Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 1 maart 2019 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Inleiding procedure
28 februari 2011 heeft hij een aanvraag gedaan voor een planschadevergoeding. Deze aanvraag is afgewezen bij het primaire besluit. Zijn bezwaar heeft het college bij het besluit op bezwaar van 27 november 2012 en bij het bestreden besluit (zie ook 4.1) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit heeft het college de adviezen van SAOZ van 23 augustus 2017 en van 16 november 2017 ten grondslag gelegd.
Planologische vergelijking
Onherroepelijke uitspraak
uitgangspuntdat [eiser] in een nadeliger positie is komen te verkeren als gevolg van het nieuwe planologische regime, heeft de rechtbank dus een oordeel gegeven en dit kan in deze procedure niet opnieuw ter discussie worden gesteld.
uitzonderingop de regel van de (theoretische) vergelijking van planologische regimes.
12 augustus 2010 niet meer kon benutten, omdat aan hem geen vergunning op grond van de Vob zou worden verleend. Daarom heeft het college de ligplaatsen terecht niet betrokken bij de planvergelijking en heeft het college dus kunnen concluderen dat [eiser] door het nieuwe bestemmingsplan uiteindelijk niet in een planologisch nadeliger situatie is geraakt. De rechtbank motiveert deze conclusie in de volgende overwegingen.
Beslissing
mr. C.F. de Lemos Benvindo en mr. H.J. Schaberg, leden,in aanwezigheid van
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2019.