ECLI:NL:RBAMS:2019:2498

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2019
Publicatiedatum
5 april 2019
Zaaknummer
13-997117-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldwitwassen door verdachte in samenwerking met ex-vriend

Op 5 april 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van schuldwitwassen. De zaak betreft een periode van 1 mei 2015 tot en met 6 juni 2016, waarin de verdachte samen met haar ex-vriend betrokken was bij het witwassen van geld. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 22 maart 2019 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. A.S. Bijleveld, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. M.H. Aalmoes, aanwezig waren. De tenlastelegging omvatte gewoontewitwassen en schuldwitwassen van geld, waarbij de verdachte onder andere vliegtickets, een zonnebril, schoenen en een horloge had aangeschaft met vermoedelijk crimineel geld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet kon weten dat de in de tenlastelegging genoemde bedragen en voorwerpen van misdrijf afkomstig waren, maar dat zij wel aanmerkelijk onvoorzichtig is geweest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan schuldwitwassen, omdat zij geldbedragen had voorhanden gehad en gebruikt voor betalingen, terwijl zij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met vervangende hechtenis van 40 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het bewezen feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook de overschrijding van de redelijke termijn in het voordeel van de verdachte meegewogen, wat heeft geleid tot een vermindering van de taakstraf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13-997117-16
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-997117-16
Datum uitspraak: 5 april 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
ingeschreven op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 maart 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.S. Bijleveld, en van wat de raadsvrouw van verdachte, mr. M.H. Aalmoes, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

De verdenking komt er kort gezegd op neer dat verdachte in de periode van 1 mei 2015 tot en met 6 juni 2016 zich samen met haar ex-vriend [naam ex-vriend]
(voorheen genaamd [naam ex-vriend]) schuldig heeft gemaakt aan (gewoonte) witwassen of schuldwitwassen van geld.
De tenlastelegging is opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring van gewoontewitwassen in vereniging gevorderd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe – kort samengevat - primair aangevoerd dat verdachte haar eigen geld gebruikt en subsidiair dat op basis van het dossier niet kan worden geconcludeerd dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de in de tenlastelegging genoemde bedragen en voorwerpen uit misdrijf afkomstig waren.
Verdachte had zelf voldoende legaal inkomen. Verdachte had geen inzicht in de inkomsten van [naam ex-vriend] . Zij wist niet meer dan dat [naam ex-vriend] geld verdiende met zijn muziek.
Verdachte heeft haar eigen geld gebruikt voor de aankoop van de bril en schoenen.
Het horloge is door [naam ex-vriend] zelf betaald.
Daarnaast heeft de raadsvrouw betoogd dat het in de tenlastelegging genoemde eerste vliegticket naar Ghana geen vermoeden van witwassen kan rechtvaardigen, omdat verdachte [naam ex-vriend] pas net kende en geen zicht kon hebben op zijn inkomsten. Bovendien was het bedrag voor het ticket niet extreem hoog. Verdachte heeft geen verhullende handeling met het ticket verricht: zij heeft een ticket voor zichtzelf gekregen en deze zelf gebruikt om mee te gaan vliegen. Het gebruiken van een ticket heeft niet het karakter van het verbergen van de herkomst van de gelden. Het ticket was op haar naam gesteld en zij heeft het zelf gebruikt.
De andere twee tickets voor een reis in oktober zijn in 2015 gekocht. Verdachte had toen nog geen relatie met [naam ex-vriend] .
Als de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, dan dient verdachte te worden vrijgesproken van de periode vóór januari 2016, omdat zij pas in januari 2016 een relatie kreeg met [naam ex-vriend] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank komt voor ten aanzien van alle tenlastegelegde bedragen tot een veroordeling voor schuldwitwassen. Voor het gewoontewitwassen wordt verdachte vrijgesproken.
Hierna wordt uitgelegd hoe de rechtbank tot dit oordeel is gekomen.
