ECLI:NL:RBAMS:2019:1934

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 februari 2019
Publicatiedatum
18 maart 2019
Zaaknummer
AWB - 17 _ 6898
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van artikel 7:13 van de Awb door niet-betrokken lid van de bezwaarschriftencommissie

Op 26 februari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland, hierna aangeduid als de Brandweer. De zaak betreft een bezwaarprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. K. de Bie, zich richtte tegen een besluit van de Brandweer. De rechtbank heeft vastgesteld dat het derde lid van de bezwaarschriftencommissie, dat namens de ondernemingsraad aanwezig was, niet daadwerkelijk betrokken was bij de advisering zoals vereist door artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit gebrek in de advisering heeft geleid tot de conclusie dat het advies niet voldeed aan de wettelijke vereisten.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de advisering door de voltallige bezwaarschriftencommissie niet heeft plaatsgevonden, omdat slechts twee leden aanwezig waren tijdens de hoorzitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwezigheid van het derde lid, dat eerder vertrok, en de rol van de secretaris, die geen lid van de commissie is, hebben bijgedragen aan de onvolledigheid van de beraadslaging. De rechtbank concludeert dat de eiser mogelijk nadeel heeft ondervonden van deze gang van zaken, waardoor het beroep gegrond is verklaard.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de Brandweer opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de eiser. Tevens is de Brandweer verplicht om een nieuwe hoorzitting te houden met drie andere leden dan de leden die bij de eerdere hoorzitting betrokken waren. De rechtbank heeft de Brandweer ook veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de eiser, die zijn vastgesteld op € 1.536,-. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/6898

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van

26 februari 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

hierna: [eiser]
(gemachtigde: mr. K. de Bie),
en
het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland,verweerder, hierna: de Brandweer
(gemachtigde: mr. M.J. Hofste).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de Brandweer op binnen 6 weken na de dag van verzending van deze
uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de Brandweer een nieuwe hoorzitting moet houden met drie andere leden dan die commissieleden die bij de hoorzitting betrokken waren;
- draagt de Brandweer op het betaalde griffierecht van € 168,- aan [eiser] te vergoeden;
- veroordeelt de Brandweer in de proceskosten van [eiser] tot een bedrag van
€ 1.536,-.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. De vraag is of de advisering is gedaan door de voltallige bezwaarschriftencommissie.
De rechtbank vindt van niet.
2. Na afloop van de hoorzitting moest [naam] ( [naam] ), lid van de bezwaarschriftencommissie namens de ondernemingsraad (de O.R.), om wat voor reden dan ook, eerder weg, waardoor slechts twee leden aanwezig bleven, de voorzitter ( [naam] ) en daarnaast één lid van de commissie namens de werkgever ( [naam] ). Weliswaar was ook nog aanwezig de secretaris ( [naam] ), maar zij is geen lid van de commissie.
3. Uit het dossier blijkt niet of, en zo ja op welke wijze, [naam] bij de
volledigeadvisering betrokken is geweest. [naam] is slechts bij een deel van de beraadslaging betrokken geweest. En in ieder geval niet bij dat gedeelte van de beraadslaging dat over de strafmaat ging. [naam] is bovendien niet betrokken geweest bij de tekst van het uiteindelijke advies.
4. Daarmee voldoet het advies niet aan het vereiste dat het derde lid van de commissie daadwerkelijk bij de advisering betrokken is geweest [1] . De rechtbank acht hierbij van belang dat een gedachtenuitwisseling tussen de drie commissieleden een essentieel onderdeel uitmaakt van de beraadslaging. En daar is hier onvoldoende van gebleken.
5. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit gebrek niet worden gepasseerd met artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de rechtbank niet met zekerheid kan zeggen dat [eiser] géén nadeel heeft ondervonden van deze gang van zaken. Het is nu eenmaal zo dat een beraadslaging van drie leden met de gedachtenuitwisseling die daarbij plaatsvindt niet tot hetzelfde resultaat hoeft te leiden als een beraadslaging die tussen twee leden plaatsvindt.
6. Het beroep is gegrond wegens schending van artikel 7:13 van de Awb. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
7. De rechtbank zal bepalen dat de Brandweer met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen op het bezwaar van [eiser] tegen de primaire besluiten I, II en IV. De Brandweer moet binnen 6 weken een nieuwe beslissing nemen. Het beroep tegen het bestreden besluit dat ziet op het primaire besluit III is ter zitting ingetrokken, zodat dit besluit niet langer onderwerp van de bezwaarschriftprocedure is.
8. De rechtbank bepaalt verder dat de Brandweer een nieuwe hoorzitting moet houden met drie andere commissieleden dan de leden die bij deze zaak betrokken waren (uiteraard met uitzondering van de ambtelijk secretaris).
9. Omdat het beroep gegrond is ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat de Brandweer aan [eiser] het door hem betaalde griffierecht van € 168,- moet vergoeden.
10. De rechtbank veroordeelt de Brandweer in de door [eiser] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.536,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus en 0,5 punt voor een nadere zitting anders dan na tussenuitspraak met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Polak, voorzitter, en mr. L.C. Bachrach en
mr. J.A.W. Jansen, leden, in aanwezigheid van mr. S.S. Soylu, griffier, op 26 februari 2019.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat u kunt doen als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kunt u hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep. Dat moet u dan doen binnen zes weken na verzending van deze uitspraak.
Als de zaak spoedeisend is, kan degene die hoger beroep heeft ingesteld ook aan de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter vragen om een voorlopige beslissing te nemen.

Voetnoten

1.Zie uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 augustus 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AU0694.