkenning en executiemogelijkheden van een toewijzend vonnis, zoals eveneens door Greenberg Nielsen aangevoerd, maakt nog niet dat sprake is van onaanvaardbaarheid in de zin van dit artikel. Met de aangedragen omstandigheden is bijvoorbeeld niet gesteld of aannemelijk gemaakt dat een behoorlijke rechtsgang in Engeland en Wales niet gewaarborgd zou zijn.
17. De conclusie uit het voorgaande is dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toekomt.
18. De kantonrechter komt niet toe aan het betoog van Greenberg Nielsen dat de forumkeuze (ook) op grond van artikel 6:248 lid 2 BW buiten beschouwing moet worden gelaten. Dit zou immers een inhoudelijke toets aan Nederlands recht impliceren. Uit het hiervoor overwogene volgt nu echter dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toekomt, zodat een dergelijke toets door deze rechter niet kan plaatsvinden.
19. Datzelfde geldt voor het betoog van Greenberg Nielsen dat de forumkeuze ook op grond van artikel 108 lid 2 Rv en artikel 99 lid 1 Rv niet opgaat. Gelet op het hiervoor overwogene komt de Nederlandse rechter, nu haar geen rechtsmacht toekomt, niet toe aan een beoordeling van de relatieve bevoegdheid van de Nederlandse rechter.
20. De conclusie uit al het voorgaande is dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om van de vordering van Greenberg Nielsen kennis te nemen.
21. Gelet op de uitkomst van de procedure in het incident wordt Greenberg Nielsen veroordeeld in de proceskosten.