Juridisch kader witwassen geld/goederen uit onbekend misdrijf
Op grond van vaste rechtspraak van de Hoge Raad (zie bijvoorbeeld het arrest van
18 december 2018, ECLI:NL:HR: 2018:2352) volgt, dat als niet duidelijk is uit welk specifiek misdrijf het geld of de goederen waar de witwasverdenking op zien afkomstig zijn, witwassen bewezen kan worden als het, op grond van de feiten en omstandigheden, niet anders kan dan dat het geld of de goederen van misdrijf afkomstig zijn.
Als de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld en de goederen. Die verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Vervolgens ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de uit de verklaringen van de verdachte blijkende alternatieve herkomst van het geld en de goederen. Uit dit onderzoek zal voor een bewezenverklaring moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is.
Tegen de achtergrond van dit kader wordt het volgende overwogen.
Vermoeden van witwassen
In 2014 had verdachte een totaal netto inkomen, bestaande uit loon en toeslagen van
€ 14.584,-. [2] In 2015 bedroeg haar inkomen uit loon en toeslagen € 25.891,- en in 2016 ontving zij inkomen uit alleen toeslagen van € 6.152,-. Zij had de beschikking over twee bankrekeningen. De inkomsten van [naam ex-vriend] van 1 januari 2014 tot en met 6 juni 2016 waren met name afkomstig van een DWI-uitkering en bedroegen in totaal € 8.979,- . [3] In de tenlastegelegde periode hebben [naam ex-vriend] en verdachte aanzienlijke geldbedragen uitgegeven en zijn er waardevolle goederen aangetroffen. Verdachte en [naam ex-vriend] kochten goederen van aanzienlijke waarden zoals een Rolex horloge van € 6.500,- en Louis Vuitton-schoenen. Opvallend is echter dat in de tenlastegelegde periode nauwelijks geldopnames van de rekeningen van verdachte plaatsvonden.
Gelet op de legale inkomens van verdachte en [naam ex-vriend] is niet aannemelijk dat de in de tenlastelegging vermelde bestedingen zijn gedaan uit die legale inkomens van verdachte en [naam ex-vriend] .
De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden geven samen een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Van verdachte mag dan worden verlangd dat zij een verklaring geeft voor de herkomst van voornoemd geldbedrag, die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Verdachte heeft over een aantal posten verklaard. Voor zover relevant worden die verklaringen hieronder besproken.
- vliegticket(s) van Amsterdam naar Ghana
Verdachte heeft verklaard dat zij de reizen zelf heeft betaald. Uit het dossier blijkt echter dat verdachte tweemaal tickets voor [naam ex-vriend] heeft betaald en eenmaal een ticket van [naam ex-vriend] gekregen voor een reis naar Ghana. [4] Daarnaast heeft een medewerker van het reisbureau, getuige [naam getuige] , verklaard dat verdachte zelf geen reizen heeft geboekt. [5] [naam ex-vriend] betaalde zelf of stuurde iemand naar de winkel om te betalen. De reizen werden altijd contant betaald. Verdachte is wel eens bij [naam getuige] geweest om een reis voor [naam ex-vriend] te betalen, omdat hij destijds in Ghana verbleef.
Voorts blijkt uit een tapgesprek van 7 mei 2016 dat [naam ex-vriend] verdachte instructies gaf om geld mee te nemen naar het reisbureau en dat ze vijf van die ‘stapeltjes’ moet pakken. [6] Hieruit volgt dat verdachte geld van [naam ex-vriend] bewaarde en dat zij contante betalingen voor hem deed.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte, dat de tickets zijn betaald met haar geld, ongeloofwaardig. Omdat verdachte geen aannemelijke verklaring geeft voor de herkomst van het geld waarmee de tickets zijn betaald, kan het niet anders zijn dan dat dit onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
- zonnebril en schoenen merk Louis Vuitton
Op 9 mei 2016 wordt verdachte samen met [naam ex-vriend] gezien bij de Louis Vuitton-winkel in de PC Hooftstraat in Amsterdam. [7] Na enkele minuten komen zij naar buiten. [naam ex-vriend] heeft nu een zonnebril op en een papieren tas van Louis Vuitton in zijn hand. Op de beelden van de winkel is te zien dat [naam ex-vriend] in het gezelschap van verdachte een Louis Vuitton-zonnebril en een paar Louis Vuitton-schoenen van € 600,- koopt. [8] Te zien is hoe verdachte uit haar tas een portemonnee haalt en opent. [naam ex-vriend] steekt vervolgens zijn rechterhand in de portemonnee en haalt er twee stapels geld uit. Te zien is dat [naam ex-vriend] één stapel geld op de balie legt en van de tweede stapel één biljet pakt en ook op de balie legt. Er is in totaal
€ 1.050,- contant betaald en € 15,- wisselgeld gegeven. De overgebleven coupures van de tweede stapel steekt [naam ex-vriend] in zijn eigen schoudertas. Vervolgens opent [naam ex-vriend] het kleine doosje en neemt hier een zonnebril uit. De medewerkster geeft het wisselgeld aan [naam ex-vriend] dat hij in zijn schoudertas stopt. Verdachte bemoeit zich niet met het aankoopproces. [naam ex-vriend] loopt met de tas en voornoemde zonnebril de winkel uit, gevolgd door verdachte.
