ECLI:NL:RBAMS:2019:2285

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 april 2019
Publicatiedatum
28 maart 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 5331
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid in het kader van de WIA

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Belgische, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. Eiseres had zich op 16 januari 2012 ziek gemeld en ontving een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Het UWV had op 9 maart 2018 vastgesteld dat eiseres 35,29% arbeidsongeschikt was, wat door eiseres werd betwist. Eiseres stelde dat zij duurzaam volledig arbeidsongeschikt was en ging in beroep tegen de beslissing van het UWV, dat haar bezwaar ongegrond had verklaard.

Tijdens de zitting op 14 maart 2019 heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl het UWV zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zorgvuldig te werk zijn gegaan en dat hun rapporten geen inconsistenties vertoonden. Eiseres voerde aan dat zij meer beperkingen had dan in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) was opgenomen, maar de rechtbank oordeelde dat de rapporten van de UWV-arts voldoende onderbouwd waren.

De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden en dat de vaststelling van 35,29% arbeidsongeschiktheid op goede gronden was gedaan. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/5331

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 april 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] (België), eiseres

(gemachtigde: mr. V.M.C. Verhaegen),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: A.J.J.M. van Eijk).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [bedrijf]
., te [plaats] (gemachtigde: mr. L.J.Y. Hoeneveld-Mol).

Procesverloop

Op 9 maart 2018 heeft het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van [eiseres] per 8 maart 2018 vastgesteld op 35,29%.
Op 24 juli 2018 heeft het UWV het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard.
[eiseres] heeft hiertegen beroep ingesteld. Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 14 maart 2019. [eiseres] is verschenen, vergezeld door haar [echtgenoot] , en bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen zijn gemachtigde.

Overwegingen

Geen toestemming voor het delen van medische gegevens
1. [eiseres] heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met haar ex-werkgever. De rechtbank zal in deze uitspraak de medische stukken niet inhoudelijk weergeven en de medische klachten van [eiseres] alleen in algemene zin benoemen.
Feiten en omstandigheden
2. [eiseres] heeft zich op 16 januari 2012 ziek gemeld, vanwege fysieke klachten. Na afloop van de wachttijd is haar een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toegekend.
3. Het UWV heeft [eiseres] laten herbeoordelen door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van [eiseres] voor het verrichten van arbeid in kaart gebracht en een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. De arbeidsdeskundige heeft op basis van de FML gekeken welke functies [eiseres] kan doen. De arbeidsdeskundige is tot de conclusie gekomen dat [eiseres] 35,29% arbeidsongeschikt is. Het UWV heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van [eiseres] daarom vastgesteld op dit percentage.
4. Naar aanleiding van het bezwaar van [eiseres] heeft het UWV [eiseres] opnieuw laten onderzoeken door een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Uit dit onderzoek is - onveranderd - naar voren gekomen dat [eiseres] 35,29% arbeidsongeschikt is. Het UWV heeft het bezwaar van [eiseres] daarom ongegrond verklaard.
5. [eiseres] is het niet eens met het bestreden besluit. Zij stelt zich op het standpunt dat zij vanaf 2014 onafgebroken arbeidsongeschikt is. Daarom is zij in beroep gegaan.
De vraag die de rechtbank moet beoordelen
6. De rechtbank moet in deze zaak beoordelen of er een zorgvuldig medisch en arbeidskundig onderzoek heeft plaatsgevonden op basis waarvan het UWV heeft kunnen concluderen dat [eiseres] per 8 maart 2018 voor 35,29% arbeidsongeschikt is.
Beoordelingskader
7. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (hierna: de Raad) komt een bijzondere waarde toe aan de rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, als deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen inconsistenties bevatten en concludent (logisch) zijn. Het gevolg van die bijzondere waarde van deze rapporten is dat het UWV zijn besluiten over de arbeidsongeschiktheid van een betrokkene in beginsel op dit soort rapporten mag baseren. Een betrokkene kan echter proberen aan te tonen dat zo’n rapport niet zorgvuldig tot stand is gekomen, inconsistenties bevat, niet concludent is, of een onjuiste beoordeling bevat. Om aannemelijk te maken dat de gegeven beoordeling onjuist is, is in beginsel echter wel een rapportage van een arts noodzakelijk. [1]
Medische rapportages
8. [eiseres] voert aan dat zij meer fysieke beperkingen heeft dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen. Zij vindt ook dat er meer beperkingen aangenomen moeten worden in de rubrieken 1 en 2 van de FML. Dat volgt volgens haar uit een ingediend onderzoek. Daarnaast wijst zij erop dat een arts die haar behandelt, heeft aangegeven dat hij denkt dat werken niet meer haalbaar is voor [eiseres] .
9. De rechtbank oordeelt dat aan het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep een voldoende zorgvuldig onderzoek ten grondslag ligt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de dossiergegevens bestudeerd, waaronder informatie van de behandelend sector. [eiseres] heeft zelf van een hoorzitting afgezien.
10. In de FML zijn beperkingen opgenomen voor de klachten die [eiseres] noemt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierbij alle beschikbare informatie meegewogen. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de door hem vastgestelde beperkingen. De rechtbank zal daarom geen deskundige benoemen.
11. De stelling van de behandelend arts van [eiseres] dat [eiseres] niet meer zal kunnen werken, leidt niet tot een ander oordeel. Deze arts is namelijk niet gespecialiseerd in het vaststellen van de belastbaarheid van patiënten. De vertaling van klachten in objectiveerbare beperkingen voor arbeid behoort wél tot de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts (bezwaar en beroep).
12. Omdat [eiseres] belastbaar is voor arbeid, is er geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. De beroepsgrond van [eiseres] dat zij naast volledig ook duurzaam arbeidsongeschikt is, slaagt daarom ook niet.
Arbeidskundige rapportages
13. [eiseres] voert aan dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet goed heeft gemotiveerd waarom de overschrijding op item 5.7.1 toelaatbaar is. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in haar rapport geschreven dat zij de overschrijding toelaatbaar vond, omdat in de geselecteerde functies de hogere frequentie van handelen wordt gecompenseerd door de zeer korte duur. De rechtbank vindt dit een logische uitleg en oordeelt daarom dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de overschrijding op dit item goed gemotiveerd heeft.
14. Ten slotte voert [eiseres] aan dat de functie van medewerker quality control ongeschikt is.
15. Bij de beantwoording van de vraag of [eiseres] kan werken in de functies die de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geduid, gaat de rechtbank uit van de beperkingen zoals vermeld in de FML. In de FML zijn geen beperkingen opgenomen op een relevant item. Het UWV heeft zich daarom naar het oordeel van de rechtbank terecht vastgesteld dat [eiseres] functie van medewerker quality control kon verrichten.
Conclusie
16. Uit de hiervoor gegeven overwegingen volgt dat de mate van arbeidsongeschiktheid van [eiseres] per 8 maart 2018 op goede gronden is vastgesteld op 35,29%. Dat betekent dat het beroep ongegrond is en [eiseres] dus geen gelijk krijgt.
17. Voor een proceskostenveroordeling van in beroep gemaakte kosten of vergoeding van het griffierecht bestaat bij deze uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.L. Bolkestein, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Pijpers, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 april 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 22 mei 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1683).