Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Waardering van het bewijs
4.Het bewijs
5.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte
6.Motivering van de straf
7.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
8.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
13 december 2016 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar), waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 145 dagen met aftrek van voorarrest, met bevel dat van deze straf een gedeelte, 119 dagen, niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Ook bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.
194 (honderdvierennegentig) dagen.
90 (negentig) dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
2 (twee) jarenvast.
€ 271,- (tweehonderdeenenzeventig euro) materiële schade en € 250,- (tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.