Verdachte heeft verklaard dat de bril voor haar was en de schoenen voor [naam ex-vriend] en dat zij de bril en schoenen met haar geld heeft betaald. [9]
Op 14 mei 2016 wordt [naam ex-vriend] gebeld door zijn moeder. [naam ex-vriend] vraagt of zij de Louis Vuitton bril heeft gezien. [10] Tijdens een doorzoeking bij de moeder van [naam ex-vriend] op 6 juni 2016 werden twee Louis Vuitton zonnebrillen inclusief doosjes aangetroffen.
In een OVC gesprek van 4 april 2016 is te horen dat [naam ex-vriend] aan verdachte vraagt waar haar tas is. Als verdachte vraagt waarom hij dat wil weten, antwoordt hij dat hij
zijngeld eruit wil halen. [11]
De bankrekeningen van verdachte bij ABN Amro en SNS-bank zijn onderzocht. [12] Hieruit zijn in voornoemde periode geen contante opnamen bekend die de aanwezigheid van ruim duizend euro in contanten verklaren. De rechtbank acht het dan ook niet aannemelijk dat verdachte de schoenen en zonnebril met eigen middelen heeft betaald.
Gelet op het voorgaande en gelet op het feit dat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van het geld waarmee de bril en de schoenen zijn aangeschaft, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat het geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
- horloge merk Rolex, model Oyster Datejust II
Op 26 mei 2016 heeft [naam ex-vriend] in aanwezigheid van onder andere verdachte een Rolex-horloge gekocht bij Schaap en Citroen. [13] Op 6 juni 2016 is in de slaapkamer van verdachte een papieren tasje van Schaap en Citroen gevonden met de bijbehorende doos, factuur en het garantiebewijs van dit horloge. [14]
Verdachte heeft verklaard dat zij op 26 mei 2016 bij Schaap en Citroen met [naam ex-vriend] een Rolex-horloge heeft gekocht dat voor [naam ex-vriend] was bestemd. [naam ex-vriend] heeft € 8.000,- betaald. Het geld is van haar. Het geld heeft zij deels gespaard en deels gekregen van een goede vriend uit Ghana. [15]
In het dossier zijn een aantal tapgesprekken met betrekking tot een Rolex Datejust.
Op 26 mei 2016 belt [naam ex-vriend] met de telefoon van verdachte naar een NNman over een Rolex Oyster Datejust II (fonetisch). [16] Dat horloge is al weg, aldus de NN man.
Diezelfde dag belt verdachte naar een NN-vrouw. Ze praten over horloges die ‘deze jongen’ heeft gezien op een website maar om diverse redenen niet heeft gekocht: ‘Uiteindelijk had Citroen het, zijn we naar hoofdkantoor van Citroen in Diemen gegaan. Daar heeft ie het horloge gekocht, 8.000’. [17]
Die dag sturen [naam ex-vriend] en ‘ [verdachte] ’ elkaar meerdere berichten. [naam ex-vriend] schrijft onder andere dat hij die klok gaat halen en ‘heb [naam] ingeschakelt’. [18]
Een medewerker van Schaap en Citroen verklaarde na het zien van een kopie van de factuur met betrekking tot dit horloge: “Het ging om twee negroïde personen. Geen vaste klanten. [19] Eén van de heren heeft betaald. Dat was de bredere, gespierde en grootste man.
Er is contant voldaan, € 6.500,-. Ik kan mij herinneren, bijna allemaal briefjes van € 50,-.’ Er was een vrouw bij aanwezig. Ze zei eigenlijk niets en zat de hele tijd op haar Iphone.”
Gelet op het bovenstaande, met name dat er € 6.500,- contant in coupures van € 50,- is betaald, acht de rechtbank de verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Niet is gebleken dat verdachte beschikte over dergelijke contante geldbedragen. Uit haar bankafschriften blijkt dat de contante opnamen van haar rekeningen minder dan € 1.000 betreft. Omdat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het geldbedrag ten behoeve van dit horloge is van een aannemelijke legale herkomst niet gebleken, en is geen andere conclusie mogelijk dan dat de Rolex is betaald met geld dat onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande kunnen de in de tenlastelegging vermelde bestedingen niet zijn gedaan uit de legale inkomens van verdachte en [naam ex-vriend] . De vraag is echter of de verdachte dit wist dan wel dit redelijkerwijs heeft moeten vermoeden.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen niet kan worden geconcludeerd dat de verdachte wist dat de in de tenlastelegging omschreven geldbedragen en voorwerpen van enig misdrijf afkomstig waren. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het haar impliciet primair ten laste gelegde (opzet)witwassen.
De rechtbank is echter wel van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig is geweest. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Uit de hiervoor besproken gang van zaken komt het beeld naar voren van een patroon waarbij verdachte het geld van [naam ex-vriend] bewaarde (onder andere in haar tas) en hem hielp wanneer hij zijn geld wilde uitgeven door voor hem of samen met hem naar de winkel te gaan en de aankopen te faciliteren. Uit het onderzoek is gebleken dat [naam ex-vriend] verdachte ‘inschakelde’ voor zijn aankopen. [naam ex-vriend] beschikte kennelijk over grote contante geldbedragen die hij afschermde via verdachte. Op beelden is te zien dat [naam ex-vriend] contant geld uit de tas van verdachte pakt en dat hij vervolgens met dat geld betaalt. Uit een afgeluisterd gesprek blijkt dat verdachte geld van [naam ex-vriend] in haar tas bewaart.
Verdachte lijkt hierbij voornamelijk een passieve rol te hebben. Verdachte heeft verklaard dat zij ervan uitging dat [naam ex-vriend] enige inkomsten heeft behaald met zijn werk in de muziek. Bij het zien van grote hoeveelheden contant geld had het op de weg van verdachte gelegen om daar vragen bij te stellen, ook op het moment dat zij hem nog niet goed kende.
Niet is gebleken dat zij dat heeft gedaan. Het feit dat [naam ex-vriend] het geld kennelijk zelf niet bij zich wilde dragen, maakt dat er tenminste een redelijk vermoeden bij verdachte moet hebben bestaan, dat het ging om van misdrijf afkomstig geld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
in de periode van 1 mei 2015 tot en met 6 juni 2016 in Nederland, zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen, immers heeft zij, verdachte, op tijdstippen in voormelde periode, een aantal voorwerpen, te weten:
-een geldbedrag ten behoeve van drie vliegtickets van Amsterdam naar Ghana en
-een geldbedrag van ongeveer 435 euro ten behoeve van een zonnebril van het merk
Louis Vuitton, model Attitude Silver en
-een geldbedrag van ongeveer 600 euro ten behoeve van een paar schoenen, merk
Louis Vuitton, model Run Away, en
-een geldbedrag van ongeveer 6.500 euro ten behoeve van een horloge, zijnde een horloge -van het merk Rolex, model Oyster Datejust II [nummer] , serienummer [nummer] en
voorhanden gehad, overgedragen, omgezet en/of gebruikt, terwijl zij redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat, als tot een bewezenverklaring wordt gekomen, rekening dient te worden gehouden met de LOVS-oriëntatiepunten dat het gaat om een kortere pleegperiode dan waar de officier van justitie van uitgaat, dat het oude feiten betreft, er geen sprake is van een gewoonte maar van incidenten én dat verdachte niet meer met justitie in aanraking is gekomen. De raadsvrouw heeft eveneens verzocht bij een strafbepaling rekening te houden met het ‘blamen en shamen’ door het Openbaar Ministerie. De raadsvrouw acht primair een schuldigverklaring zonder strafoplegging passend. Subsidiair acht zij een geheel voorwaardelijke straf passend en meer subsidiair een deels voorwaardelijke taakstraf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen. Verdachte heeft geldbedragen voorhanden gehad en gebruikt voor betaling, terwijl zij minst genomen moest vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend met het plegen van strafbare feiten maakt onderdeel uit van het zwartgeldcircuit en kan een ontwrichtende werking hebben op de samenleving.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf de LOVS-oriëntatiepunten betrokken. Hieruit volgt dat bij fraude met een benadelingsbedrag tot € 10.000,- een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf het uitgangspunt is. Gelet op het benadelingsbedrag, de beperkte mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, acht de rechtbank een taakstraf passend.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het strafblad van verdachte van 26 februari 2019, waaruit blijkt dat zij zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank de overschrijding van de redelijke termijn in het voordeel van verdachte meegenomen. Als uitgangspunt geldt dat binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn vonnis moet worden gewezen. In deze zaak is de redelijke termijn aangevangen met het verhoor van verdachte op 26 januari 2017. Tussen die datum en de datum van het vonnis – 5 april 2019 – ligt een periode die de redelijke termijn met twee maanden overschrijdt.
In beginsel vindt de rechtbank een taakstraf van 90 uur passend. Rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn echter zal de rechtbank deze straf met 10 uur verminderen. Alles afwegende komt de rechtbank tot oplegging van een taakstraf van
80 uur.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
schuldwitwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
80 (tachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Eichperger, voorzitter,
mrs. N.J. Koene en M.R.J. van Wel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Nieuwenhuijs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 april 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.PV verstrekking gevorderde gegevens van 13 juli 2016, [nummer] , p. C04 026.
3.Onherroepelijk vonnis Rechtbank Amsterdam van 16 februari 2018 in de zaak tegen [naam ex-vriend] (ECLI:NL:RBAMS:2018:816).
4.PV bevindingen vakanties en reizen [naam ex-vriend] van 13 september 2016, p. C04 133 e.v.
5.PV verhoor getuige [naam getuige] (van reisbureau [naam reisbureau] ) van 7 okt 2016, pag. C04 175 e.v.
6.ZD C04, p. 41, Pv aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming met nummer 211 van 2 juni 2016, beslagdossier p. E 009 e.v., CIOT sessie 10817, p. E 0029.
7.PV van observatie 9 mei 2016 van 12 mei 2016, p. C04 217 e.v.
8.PV camerabeelden 9 mei 2016 Luis Vuitton winkel (inclusief fotobijlage) van 19 mei 2016, p. C04 212. e.v.
9.Verhoor verdachte als getuige 29 juni 2016, p. C01 74-75
10.PV Louis Vuittonbrillen doorzoeking [adres 1] , p. C04 220 e.v.
11.OVC gesprek, sessie 0070 p. C04 99
12.
13.PV bevindingen Schaap en Citroen – verklaring verkoper en beelden van 28 juni 2016, p. C04 350 e.v.
14.PV bevindingen exclusieve horloge van 31 aug 2016, p. C04 245 e.v.
15.PV verhoor verdachte van 29 juni 2016, p. C04 042
16.PV bevindingen exclusieve horloges p. C04 250
17.Tapgesprek van 26 mei 2016, sessie 17300p. C04 65
18.PV bevindingen van 12 september 2016C04 306 en bijlage 1, p. CD 04 312
19.PV bevindingen Schaap en Citroen van 28 juni 2016 – verklaring verkoper en beelden van 28 juni 2016, p. C04 350 e.v.